XLV
Doch koning Philippus had geen honger, en at gebakjes bij zijne gemalin, Maria de
leelijke, van het koninklijk huis der Tudors. Hij beminde heur niet, maar hoopte
die tengere vrouw te bevruchten, om aan de Engelsche natie eenen Spaanschen
koning te geven.
Maar die verbintenis van eenen kasseisteen met eene brandende kool mislukte haar
doel. Philips en Maria waren echter genoeg verbonden om protestanten met
honderden te doen sterven door het vuur en het water.
Als Philips uit Londen niet was, noch onder eenige vermomming weg was om zich in
eene of andere slechte plaats te vermaken, bracht de nacht de beide echtgenooten
bij elkander.
Dan ging koningin Maria, in schoone Iersche kant en fijn Doornijksch lijnwaad
gehuld, recht als een paal met den rug tegen het echtelijk bed staan, terwijl
Philips keek of hij bij zijne vrouw geenerlei teeken van zwangerschap zag; doch,
niets ziende, maakte hij zich kwaad en bekeek hij zijne nagelen zonder een woord
te uiten.
Toen sprak de leelijke vorstinne hem teederlijk aan en met haar oog dat zij
lodderig trachtte te maken, smeekte zij den ijskouden Philippus om liefde. Niets
ontzag zij, noch tranen, noch kreten, noch smeekingen, om eenen warmen zoen te
ontvangen van hem die heur zijne minne niet schonk.
Handenwringend kroop zij te vergeefs voor zijne voeten; als eene uitzinnige
vrouwe lachte en weende zij te gelijk om hem te verteederen; doch lachen noch
tranen vermochten dit steenen herte te smelten.
Als eene verliefde slange, sloeg zij te vergeefs hare armen rond hem en trok zij
tegen heure hert de smalle borstkas waar de wanstaltige ziel van den bloedigen
koning in huisde; hij bleef onbeweeglijk als een paal.