II.
Iob 4: 18.
Siet die hem dienen en zijn niet bestandich, ende hy heeft boosheyt gevonden in sijnen Engelen.
Antwoordt.
HIer uyt nemen sy de bewijsreden a maiori, so sy seggen, ende besluyten aldus: ist dat de Engelen voor Gode niet volmaect en zijn: vele weyniger mogen de Menschen soodanige wesen.
2 Gelijck als eenige Engelen voor Gode niet volmaeckt en zijn: soo laet ick henluyden oock gaerne toe dat eenige, ja verde, 'tmeerdeel der Menschen voor Gode niet volmaeckt en zijn. Lieve wat mogen sy hier uyt besluyten? Dat daerom geen Mensche altoos volmaeckt en mach zijn?
3 Is dat al een vaste bewysinge? Of eenige Engelen niet volmaeckt en zijn, volcht daer uyt, dat niemandt van alle de Engelen volmaeckt en is? Vryelijck neen. Ofmen op die wyse van bewysen over d'andere zyde oock seyde also: Gelijck d'ander goede Engelen zich spiegelende aende straffe vande zondige Engelen, zijn daer door so bevesticht in haer goetheyt, dat sy niet en mogen zondigen: also hebben eenige goede menschen als Abel, Henoch, Noe, ende andere meer sich so gespiegelt aen den val ende straffe Adams, dat sy daer door sulckx bevesticht zijn gheweest in haer oprechticheyt, dat sy niet en mogen zondigen. Soude dees bewijs-reden niet al wat waerschijnlijcker zijn, dan het voorsz. heur kindtsche bewijs?
4 Ick en meyne immers niet dat de Gereformeerden selve houden, dat de goede Engelen ergens inne zondigen. Anders souden sy de heuren selve leeren bidden om een zondelijck leven. Dit is niet van henluyden te vermoeden. Nu leeren sy in heur Catechismo, Ga naar margenoot+onder die woorden des Vaders onses. Dynen wille geschiede opter Aerden als inden Hemel, heure leer-lingen bidden: Dat een yegelijck zijn ampt ende beroepinge soo gewillichlijck ende getrouwelijck mach bedienen ende uytvoeren, als de Engelen inden Hemel doen. Leven die daer niet volmaecktelijck sonder te zondigen, in't getrouwelijck bedienen van heuren Ampt, soo bidden sy om een sondelijck ende gebreckelijck bedienen van heur Ampt. Dit zullen sy niet seggen.
5 Sy leeren heur volck dan oock inden Catechismo bidden om een volmaeckte, onzondelijcke, ende Engelsche onderdanicheyt Godes: soo leeren sy datmen sulcx sal bidden ongelovich of gelovich. Het ongelovich bidden is vergeefs, ja zonde ende verkrijcht niet. Leeren sy't dan gelovich bidden, so gelooven sy datmen sulcke volmaeckte ende onzondelijcke onderdanicheyt Godes hier van Gode mach verkrijgen. Is dit: hoe mogen sy lochenen datmens mach verkrygen? Nu lochenen zijt: hoe mogen zijt dan gelovich bidden? Hoe mogen sy Christum, die selfs de waerheyt is, in syne beloften geloven ende voor waerachtich houden? Die belooft immers te geven 'tgene wy gelovich om bidden.
6 Hoe mogen sy St. Jan geloven? Die seyt: Ga naar margenoot+Wy weten dat hy ons verhoort, alsoo wat wy bidden na sijnen wille. Christus self leert ons bidden: Dijn wille geschiede opter aerden als inden Hemel. Inden Hemel en geschiet door d'Engelen geen zonde. So bidden sy dan naden wille Christi die daer bidden, dat in henluyden so wel geen zonde en geschiede, als inden Engelen. Mach dit in niemanden hier op Aerden geschieden, so dese nu leeren: hoe mach d'Apostel hier waerheyt, hoe mogen dese Leeraren waerheyt seggen?
7 Dese zijn dan niet, maer d'Apostel wel te geloven. Want d'Apostel komt over een met de voorgemelde ende meer andere woorden Christi, maer deser luyden seggen, strijt daer opentlijck tegen. Sy zijn met zich self oneens, ende sy misbruycken dan (so blijckt) so onwyselijck als ontrouwelijc de voorsz sproke vande quade Engelen tot vernielinge van dese heure ydele dichtinge selve. Dit sy genoech; sonder te verhalen, dat sulcx niet van Job, maer van syne tergende vrienden is gesproken, Ga naar margenoot+die niet