Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh
(1631)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijD.V. Coornhert, ‘Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh’, uit: D.V. Coornhert, Wercken. Deel I, Jacob Aertsz. Colom, Amsterdam 1631
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Amsterdam, signatuur: Cat. Ned. Lett. UBA 195
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Van de onwetenheyt der menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh van D.V. Coornhert in de eerste druk van een uitgave uit 1631, getiteld Wercken. Deel I. De eerste druk van het oorspronkelijke werk dateert uit 1583.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[fol. 120r]
T'AMSTELDEM,
By Iacob Aertsz. Colom, Boeck-verkoper op't Water, in de Vyerighe Colom, 1631.
[fol. 121v]
Onderscheyt tusschen Onwetenheyt ende Eenvuldigheyt. | 1. |
Dat Onwetenheyt het meeste quaedt, ende ware Wetenheydt het meeste goet der Menschen is. | 2. |
Dat geen bejaert Mensche gants onwetende, nochte oock alwetende en is. | 3. |
Van vierderleye aert van onwetende Menschen. | 4. |
1.a. Vande onschuldige onwetenheydt, ende eerst in saken welcx weten onnodigh is. | 5. |
1.b. Vande Onwetenheyt die overmidt die onmogelijckheyt onschuldich is. | 6. |
Vande onschuldige onwetenheyt in den bejaerden. | 7. |
1.c. Vande Onwetenheyt die overmidts nootsakelijcke twijfelachtigheyt onschuldig is. | 8. |
1.d. Vande geenre onschuldige onwetenheydt die haer eygen Onwetenheyt wetende, anderen navolgen. | 9. |
2.2. Vande schuldige Onwetenheyt. | 10. |
2.b. Vande Onwetenheyt der geenre die niet en weten, by haren schulden sonder nochtans dat sy wanen te weten. | 11. |
2.c. Van't niet begeeren der Wetenheyt met zijn oorsaken. | 12. |
2.d. Vande Onwetende die qualijck begeeren | 13. |
2.c. Vande Onwetende die traeglijck begeeren. | 14. |
2.f. Vande Onwetende die ongelovigh begeeren. | 15. |
2.h. Vande schuldige Onwetenheyt der geenre die daer hebben klare getuygnisse der wetenschap sonder die te gebruyckē. | 16. |
2.g. Vande schuldige gelegen int niet gebruycken van zijne mogelijckheyt om weten. | 16. |
2.i. Sommier bewijs vande oorsaken daer door men meest versuymt 'tgebruyck vande Wetenschappe. | 17. |
2.k. Vande Onwetenheydt die inden Mensche is, ende blijft door waen wijsheyt. | 19. |
2.l. Vande moetwillige Onwetenheyt. | 20. |
Dat die Spotters het weten zotheyt oordeelen te vvesen. | 21. |