Songs van Pé
‘Pé is dood & dat is kut’. Rockmuzikant Herman Brood schreef het na het overlijden van zijn vriend, de schrijver, dichter en vertaler Pé Hawinkels op 16 augustus 1977 in Nijmegen. De 34-jarige in Hoensbroek geboren auteur werd pas dagen later, zittend achter zijn bureau, gevonden. Hij was ten onder gegaan aan zijn enorme werkdrift en hang naar seks, drugs en rock 'n roll. Die hang hadden hij en Brood gemeen en zou ook bij de muzikant in belangrijke mate bijdragen aan zijn vroegtijdige einde.
Hawinkels en Brood leerden elkaar in 1966 in de Stella Kelder in Nijmegen kennen, ze waren toen respectievelijk 24 en 20 jaar oud en stonden beiden nog aan het begin van hun roemruchte loopbaan. Brood was in de kroeg omdat hij er moest optreden met zijn toenmalige band The Moans en Hawinkels kwam er wel vaker als bezoeker. Ze spraken over muziek (Coltrane, Stones en John Lee Hooker) en Herman moest lachen om de schalkse kop, de smeuïge ‘g’ en de verhalen van Pé. Ook de manier waarop zijn nieuwe vriend, die een reputatie had als Don Juan, ‘achter de wijven’ aanging, kon hij wel waarderen.
De ontmoeting leidde tot een lange vriendschap en bracht Hawinkels er bovendien toe om naast zijn gedichten, recensies, columns en veelgeprezen Bijbel- en Thomas Mannvertalingen teksten te gaan schrijven voor liedjes van Brood. Nummers van het duo vonden hun weg naar elpees van de groepen Vitesse en Herman Brood & His Wild Romance. Zo prijkte Pamela op de uit 1975 daterende elpee Vitesse van de gelijknamige groep, stond One more dose (lonely pain part 2) op Street van Herman Brood & His Wild Romance uit 1977 en bevatte de een jaar later uitgekomen plaat Shpritz van dezelfde groep One (of a kind), Hit, Prisoners en Skid Row.
In de teksten vertolkte Hawinkels het seks, drugs en rock 'n roll-gevoel van de jaren zestig. Hij schreef bijvoorbeeld over de liefde, over drugsverslaving, maar ook over het generatieconflict in die jaren en deed dat vaak met een knipoog. Volgens Brood pasten de teksten steeds bij het leven dat hij als popmuzikant leidde, want ‘hij kende me door en door, zo'n twaalf jaar, zag me veranderen van af-en-toe-een-pilsje naar: “als het maar oplost”-junkie en z'n teksten liepen altijd parallel.’
Al die songsteksten waren verstopt op elpeehoezen of in songboekjes en zouden in de tijd zijn verzonken wanneer Cees van der Pluym, Anneke van der Putte, Paul Sars en Rob van der Schoor ze in 1988 niet hadden verzameld en samen met zijn gedichten bijeengebracht in de bundel Verzamelde gedichten. In deze bij uitgeverij De Stiel verschenen bundel vormen ze terecht een aparte afdeling. Ze maken nog maar eens duidelijk hoe veelzijdig hij was tijdens zijn te korte leven. Een leven waaraan zich eindelijk eens een biograaf moet gaan wagen.
Pé is dood & dat is kut.