Van de Onwetenheyt der Menschen, die daer is onschuldigh of schuldigh.
Claer, nut, jae noodigh bericht voor allen Menschen, die in dese sorghlijcke tyden onder soo menigherleye verscheyden Dolinghen veyligh ende Christelijck begheeren te wanderen. Geschreven door
D.V. Coornhert.
Esai. 56.11.
Die Herders self sijn blindt, ende en hebben gheen verstandt.
Esai. 59.8.
Haer paden sijn krom, en al die daer op treden, en kent geenen vrede.
Rom. 10.3.
Niet kennende de gherechtigheyt Godes, ende willende hare eyghen gerechtigheydt oprechten, en sijn sy de gerechtigheyt Gods niet onderdanigh.
'tBoecxken Seyt:
Van des Onwetenheydts verscheyden graden,
Onnoosel, oock strafbaer, en pijnlijck vol quaden,
Toon ick den onwijsen Luyden veel secreten.
D'eerste const, daer in des Menschen hooghste prijs leyt
Is vvare kennis van sijn eyghen onvvijsheyt,
Doende datmen niet en vveet, sekerlijck vveten.