Nieuwe geluiden(1924)–Dirk Coster– Auteursrecht onbekendEen keuze uit de poëzie van na den oorlog (1918-1923) Vorige Volgende [pagina 117] [p. 117] In memoriam Herman van den Reeck IN mijn stille, witte cel is het bericht van uw dood als een nieuw parool dat scherpe lippen fluisteren in de nacht. (Die het wachtwoord ontvangt hij zet zijn leven tot een bolwerk er om heen.) Ik heb u nooit gezien, ik heb u nooit gekend. Maar dit weet ik: dat zo wij ooit mekaar hadden ontmoet, broeder, reeds na de eerste groet, onze handen werden ineengelegd en een bond gesloten! Men zegt dat een kleine, lompe kogel in je longen drong: een brokje lood dat een halve sekunde door de lucht gierde als de angstgil van een zwaluw, en door je jonge vlees in je longen drong, astrant en brutaal als een dronken huisbaas. [pagina 118] [p. 118] Men zegt dat je jonge, krachtige longen vol bloed werden gestort: een rode zee van bloed waarin de kreten van je hart, die waren lijk stormvogels, jammerlik verdronken! Broeder, nu jij als een schone, vriendelike heilige op de baar ligt, wat zal ik je geven? Al het fijnste goud van mijn leven is bleek en mat in de glans van je aureool, vals blinkt mijn vers in het licht van dat glorieuze gedicht dat jij met je bloed schreef op de straatkeien! En mijn deel in het lijden is zo gering, zo nietig. Broeder, ik sta hier zo arm: ik kan niet eens wenen, want ik ben zo verhard en zo dof geworden in deze tredmolen! [pagina 119] [p. 119] Maar ik kan nog knielen, broeder, en mea culpa slaan: om mijn verwatenheid en om mijn zwakheid, om mijn opstand en om mijn ongeduld. Broeder, je bloed verdelgt mijne schuld! Die in zonde tot je komen, de lammen, de bangen en de onverschilligen: zij keren in reinheid, geslagen met genade door de rode bliksem van je dood. Vorige Volgende