Liederen(1868)–Frans de Cort– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 18] [p. 18] Het portret. Niet ééne bloem versiert er thans de weide, Ontbladerd staan de boomen in het woud, Het beekje slaapt, de ranke zwaluw breidde De vleugels uit naar zonniger oponthoud; Dra echter wekt een slag der tooverroede Der lieve lent' de sluimrende aarde weer... Maar onze jeugd met al haar schoone en goede, Is die voorbij, zoo keert ze nimmermeer. Wanneer gij dan vergeefs zult vragen Naar alles wat u heden dierbaar is, Herinnere u aan onze blijde dagen Uws trouwen minnaars beeltenis. De toekomst lacht ons beiden vroolijk tegen, We zijn zoo wel, zoo zalig thans bijeen. De liefde strooit vol bloemen ons de wegen, Waarlangs we hand in hand te zamen treên. Maar duurzaam heil heeft ons het lot niet over, Bewolken zal zich onze hemeltrans... Dan overschaûwt mijn graf der wilgen loover, En uwen hoofde ontvalt de rozenkrans. Wanneer ge dan vergeefs zult vragen Naar alles wat u heden dierbaar is, [pagina 19] [p. 19] Herinnere u aan onze blijde dagen Uws trouwen minnaars beeltenis. Ik zie u stil gezeten bij den haarde... Uw haar is blank, vol rimpels uw gezicht. Ik zie u gaan in lommerrijke gaarde, Met loomen voet, den blik ten grond gericht. Dan zoeke niet in uwe ontkleurde trekken 't nieuwsgierige oog der lieve blonde jeugd Dat schoone zoet, dat zoete schoon te ontdekken, Nu al mijn lust, mijns levens heele vreugd... Wanneer ge dan vergeefs zult vragen Naar alles wat u heden dierbaar is, Herinnere u aan onze blijde dagen Uws trouwen minnaars beeltenis. Maar siert er dan geen blosjen uwe wangen, Omspeelt er dan geen lachjen uwen mond, En spreekt uw blik van minne noch verlangen - Herinnering trooste uws levens avondstond, En voere u soms ter groene kerkhofzode, En fluistere u in 't immer jong gemoed: Grootmoederken, vergeet niet uwen doode, Zoo liefderijk, voor u altijd zoo goed! Wanneer ge dan vergeefs zult vragen Naar alles wat u heden dierbaar is, Herinnere u aan onze blijde dagen Uws trouwen minnaars beeltenis. Vorige Volgende