‘Ha, het Zwitserloodje’, zei hij, hielp me de vuile handdoeken bijeenrapen. En weg was hij. Ik was verbaasd dat Pé me kende, maar met zo'n achternaam... iedereen in de westelijke mijnstreek had wel les gehad van mijn vader of mijn oom.
Misschien had hij me ook in een Nijmeegs café gezien. Eind jaren zestig ging ik vaak dansen in Extase, met de twee Maaikes - bij Maaike S. woonde ik in huis. Maaike H. was toen de vriendin van Pé, met haar heb ik geweldig veel schik gehad, we hebben nog steeds af en toe contact. In ultrakorte rokjes en streepjestruitjes dansten we de sterren van de hemel. In-A-Gadda-Da-Vida, van Iron Butterfly - goed om op te dansen, verder niet mijn muziek. ‘I got my eyes on you sugar, cause you dance so good’ (uit Carol, van de Rolling Stones) - weer zo'n typisch Pé-citaat, arrogant grijnzend met zijn wat scheve tandjes ten gehore gebracht. Hij zat graag met een tequila vanaf de barkruk toe te kijken. Vaak gingen we later naar Pé's kamer, waar je ogen te kort kwam. Overal boeken, foto's, knipsels, langspeelplaten, zijn werkplek, een paar stoelen, een smal bed, en een prima geluidsinstallatie (een Sansui AU555 versterker - ik had er toen verstand van). Muziek luisteren - Stones, rock, reggae, Ry Cooder, later ook Herman Brood - luidkeels meezingend als het even kon. Liever niet bij Bob Dylan, hoewel we alle teksten van buiten kenden - en nu nog. Als het hem te druk was, zette Pé Bach of Haydn op, dan werd zijn kamer snel leger. En de avonden met live muziek, met Loetje, Carel of Johan op de gitaar, met mondharmonica's en trommels. Altijd had wel iemand aan drank gedacht, en er werd vaak geblowd. Gezellig was ook het biljarten bij ‘oude Pierre’ in café Markzicht, waar ik vaak de score bijhield omdat ik niet speelde, met Elzo, Theo, Mieke, Marianne. Er waaide altijd wat volk aan, Jacco en Marijke, Frits en Miep, aan de grote tafel werd over van alles gesproken, over muziek, mensen, stadsnieuws, kunst en literatuur. Soms was er daarna soep bij de oma van Jacco, die op luttele vierkante meters een invasie van jongelui gastvrij ontving. En dan waren er de feestjes bij Elzo en Marianne, bij Ad en Gertie, die wat
ruimer woonden. De destijdse drank heeft zijn tol geëist aan het geheugen, details zijn verloren, maar de emotionele kant blijft overeind. Het was zeer gezellig.
Ik studeerde intussen psychologie - wat Pé een frons ontlokte - maar kreeg toch af en toe wat werk toegeschoven, zoals het corrigeren van drukproeven. Ik herinner me ‘Narziss en Goldmund’ van Hermann Hesse, knap vertaald maar ‘not my cup of tea’. Hij vond dat ik een goed taalgevoel had, we hadden het vaak over literatuur, ik las ook veel Duits en Engels. En ik had alles gelezen van Vestdijk, dat schept een band. Ik heb nog steeds de tweedelige ‘Dikke van Dale’, die ik in 1970 van Pé cadeau kreeg. In deel 1 lag de rekening van uitgeverij Gooi en Sticht, waarin vermeld dat het verschuldigde bedrag ad f 75,50 op het eerstkomende honorarium in mindering gebracht zal worden. Hij vond toch wel dat ik moest weten wat ik kreeg.
Overdag zag je Pé zelden. Hij schepte nooit op over zijn werk, maar zijn grote productie en succes, als schrijver en vertaler, zegt genoeg. Tussen twee projecten maakte hij graag dagtochtjes, de auto in - de Citroën snoek, later de Jaguar - even zwemmen in de Maas, terrasje pakken, wat eten in Kleef. Soms vond je jezelf terug in een Diabolo, als we iets hadden meegemaakt wat Pé noemenswaard vond. Ook nam hij de tijd om op vakantie te gaan; ik vond nog postkaarten uit Arles, Bern, Memphis, Palermo.