Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] De soldaat. Als de oorlogsstorm had uitgewoed En vrede in onze gouwen Verweesd zoovele kindjes vond, In rouw zoovele vrouwen, Verliet ik legertent en schans En menigen trouwen makker, Den schamelen knapzak op den rug, Wel arm, maar frisch en wakker. De handen rein van schuldloos bloed, In 't lijf een luchtig herte, Zoo toog ik weer naar Schotland, dat Mij toeloeg uit de verte. Al reizend dacht ik aan mijn dorp, En meer nog aan de deerne, Wier zoete stem en tooverblik Ik hoorde en zag zoo geerne! Zoo kwam ik eindelijk in het dal, Waar ik als knaapje stoeide; En ging door 't hout, waar mijne hand Zoo vaak in Nancy's gloeide... [pagina 248] [p. 248] Wie zag ik daar? O vóór mijn oog Was Nancy plots verschenen - Ik moest de wimpers luiken, dat Ze mij niet zou zien weenen. O, stamelde ik, o meisje, zoet Als frissche dorenbloesem, Gelukkig is wie 't hart bezit, Dat klopt in uwen boezem. 'k ben arm, en heb nog ver te gaan, En zou in uwe woning Graag rusten eene korte wijl - Ik diende trouw den koning! Zij keek me zwijgend aan, en scheen Mij schooner dan te voren... Mijn lief, zoo zei ze, is ook soldaat, Hem blijf ik toebehooren. Ons nederig dak en sober maal, 't is alles uw; kom binnen! Wie 's lands kokarde en rusting draagt, Wie zou hem niet beminnen? Maar eensklaps was de rozekleur Van haar gelaat verschoten... O zijt ge Willie? riep zij uit, En hield me aan 't hart gesloten. - [pagina 249] [p. 249] Ja, Willie ben ik, Nancy zoet, En heb u woord gehouden, Dat zweer ik u bij God, op wien Wij onze hope bouwden! De krijg heeft uit, nu blijf ik t' huis, O liefste hartsvriendinne! En hebben wij ook geld noch goed, Toch zijn we rijk aan minne. - Och! bestevader liet mij goud En deze pachthoef erven... En kom, soldaat, mijn eenig lief, Wees welkom duizendwerven! - De boer en krijgsman zwoegen slechts Opdat hun schat vermeere; De krijgsman tracht naar roem alleen, Des krijgsmans weelde is eere. O vóór den dapperen soldaat Dient gij het hoofd te neigen, Want hij is 't, die zal strijden, als Gevaren 't land bedreigen! Vorige Volgende