| |
| |
| |
Lof-litanie van den H. Franciscus van Assisië (Fragment)
PAPAVER van liefde in het egaalgeele veld der onverschilligheid,
Zonnebloem van hartstocht in den tuin der sluipend-luie ranken,
Roos van zoetheid midden scherp-zwoele geuren van violen,
Luide cello van hartstochtelijke extase,
Heimwee van smeltende teerheid,
zoo zijt ge o Franciscus,
Gij wiens beeld, door soms dorre woestijnen van
leven, is als kindergelach in mijn dood bureel -
het rijt de donkerte van de wanden.
Krachtige toren van jubel.
Als op lentefoor in lachpaleis van zaligheid, onstuimige danser,
IJle klokkeklank die m'aanvaart op windewiek,
Nachtegaal en leeuwerik van lof,
Allerluidstluidende klok,
Banaan van zoete vergiffenis,
Alte Weise van hemelheimwee,
bid voor ons dwazen, die het geluk zoeken in rust.
| |
| |
een ijle spitsboog van magerheid uw lichaam,
een speldekussen van boete uw zingende borst,
een gloeikous van wit licht uw mager gelaat,
door koude woud van mijn jonge ziel, getoet
plots als van een romantische jachthoren,
door avondstraat van vrede laaie suizen van roodhelle tram,
door mistig rotspad geweldig hoornen van postkoets,
door hunkervlakte van onbewustheid: mijn leven,
uw leven plots als een tragisch rood-gestempelde
expressbrief in een wit begijnhof,
maar simpel als een volkswijs, flinke Madelon, genot voor duizenden,
en simpel als kinderdans midden volksbuurt,
en simpel als sleebellen door sneevlakte,
zoo zijt ge O Franciscus.
uw oogen als plotse fanalen,
naar den afgrond aller liefde toe, naar God, neem me mee,
lijk, los van de ree, gerukt wordt een schip,
een harde slag, een dappere baar,
naar het heerlijke Land, van OVERZEE.
Heilige, groot-heilige Franciscus, hier zijn de mor-
zels van mijn hart, meer heb ik niet - de woede
honden van jeugd-dagen hebben alles verslonden,
| |
| |
hier is de koelheid van mijn klamme haren,
hier is de zwakheid van mijn zwervende voeten,
hier is de ijdelheid van mijn praatgrage tong.
Ik breng u het ellendig beste dat ik heb,
de myrrhe van mijn woorden,
de wierook van mijn vereering,
en het armzalige goud van mijn liefde.
Maar ook het beste dat mijn ziel gebouwd heeft draag ik u op:
de nagedachtenis van mijn vader,
de ernstige gestrengheid van mijn moeder,
de hunkerende weltschmerz van mijn broer,
het zoete zwijgen van mijn meisje,
en de heerlijk-weemoedige ironie van mijn vriend.
|
|