schoft die een perel van gezag te meer aan zijne krone wil brengen. Perel dien
hij glorierijk waant, doch die maar een perel van bloed en van rookwalm is. Ha!
kon ik U perelen naar mijnen zin, vliegen alleen zouden uw gezelschap nog wezen.
Terwijl hij daaraan dacht, zag hij eene bende herten voorbijrennen. Er waren er
groote en oude, die hunne horens met negen takken fier in de lucht droegen.
Jonge reebokjes, die hunne schildknapen zijn, trappelden naast hen en schenen
bereid hun met hunne scherpe horens ter hulp te komen. Uilenspiegel wist niet
waar zij gingen, maar hij dacht dat het naar hunne rustplaatse was.
- Ha! sprak hij, oude herten en lieve reebokjes, fier en blijde gaat gij in het
diepste van het bosch uw leger opzoeken; langs geurige paden vinden zij jeugdige
spruitjes te eten, gelukkig zijn ze tot dat de jager, hun beul, komt. Aldus is
het ook gelegen met ons, oude herten en jonge reebokjes!
En de assche van Klaas klopte op Uilenspiegel zijne borst.