lot is over u neêr gekomen! Hadt gij dan toch ook maar trouw de Sabaëesche amuletten willen dragen! O mijn arme, arme, vorstelijke heer! Wat zult ge thans beginnen! Gij, die u baaddet in weelde! En nu! Wat nu?! Ach arme, arme vorstelijke heer, en ach arme, arme Kaleb! Want wie heer, arme vorstelijke heer, zal mij thans uw rekening voldoen!!!
En Kaleb, jammerende, weeklagende en hoofdschuddende en schreiende, plooide de lange, lange, lange papyrus-rol uit zijner rekening, die van uit zijne trillende vingers neêr kronkelde tot op den grond, een ritselende slang gelijk.
- Wij zullen die rekening dadelijk eens nakijken, Kaleb, bemoedigde Lucius. Roep de intendanten hier en Thrasyllus.
Zij kwamen en bekeken de rekening en schudden het hoofd en vonden de kosten der groote Ethiopische jachten wel vreeslijk duur, maar Kaleb zwoer, dat hij ze, omdat Lucius hem dierbaar geworden was, billijker had berekend dan hij andere, vorstelijke heerschappen deed.
- Maar er is wel iets op te vinden, heer, zeide Kaleb en trok Lucius ter zijde.
En hij zeide:
- Heer, als gij mij Kora afstaat.... schrap ik àl de kosten der Ethiopische jachten.
- Kaleb, zeide Lucius ernstig. Ik weet, dat je Kora wel lief hebt. Maar ik heb Kora ook heel lief, Kaleb, en ik wil haar houden als mijn eenigen rijkdom.