kan geweten worden, werd gered, als zuigeling, door de dochter van een Farao, waar hij in een biezen korf door zijne zuster werd te vondeling gelegd ter plaatse waar de prinses gewoon was te baden; zij was de dochter van Amenofis III, die zijn volk door tien plagen zag getroffen, gezonden door den God der Joden, Jahve, over Egypte, omdat de Farao niet duldde, dat zij het land verlieten. Deze Farao verdronk in de Roode Zee en was de vader van Sesostris... In deze rollen heb ik geschreven alles wat belangwekkend was, met de bizonderheden...
En Thrasyllus, blijde, dat Lucius' belang was opgewekt, bood hem de rollen.
Lucius las.
- Dat alles is hièr gebeurd, zei hij, ontdaan, geboeid; dat alles is... het Verleden! Het eeuwen-, eeuwen-oude Verleden... dat wèg is... dat verzonken is onder deze zanden... reeds duizende jaren geleden... Wat zijn wij klein, als wij het Verleden in blikken... en als wij in de eeuwen staren... de eeuwen, die diep, diep zijn weg gezonken...
- Mijn kind, zei de oude paedagoog; ik ben zoo dankbaar, dat je geest weêr vatbaar wordt voor zulke indrukken... Want de schoonheid van het Verleden is een troost voor het Heden, en de zieke ziel geneest in die schoonheid, wanneer zij begrijpt, dat haar eigen smart slechts een zandkorrel is van een woestijn, die opwaait, en alles bedekt...
Lucius antwoordde niet meer, geboeid om wat hij