Kompleete dichtwerken. Deel 2(1862)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 377] [p. 377] Aan een naamgenoot van Bilderdijk ter gelegenheid van zijne eerste avondmaalsgemeenschap. Die overwint, Ik zal hem geven een witten keursteen, en op den keursteen een nieuwen Naam, dien niemand kent, dan die hem ontfangt. Openb. II. 17. Gy draagt een schoonen naam, o jonge Bilderdijk! O! draag hem nederig, maar waardig, door het streven Om in beroep en kunst voor hooger doel te leven, Door meer, dan d' overvloed van goud of zilver rijk. Gy draagt een schoonen naam! en toch! gy moest begeeren Een nieuwen, - een', waar God Zijn' hemel aan verbond! Voer dezen, in de kracht eens u gekruisten Heeren, Op 't voorhoofd, in uw hart en Hem gewijden mond! 1839. Vorige Volgende