Kompleete dichtwerken. Deel 1
(1861)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
Bij het openbaar examen der Nederlandsche Portugeesch-Israelitische armenschool. 15 Julij 1818.aant.Voorzang.1.
God, vol deernis, vol genade,
Van wien alle zegen daalt!
Sla uw teêre kinders gade,
Waar hun zwakke poging faalt!
In uwe albezielende oogen
Ligt de luister van dees dag!
Dale een wenk dan uit den hoogen,
Die ons kracht verleenen mag!
2.
Wat is al hetgeen wy derven,
Rijkdom, wereldgrootheid, Heer!
Wat uw liefde ons deed verwerven,
Is ons eindloos, eindloos meer:
| |
[pagina 179]
| |
Eedle mensch- en kindervrinden,
Die een hopelooze jeugd
't Aardsch geluk doen wedervinden
In beschaafdheid en in deugd!
3.
God, vol deernis, vol genade,
o! Bekroon hun grootsche zucht!
Sla uw teêre kinders gade
By het oogsten van de vrucht!
Zij hun weldaad niet verloren!
Maar laat onze dankbre mond
Hier geen woord, geen klank doen hooren,
Die niet hunnen roem verkond'!
| |
Tusschenzang.1.
't Beeld van God kwam niet in 't leven
Tot een onverpoosd genot,
Maar 't verstand werd hem gegeven,
Om met kracht en werk te streven
Naar het schitterende lot,
Hem bereid, beloofd door God!
| |
[pagina 180]
| |
2.
Zalig, die zijn gaaf waardeeren,
Niet in aardsche lust verdwaald!
Die verstand en harte leeren
God en deugd veréénigd te eeren,
Uit wie 't zielsgenoegen daalt,
Waar geen ander heil by haalt!
3.
Zalig, die zijn kostbre gaven
Kweken in het hart der Jeugd!
God zelf zal hun poging staven!
Hy zal waken voor die braven,
Voor de poging van een deugd,
Waar Hy zelf zich in verheugt.
| |
Slotzang.1.
Tot aanbidding van Gods naam
Voegt zich aarde en hemel zaam!
Laat ons, zwakke stervelingen,
Meê zijn macht, zijn weldaân zingen!
Voert dien nederigen toon,
Englen, voor Gods hemeltroon!
| |
[pagina 181]
| |
2.
Dat wy leven, is van Hem!
Hem behooren hart en stem!
Dat dan onze dankbre klanken
Eerst Hem om het leven danken,
Hem, die waar zijn oogwenk daalt,
Leven en genieting straalt!
3.
Maar verwijderd van zijn hof,
Wat vermogen we op dit stof? -
Hy zal onze zwakheid staven,
Hy verzorgt den weg des braven,
En geheel de wereld zwicht,
Waar de mensch zijn oogen richt!
4.
Eindloos loven we U, o God,
Liefdrijk meester van ons lot!
Gy alleen, gy kunt verheffen,
Gy alleen, met rampen treffen,
Gy, gy zelf waakt om het hoofd
Van die in Uw naam gelooft!
|
|