Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 209] [p. 209] Mijn schat is weg. (Des Knaben Wunderhorn.) Mijn schat is weg, naar den vreemde heen - Ik weet niet, ik weet niet waarom ik ween. Misschien is hij dood, en stijf en stom - Dies breng ik mijn leven zoo treurig om. En als me mijn schat wou leiden ter kerk, Veel nijdige tongen er deden hun werk. Men zeide van dit, men zeide van dat - Het maakt er nog heden mijne oogen nat. De dorens en distels die steken zoozeer, Maar nijdige tongen die steken nog meer... Geen vuur op aarde brandt er zoo heet Als heimlijke liefde, waar niemand van weet... [pagina 210] [p. 210] Waar dachten mijn vader en moeder toch aan - Zij hebben mijns harten beê niet verstaan. Zij gaven mij eenen braven man, Eenen man, dien ik niet beminnen kan. Ach zoete schat, ik bid u, kom, Wanneer ik er ligge stijf en stom, Kom mee ter begraving, ach zoete schat, Omdat ik u immer zoo lief heb gehad! Vorige Volgende