Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 206] [p. 206] O zeg ons, herderinne. (Jacques Jasmin, Françouneto in Las Papillôtos) O zeg ons, herderinne, Waarom ge uw harte houdt Gesloten voor de minne, En als 'ne koninginne Zoo grillig zijt en koud? Al blinken allerwegen U smeekende oogen tegen, Naar uwer liefde zegen Wordt vruchteloos getracht En gesmacht... O wees als schoon geprezen, Doch tevens als teeder, kind! Wat baat, bemind te wezen, Wanneer men niet wedermint? [pagina 207] [p. 207] Gelijk een straal der zonne Den beemd met loof versiert, Zoo welt er eene bronne Der allergrootste wonne, Waar men uw bijzijn viert. Bij 't vormen uwer leden Kon meer bevalligheden De Schepper niet besteden, Zoo fluistert iedereen Om u heen... O wees als schoon geprezen, Doch tevens als teeder, kind! Wat baat, bemind te wezen, Wanneer men niet wedermint? Als wij u niet ontwaren, Wanneer, ten dans bereid, De paren zich vergaren, O dan is heengevaren Ons aller vroolijkheid. Maar niemand is er treurig, En 't veld is eens zoo kleurig, De dreve is eens zoo geurig, Als gij er bloembekranst Met ons danst... O wees als schoon geprezen, Doch tevens als teeder, kind! [pagina 208] [p. 208] Wat baat, bemind te wezen, Wanneer men niet wedermint? De duive is heengetogen, Die u zoo dierbaar was, Den duiver toegevlogen, In wiens wellustige oogen Ze zoete minne las. Dat voorbeeld moge u leeren, De liefde niet te weren, Want haar genot ontberen Is meer dan hellesmart Voor het hart... O wees als schoon geprezen, Doch tevens als teeder, kind! Wat baat, bemind te wezen, Wanneer men niet wedermint? Vorige Volgende