gen avond, de dag met zijn angst en hevige aandoeningen lieten zich gelden.... en voor Clara volgden uren van bewusteloosheid.... Een tijd lang onttrok haar 's Heeren hand aan het gewicht van het leed, waaronder heel het huis, maar zij inzonderheid, gebukt ging.
Niet eer opende zij de oogen, dan toen de avond gevallen was. Een licht-brandde op tafel, Nancy stond naast haar en bevochtigde haar voorhoofd met azijn Aan hare andere zijde bespeurde zij Ds. Grasduin. Zij deed eene poging tot spreken.
‘Houd u nog even rustig, zoo dadelijk zullen wij spreken,’ zeide haar vaderlijke vriend.
‘Voelt gij u beter, freule? zal ik mij verwijderen?’ vroeg Nancy.
‘Ik ben niet ziek,’ antwoordde Clara. ‘Ik geloof dat ik gerust geslapen heb.’
‘Neen, dit was geen slaap,’ hernam Nancy, ‘het is noodig dat gij u bedaard houdt, en u vroeg ter ruste begeeft, freule.’
Toen de goede vrouw zich verwijderd had, vatte Clara den leeraar bij beide handen.
‘O!’ riep zij, ‘hoe komt gij juist heden avond bij mij. Door den Heer wordt gij hier gezonden, en gij zijt mij zoo welkom als een engel Gods! Aan uwe toespraak, aan uwe bemoediging heeft mijne ziel behoefte. Voor vier en twintig uur - ja, eerst zoo kort geleden, hoo lang het mij toeschijnen moog, hebt gij mij bevolen, u in al mijn leed te laten deelen - o! weet gij wat ik sedert gisteren, in dien korten tijd, doorworsteld heb?’
‘Alles weet ik zeker niet, mijn kind, maar hetgeen ik weet, was genoeg om zonder uitstel mijne schreden herwaarts te richten, om u moed in te spreken, en te wijzen op Hem, in wiens oog ons bloed, onze tranen en ons lijden, om Zijnentwille geleden, dierbaar zijn.’
‘Ons tijdelijk verlies is u zeker bekend,’ sprak Clara. ‘Ik heb het lang zien aankomen. In mijn persoonlijk leed