Vereeninghe van sommighe strijdich-schijnende sproken der H. Schrifturen
(1630)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[Folio 29v]
| |
Strijdich-schijnende Sproken in desen Boecke verhandelt.
j.Cap. Ga naar margenoot+Ende Godt schiep den mensche tot sijnen beelde ende ghelijc kenisse. Ga naar margenoot+Wie is dy, O Godt, ghelijck? ij. Ga naar margenoot+Tot welcken daghe ghy daer af eet, suldy den doodt sterven. Ga naar margenoot+Ende alle den tijdt die Adam leefde is geworden 930. jaren, ende hy sterf. iij. Ga naar margenoot+Ende Godt sach dat alle tgene hy gemaackt hadde, seer goedt was. Ga naar margenoot+Ick ben de Heere ende daer en is geen ander, scheppende 'tlicht ende die duysternissen. makende vrede scheppende 'tquade, Ick de Heere doe alle sulcx. iiij. Ga naar margenoot+Ende hy (Godt) ruste den sevenden dagh van alle sijne wercken die hy gemaect hadde. Ga naar margenoot+Mijn Vader werckt toe nu toe, ende ick wercke oock. v. Ga naar margenoot+ De Heere heeft ghesworen, ende ten sal hem niet berouwen. Ga naar margenoot+Ende hem beroude, dat hy den mensche op aerden ghemaeckt hadde. vj. Ga naar margenoot+Also sal mijn verbondt aen u vleesch zijn een eeuwich verbondt. Het knechtgen welcx vleesch niet en is besneden, diens ziele sal uyt geroyt werden van mijnen volcke. Want hy heeft mijn verbondt crachteloos ghemaackt. Ga naar margenoot+Siet ick Paulus segge u, ist dat ghy u laat besnijden, so sal u Christus niet nut zijn. vij. Ga naar margenoot+Ick hebbe gevonden David de soon Iesse een man na mijn herte, die alle mijnen wille sal doen. Ga naar margenoot+David en dede niet den wille Godes als hy met Betzabea overspel dede, ende als hy aan haar man Vriam werde manslachtigh. viij. Ga naar margenoot+Daar en is gheen Rechtvaardighe oock niet een. Ga naar margenoot+Vant bloedt af des Rechtvaardighen Abels. ix. Ga naar margenoot+Al ist dat de rechtvaardighe seven maal daaghs valt, soo rijst hy weder op: maar die God-loose valt int quade. Ga naar margenoot+De rechtvaardighe en sal nemmermeer beweeght werden. x. Ga naar margenoot+De gheest is willich. maar 'tvleesch is kranck. Ga naar margenoot+Den krancken in den gheloove neemt op. xj. Ga naar margenoot+De mensche en weet niet of hy liefhebbens dan hatens waardich is. Ga naar margenoot+Ick leve in den gheloove des Soons Godes die my lief heeft ghehadt en sich self voor my overgheven. xij. Ga naar margenoot+Godt en versoeckt niemandt. Ga naar margenoot+Godt versocht Abraham. xiij. Ga naar margenoot+Christus verbiedt toornich te worden. Ga naar margenoot+De Psalmist gebiedt toornich te worden. |
|