zegde men hem
dat de nar Pierken gebersten was van 't lachen; maar dat er voor eenigen tijd
een andere nar in de stad was, met name Uilenspiegel.
De bode ging hem vinden in eene taveerne, waar hij gestoofde mosselen aan 't eten
was.
Uilenspiegel was verrukt als hij vernam dat het voor hem was, dat de
schepenenbode van Antwerpen kwam, op een schoon peerd van het Veurne-Ambacht en
met een ander bij den toom.
Zonder af te stijgen, vroeg de bode hem of hij geene nieuwe poetsen kende om
koning Philippus te doen lachen.
- Onder mijn haar liggen er poetsen met de macht, antwoordde Uilenspiegel.
En zij reden weg. De twee peerden liepen spoorslags tot Antwerpen, met den bode
en met Uilenspiegel.
Uilenspiegel verscheen voor den markgraaf, den binnen-burgemeester, den
buiten-burgemeester en de poorters van Antwerpen.
- Wat schikt gij te doen? vroeg de markgraaf hem.
- In de lucht vliegen, antwoordde Uilenspiegel.
- Hoe gaat gij dat aan boord leggen? vroeg de markgraaf.
- Weet gij wat nog minder weerd is dan eene blaze die berst?
- Neen, sprak de markgraaf.
- 't Is een geheim dat men uitbrengt, was 't antwoord van Uilenspiegel.
Doch de feestherauten reden op hunne schoone peerden met karmozijnpanne getoomd,
door de straten, markten en pleinen van de stad met slaande trom en schallenden
horen. Op die wijze maakten zij bekend aan de signoorkens en
signorinnekens dat Uilenspiegel, de nar van Damme, op de
kaai in de lucht ging vliegen, in de aanwezigheid van koning Philippus en zijn
eerweerdig, doorluchtig en adellijk gezelschap.
Rechtover de estrade des konings stond een huis, op Italiaan-