Zedekunst dat is wellevenskunste
(1942)–D.V. Coornhert– Auteursrecht onbekendDerde hoofdstuck
| |
[pagina 18]
| |
4.Ga naar voetnoot§4 Inde voorghemelde overste krachten der zielen, die verstandelyck zyn, heeft plaatze, als in een vlacke ende klare borne des ghemoeds, die stille gherustigheyd, maar in deze nederste ende onredelycke krachten der zielen ruyschen die stormen ende razen die baren der verstoorlyckheyden, stadelyck in deze zee vloeyende ende ebbende met begheerlyckheyd ende afkeerlyckheyd. 5.Ga naar voetnoot5 Alzo en zyn deze verstoringhen niet dan beweghinghen des ghemoeds, te weten onredelyck, wanneer zy teghen, maar redelyck als zy met die menschelycke natuyre zyn. Huer winden of anporrelycke oorzaken komen voort (als uyt Aeölus hol) uyt het oordeel des ghemoeds. 6. Want zo waar ghewaant of gheweten werd dat eenigh ding moghelyck om worden ghoed zy, daar moetmen zulx begheren, op hopen ende int verkryghen vandien verblyden. Zo mede moetmen van zulck ghewaant of gheweten quaad afkeren, daar voor vrezen ende int hebben van dien bedroeven. 7. Voor ghoed oordeelt men alle wat eerlyck, nut of lustighaant. is, maar quaad achtmen 'tgheen schandelyck, schadelyck of verdrietigh is. Maar tis niet al waar of loghen, dat zulx schynt. Hier op heeft de verstandelycke kracht het oghe. Maar de redene, van 't een opt ander huppelende, onderzoeckt ende overweeght elck int zyne, anmerckt het een teghen 't ander ende spuert int vlytigh onderzoecken, wat ghoed is, wat quaad is, wat beter, wat argher is ende wat 't alderbeste of alderarchste is. 8.Ga naar voetnoot8 Dit werck van reden noemtmen beradinghe, daar van hier na op zich zelf ghehandelt zal werden. Uyt deze beradinghe verschynt terstond inden ghemoede een lust tot het behaghelycke gheweten of ghewaande ghoed ende schoonheyd, of een afschrick vant quade ende lelyckheyd, datmen zulx waant of weet te wezen. 9.Ga naar voetnoot9 Maar als het oghe des verstandelyken krachts volhardet int an- | |
[pagina 19]
| |
schouwen op zulcke verbeelde behaghelycke ghoedheyd ende schoonheyd, of meshaghelycke quaadheyd ende leelyckheyd, zo werden daar gheboren uyt de lust die begheerlyckheyd, of uyt die afschrick die afkeerlyckheyd, wezende elck vele krachtigher hertsroeringhenaant. of verstooringhen dan de voors. luste of afschrick, ende dit noch alles voor ende al eer daar by des redelyckheyds oghe oordeel is ghegheven tusschen ghoed ende beter, of quaad ende argher. 10.Ga naar voetnoot10Ga naar voetnoot10 Daar na als dit oordeel is gheghaan, zo komt daar uyt voort de wille. Deze is een besloten voornemen om zulck gheoordeelt ghoed te verwerven, of om 'tgheoordeelde quaad te ontvlieden; dit is inde menschen een ghebiedende Koninginne. Die verzamelt dan oock flux alle der zielen krachten ende stelt die elck int zyne te wercke, omme 'tghewilde ghoed te bekomen ende het niet ghewilde quaad te ontkomen. Van welcke wille hier na oock zal werden ghezeyt. 11.Ga naar voetnoot11 Nadien nu de voors. vier hertstochten inden menschen spruyten uyt het oordeel (zo ghezeyt is), twelck magh wezen recht oordelende voor ghoed dat ghoed is, voor quaad dat quaad is, oock valsch oordelende voor ghoed dat quaad is, ende voor quaad dat ghoed is, zo moet noodlyck volghen dat elck der voors. vier hertstochten zodanich oock moet wezen, als het oordeel is daar uyt zy voortkomen, te weeten: oprechtaant. ende ghoed, of valsch ende quaad, ende mitsdien gheen der zelver uyt zich zelve noch ghoed is noch quaad, maar middelbaar. 12. Zo en is dan oock het vervruechden of bedroeven, noch het hopen of vrezen van eyghender aart noch dueghde noch zonde, maar zodanigh als die dinghen zyn daar door men vrolyck of droevigh is ende daar op of teghen men hoopt of vreest. | |
[pagina 20]
| |
13. Zyn de dinghen die ons verblyden of daar onze hope op ooghtaant. inder waarheyd ghoed, de blydschappe ende hope moeten mede ghoed zyn. Want doort hoopen opt ghoede benaarstightaant. ende verkrychtmen 'tghoede, ende doort hebben van 'tghoede is men ghoed. Het moet den mensche immers ghoed zyn dat hem ghoeder of beter maackt. 14. Nu merckt yeghelyck mede licht dat int jeghendeel de blydschappe ende hope quaad moeten zyn die veroorzaackt worden uyt het verkryghen van een ghewaant ghoed, twelck den mensche quaad is ende quaad maackt, of doort hopen op 'tquade datmen ghoed waant, daar door men 'tquade benaarstightaant.. 15. Niet anders hevetaant. zich oock mette droefheyd ende vreze: droeftmen om, of vreestmen voor tghene waarlyck quaad is, men moet de droefheyd ende vreze te recht ghoed noemen voor den mensche, want zy doen hem 'tquade ontwordenaant. ende daar af vlieden, twelck ghoed is. 16. Maar is men droevigh om, of vreestmen voor tghene dat den mensche ghoed is (uyt een valsche wane), zo blyftmen ledigh vant ghoede, dat vlietmen, ende houden zulcke droefheyd ende vreze den mensche in zyne quaadheyd. Wat machmen arghers bedencken voor den mensche? Zo moeten dan oock zulcke valsche droefheyd ende vreze quaad wezen. 17. Wte voors. begheerlycke ende afkeerlycke krachten der zielen komen dan, vermitsaant. die vermenghinghe ofte bykomste vant oordeel, weder het recht of valsch is, inden ghemoede voort vrueghde ende hope, droefheyd ende vreze. 18.Ga naar voetnoot18Ga naar voetnoot18 Vrueghde is een begheerlycke hertsroeringheaant., uyt waan of weten gheboren vant hebben van eenigh teghenwoordigh ghoed of vant ontghaan van eenigh quaad dat teghenwoordigh was. Van blydschappe, die wat ondescheyds heeft vande vreughde, zal na ghezeyt worden. 19. Maar hope is een begheerlycke hertstochte uyt kennisse (tzy dan waan of weten) van eenigh toekomende ghoed datmen ghaarne zoude hebben, of van 't ontghaan van eenigh toekomende quaad. | |
[pagina 21]
| |
20.Ga naar voetnoot§20. Hier teghen is droefheyd een afkeerlyke hertsroering, ghesproten uyt kennisse datmen eenigh quaad jeghenwoordelyck heeft, of datmen eenigh ghoed datmen heeft, verliest ende quyt werd. 21. Nopende de vreze, die is een afkeerlycke hertstochte uyt kennisse van eenigh anstaande quaad datmen ducht te zullen komen, of van eenigh anstaande ghoed datmen ducht te zullen achter blyven. 22.Ga naar voetnoot22 Het ghoede ende 'tquade hier verhaalt, begrypen in zich eerlycke, nutte ende lustigheaant., oock schandelycke, schadelycke ende truerighe zaken, zo gezeyt is. D'eerste verblyden hueren hebbere ende hopenden, maar de laatste bedroeven den ghenen dieze hebben of daar voor vrezen. 23. Wt welcke vier fonteynen vlieten vele beexkens, elck na zynre aart, als minne, liefde, jonste, vriendschap, barmherticheyd, medoghentheyd, oock hate, vyantschap, twist, nydt, afghonst, wanhope; insghelyx anxte, verschrickinghe, zorchvuldigheyd, traacheyd, met meer andere derghelycke, zomen hier na breder zien zal moghen. |
|