Isabella: treurspel
(1619)–Samuel Coster– Auteursrechtvrij
[pagina 66]
| |
Waar vindt men ws ghelijcke
In liefd', in trouw', in maat, in Godes vresen,
In hoop, die ghy doet blijcken
Door u gheloof en u kloeckmoedich wesen:
Want ghy ontsiet
V leven niet;
Maar eerder koost ghy't sterven,
Als dat ghy woude,
Maar een der seven oude
Deuchden derven.
Wel aan, wel aan ghetrouwe,
Daar voor sult ghy den Hemel nu bewoonen:
Daar voor sult ghy, o Vrouwe!
Van Gode weer ontfanghen al de kroonen
Van ware deucht,
Daar me ghy meucht
Ten Hemel in gaan streven,
En statich brallen:
God heeft een wel-ghevallen
In u leven.
V leven God behaachden
En daarom zal't in eeuwicheyt oock blyven
't Voorbeeldt van alle maachden,
En 't voorbeeldt oock aan eerelijcke wyven:
Die trou en kuys
Haar man en huys
Voorstaan in swaricheden.
Die sullen poghen
V seden, watse moghen,
Na te treden.
| |
[pagina 67]
| |
Rey van Hemel-lieden.
Op Isabella, op, ghy die zo trouw' volherde
In kuysheyt, doen ghy van oneer bestreden werde
Met list en met gheweldt. Op Isabella, op.
Rijst op, beklimt met my des Hemels hooghe top,
Die ghy besitten sult voor een zo goeden gave.
Zerbijn! de sware sarck die went'le vanden graven.
Zerbijn! rijst op Zerbijn! en met deez' reye zweeft
Ten Hemel op. Zerbijn en Isabella leeft.
Leeft met u beyden nu by Gode' in eeuwicheden.
Leeft ghy vereende twee, voormaals van lijf en leden.
Leeft nu, mengt ziel in ziel, maackt van twee zielen een.
Komt hier gheseghent paar ghy sult met mijn betreen
De Kristalynen vloer van 's hemels gulden salen,
Die't de Almogentheyt ghelieft heeft te vermalen
Met 't levendighe goudt, daar rey by reye springt,
Daar saal'ghe ziel by ziel den lof zijns Scheppers singt.
Daar vreucht op vreuchde wort in eeuwicheyt bedreven:
Verlaat de droeve aard', en komt daar vrolijck leven.
Verheucht u Hemel en verwelkomt deze Bruyt,
En galmt haar groote lof met held're keelen uyt.
|
|