Isabella: treurspel(1619)–Samuel Coster– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Viifde Bedriif. Viifde Toneel. Rey van Hemel-lieden. De dinghen Rodomont die ghy nu siet gheschien Zijn godd'lijck. Wijckt ter zy, wijckt, seg ick, met al d'uwen, Die door haar godloosheyt de ware Godheyt schuwen. Ick koom van boven af beneden op der aardt, Om Isabella op te nemen, die te waardt Is om te rotten in een graf dat ghy doen houwen Wt Marber steenen wilt, by Gode zal ick bouwen Haar onvergancklijckheydt, daar zy zal rusten met De salighe zielen kuys, en Maachden onbesmet. [pagina 65] [p. 65] Onkuysche dronckaart wech, ghy moet van hier vertrecken, En deysend' rugge-waarts u schand'lijck aansicht decken, Beschaamt voor dese glans. Gata heen verlaat de plaats Daar ghy zo reuck'loos hebt bedreven zo veel quaats. Gaat ongheloovich mensch, gaat heen en stopt u ooren, Want ghy niet waardich zijt der Engh'len sang te hooren, Veel minder noch de plaats t'aanschouwen daar sy leyt. Gaat heen dijn is de vloeck, de seg'ning haar bereyt: En voort-aan sullen u oock alle maachden haten. Rod. Ick ga, dan nimmermeer zal ick de plaats verlaten, Dat zweer ick Isabel, maar hier doen bouwen een Begravenisse van de beste Marber steen, Ronts-om verciert met alle Ridderlijcke schilden, Schoon of icker mijn kroon en selfs Argier aan spilden. Vorige Volgende