XV
De bloedige koning kreeg tijding van hunne zegepralen. De dood aasde op dien
beul, wiens lichaam opgevreten wierd door de wormen. Door de gangen van 't
kasteel van Valladolid sleepte hij, ziekelijk en terugstootend, zijne gezwollen
voeten en zijne loodzware beenen. Nimmer neurde hij een liedeken, de
wreedaardige beul; als de Oosterkim kleurde, lachte hij niet, en als de zonne
zijn rijk verlichtte als met een glimlach des Heeren, voelde hij geene de minste
vreugd in zijn hart.
Maar Uilenspiegel; Lamme en Nele zongen als lijsters, waagden hun vel, leefden
zonder aan den dag van morgen te denken, en vonden meer genoegen in het
uitdooven van eenen brandstapel, dan de zwarte koning vreugde smaakte in de
verbranding van gansch eene stad.
In dien tijde ook was Willem de Zwijger, prins van Oranje, gedwongen messire
Lumey, graaf van der Marck, zijnen graad