Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 85] [p. 85] Eene kleine zonde. Wij zitten soms - mijn lief en ik - Heele avondstonden naast elkander, En praten over een en ander, Doch schuwen trouw elkanders blik; Want moeder, die, ondanks mijn fleemen, Volstrekt niet weten wil van mij, Zou met te veel verdriet vernemen, Dat ik met hare dochter vrij. Zoolang ons moeder hoort en ziet, Gebaren wij van niemendallen, En zitten schuldeloos te mallen, En praten over liefde niet; Maar nauwlijks wendt ze de argusoogen, Of beide monden staan gereed - Het stoute misdrijf is geplogen, En 't zoete kusje heb ik beet! [pagina 86] [p. 86] Wel poogde ik - want eenieder weet, Dat ik niet houd van menschenfoppen - Die liefde uit mijne ziel te.... kloppen, Gelijk het stof al uit mijn kleed: Zoo schoon is echter mijne blonde, Zoo geerne ziet ze mij vooral, Dat ik de zoete kleine zonde Zoolang ik kan bedrijven zal! Vorige Volgende