Pé pre-postmodernist
Dit stukje begon ik op de laatste dag van augustus, en in die maand is het precies twintig jaar geleden dat in zijn huis aan de Mr. Franckenstraat Pé Hawinkels overleed. Uiteraard heb ik hem nooit persoonlijk gekend. Hooguit heb ik hem als kind ooit onbewust eens zien lopen, tenslotte woonde hij zo'n beetje om de hoek. Voor mij ging Hawinkels, als de kleine mythe die hij al gauw werd, pas na zijn dood leven. Zoals hij, volgens mij, nog steeds een beetje in leven is voor iedereen die zich in Nijmegen met literatuur of literair leven bezighoudt. Nu is er natuurlijk, behalve de scene van Lentse mierenfokkers misschien, nauwelijks een kleinere subcultuur dan het Nijmeegse literaire circuit, dus de vraag lijkt me niet onterecht wie daarbuiten Hawinkels nog kent. De gemiddelde student van nu is geboren in zijn sterfjaar. Wie, dus, was Hawinkels? Op dit plekje is het gepast te beginnen met het feit dat hij, onder veel meer, columns (of beter: cursiefjes zoals dat in de klassieke oudheid nog heette) schreef voor het nub, een illustere voorganger van kunieuws. Henk Struyker Boudier schreef erover dat ze werden ‘gekenmerkt door hun directe betrokkenheid op de werkelijkheid van alledag: koningshuisperikelen, maatschappelijke vraagstukken, Nijmegen, de universiteit, en vooral het studentenleven.’ En hij haalt Hawinkels zelf aan die over zijn columns schreef: ‘Dingen als het fascisme in déze kringen, en de hypocrisie in géne, de onbenulligheid in derde kringen en de perfiditeit allerwege, dat is spekje voor mijn bekje, dat noem ik feestje voor mijn geestje’. Ik had het zelf niet beter kunnen zeggen - en ik kán dat ook niet, want misschien vind ik Hawinkels als columnist nog wel op zijn best.
Maar hij was natuurlijk veel meer. Voorgaand tekstje ontleende ik aan het baksteendikke Moet dit een wereldbeeld verbeelden?, het gedenkboek dat de sun twee jaar na zijn dood uitgaf. Hierin wordt pas in volle omvang de veelzijdigheid van Hawinkels duidelijk: hij was dichter, prozaïst, essayist, tijdschriftredacteur, songtekstschrijver en natuurlijk vertaler: van boeken over seksuele voorlichting en Griekse tragedies - wat natuurlijk niet zover uit elkaar ligt - tot bijbelboeken, van Brecht en Hesse tot zijn zeer omstreden versie van Thomas Manns De Toverberg.
Met de herlezing van Moet dit een wereldbeeld verbeelden? drong zich ineens een merkwaardige vaststelling aan mij op. Hawinkels onttrok zich aan het gepolitiseerde Nijmeegse studentenleven van de jaren zestig en zeventig, en gedroeg zich volledig geontideologiseerd. Als je dat combineert met zijn wijde creatieve actieradius - waarin songteksten voor Herman Brood als gelijkwaardig verschijnen naast vertalingen van Prediker en Job - en ziet hoe zijn poëzie ‘herschrijvingen’ bevat van bijvoorbeeld schilderijen van Bosch en Breughel, dan kun je vaststellen dat zich met Hawinkels in feite al heel vroeg een postmoderne held avant la lettre aandiende.
Vanuit die optiek is er voor hem dan ook niks mooiers dan dat-ie juist in teksten voortleeft. Ik ben blij daar bij dezen weer wat aan te hebben kunnen bijdragen.