Werken
(1883)–Samuel Coster– Auteursrechtvrij
[pagina 577]
| |
[Vertoninghen op de Inkomste van Maurits, Prince van Orangiën]aant.Geeraardt Brandt vertelt ons in zijne ‘Inleydinge tot de Beschryving der zes middelste Vertooningen....... op d'Afkunding der Eeuwige Vreede vertoont’Ga naar voetnoot1), dat ‘in den jare XVIII.... Prins Maurits, koomende van zijn reyze uit Overyssel, eenige dagen door waatervertooningen (wierdt) onthaalt. dit werk stont nooit stil, maar voer al zwierende voort, en kreeg door de beweeglijkheit, en 't verplaatsen een ongemeene aangenaamheit: men vertoonde den welstandt der Seven vrye Landen, en de Veldtheer wierdt met liefelijke maatgezangen voor het Prinssenhoff (in dit hoff pleegen de Graven en Landtvoogden van Hollandt t'huis te leggen) verwellekomt. 's Daags daar aan deedt de Kamer nieuwe vertooningen, van al 't leedt dat de Spanjaardt, en al de diensten, die 't huis van Nassau deeze Landen gedaan heeft........ naar de Vertooningen wierdt heb Hollandtsch Treurspel van Velzen gespeelt.’ In de ‘Beschrivinge van de Blyde Inkoomste..... van Haare Majesteyt van Groot-Britanien. Vrankryk en Jerland. Tot Amsterdam, Den 20 May 1642’ (Bij Nicolaes van Ravesteyn, Voor Pieter Nolpe, Boeckverkooper inde Calverstraet, 1642) leest men (bl. 10) aangaande de vertooningen van 1618: ‘In aller haest hadden die van de Oude Kamer, door last geloof ik van de Heeren Burgemeesteren, een Toneel voor de Waegh opgesmeten.... | |
[pagina 578]
| |
Wy [leden der Academie], (die wel wat hadden behooren en konden doen) nevens andere Kijkers op den Dam staende, wierde van een hoope herselooze, uytgelatene, en 't bekkeneel vol winds hebbende gasten bespot, gelasterd, en boos-aerdig uyt-gelacht, om dat wij, die geen last en hadden, nevens andere niet woelende waren, 't liep zo hoog dat wy geraden vonden, (om de handen van een hoope los-koppen en redeloze menschen van het lijf te weeren) in aller haast iets toe te stellen.... Men huurde op eygen koste negen steygerschuyten, die met der vaerd voor de plaatse die de Academi genoemt was, haar lieten vinden’.... In het jaar 1618 zagen twee verschillende drukken eener ‘Verklaringhe over de Vertooningen’ bij Nikolaas Biestkens te Amsterdam het licht. De Verklaringhe wordt in een dezer drukken (I) gegeven aan ‘yder een’, in den anderen (II) aan ‘de E.E. Heeren, onze Heeren de Burgemeesteren der Stede Amsterdam’. Een kort voorbericht in I, van de hand van Samuel Coster, toont aan, dat deze de schrijver der Vertoninghen is. | |
[pagina 579]
| |
Vertoninghen Tot Amsterdam ghedaan door de Nederduytsche Academie, Op de Inkomste van zijn Excellentie, Maurits, Prince van Orangien, etc. In 't Iaar 1618, op den 23, 24en, 25en dach in Mey. FERVET. OPVS, REDOLENTQUE. THYMO. FRAGRANTIA. MELLA. 1617. YVER.
t'Amsterdam, By Nicolaes Biestkens, Drucker der Duytsche Academie, inde Lelie onder de Doornen. MDCXVIII. |
|