is, zal het litteeken mij herinneren, die ik u toehoor, heer, en uw slaafje ben....
- Maar waarom huil je dan, Tarrar, en waarom heb je verdriet? vroeg Lucius.
- Ik huil, heer.... begon Tarrar; omdat....
En toen kon hij zich niet meer, kluchtig eerbiedig trouw aapje, vermeesteren, en snikte het uit.
Lucius legde hem de hand op zijn kroesbol.
- Waarom huil je, kind? vroeg Lucius.
- Omdat de slangetjes niet meer hebben willen dansen!! snikte Tarrar het uit, radeloos. Omdat nu het éene slangetje dood is, en het andere verdwenen, want het is uit zijn velletje gekropen, en het heeft zijn velletje achter gelaten! Omdat, hoe ik ook, op het fluitje, achter in den tuin, om geen leven te maken en ù niet te storen, heer, het tooverwijsje gefloten heb.... de slangetjes nièt meer hebben willen dansen.... zoo, als toen de koopman floot! En omdat nù.... heer, het eene slangetje dòod is, en het andere weg gekropen is in zijn velletje....!
En Tarrar, door wanhoop overmeesterd, snikte het uit en toonde zijn meester het slangetje en het ebbenhouten kistje, waaruit, als een lintje, een velletje hing, met op den kophuid een stukje vierkant glas geplakt.
Lucius glimlachte weemoedig. Was, als Tarrar, hij niet zelve wanhopig, omdat ook hem zijn speelgoed verstoord was? En hij zeide:
- Kom meê, Tarrar....
En bij de hand nam hij het slaafje mede naar zijn vertrek.