De ‘Wild Romance’ rond Pé Hawinkels
In uw blad van 30 juni 1979 was de verschijning van een bundel opstellen e.d., gewijd aan het ‘literair fenomeen’ Pé Hawinkels, weer eens een mooie gelegenheid om nieuw voer te verschaffen voor de soort Christus-legende die er zo langzamerhand rondom de persoon en het werk van deze ‘begenadigde schrijver en vertaler’ is ontstaan. Dat men in Nijmegen aan de Katholieke Universiteit - na het afzwerven van het oude geloof - een nieuwe Heiland nodig heeft, is al láng gebleken. De SUN (Socialistische Uitgeverij Nijmegen) vond in Marx een aardige substitutie, tot nu toe. Maar waarschijnlijk hadden de ‘revolutionairen van de jaren 60’ een nog wat concreter gestalte nodig om zich aan op te trekken, en in de bundel ‘Moet dit een wereldbeeld verbeelden?’ worden die gelovigen op hun wenken bediend, ook weer door de SUN.
Pé Hawinkels.... Hij heeft álles om de verpersoonlijking van een nieuwe religie, een nieuw modern wereldbeeld te betekenen. Lees wat Jacques Besançon over hem uitjubelt: af en toe een joint, grote auto's, pop en Brood, vele vrouwen, jazz & poetry, jong gestorven, eenzaam, éénling, fenomeen, begenadigd vertaler, ongelooflijk, meesterschap, rebellie, intuïtief, kritisch, satirisch, afstandelijkheid, briljant student enz. enz. Kortom, één en al ‘Wild Romance’... Nu is er natuurlijk weinig bezwaar tegen dat men voor een dergelijke grote figuur een nieuwe bijbel samenstelt (Moet dit een wereldbeeld verbeelden?), waarin alle (on)gelovigen opgeroepen worden te geloven. Ik vind het prachtig, zo'n boek, met al dat ge-(Ha)winkel: die jongen heeft het in Nijmegen écht gemaakt, met al die vrouwen, auto's en foto's. Maar om dat Nijmeegse fenomeen nu óók al tot ‘wereldbeeld’ uit te roepen, gaat me toch wat ver. Ik vind dat de Brabantpers zich in de regionalistische hoek laat drukken, wanneer zij zonder enig bewijs uitspraken overneemt die ‘aantonen’ dat officiële erkenning uitbleef omdat Pé Hawinkels ‘uit het buitenbos’ (= uit de provincie) kwam, e.d. De jury van de Martinus Nijhoffprijs (uit de randstad) heeft hem de prijs altijd onthouden, want ‘mooier vertalen dan de schoolfrikken mag natuurlijk niet. Dat mag nooit’.
De laatste uitspraak werd zo belangrijk gevonden dat ze als kop boven het artikel werd gebruikt, en alles wat er over en rond Pé Hawinkels gezegd werd de laatste jaren komt daar telkens weer op neer: Die geweldige vertaler Pé Hawinkels heeft de Martinus Nijhoffprijs niet gekregen, ondanks zijn geweldige vertalingen van bijbelboeken, klassieke tragedies, stukken van Shakespeare, maar ook talrijke romans uit de wereldliteratuur, waaronder Thomas Mann's meesterwek ‘Der Zauberberg’.
Jacques Besançon citerend: ‘Hij ontwikkelde zich in luttele jaren tot een van de allerbelangrijkste vertalers die wij gehad hebben. En desondanks werd hem officiële erkenning voor zijn werk onthouden. De ‘Nijhoffprijs’ voor vertalingen heeft hij nooit gekregen, ook niet voor de magistrale vertaling van ‘Der Zauberberg’.
Laten we alle persoonsverheerlijking rondom Pé Hawinkels nu eens even vergeten en ons bepalen tot het punt waar het om gaat bij de gelovigen: eerherstel, officiële erkenning alsnog. Het mooist wordt dat wel uitgesproken in stelling 13 van het proefschrift van Lieuwe Dijkstra Ontvouwing, over het afbeelden van rangordes van voorkeur in ruimtelijke modellen (Groningen. RU. 1978): ‘Pé Hawinkels zou, als hij dat voor zijn literaire geweten had kunnen verantwoorden, naar grote waarschijnlijkheid in staat zijn geweest