Toetzsteen der ware leeraren
(1631)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijA.Dat is dan die wijse van leeren eens waren Leeraars, daar door hy als een naarstigh ende getrou Wijngardenier sijnen Heere Chrito, Ga naar margenoot+s selvens bevelen, veele 1 vruchten voort brengt tot die eere Godes. Dese vruchten zijn die ware Lidtmaten Christi, te weten, soete Ga naar margenoot+en aan denheyligen 2 Wijnstock Christo, So nu dese Wijnrancken of Leeraren warachtelijck zijn ende volhardelijck blijven inden waren Wijnstock, moghen, ja moeten sy draghen veele soete ende goede vruchten na den aart des goeden ende soeten Wijnstocx, uyten welcken sy haar sap, voedtsele, en̄ kracht ontfanghen. Want so onmogelijck het is datmen van doornen druyven plucken soude: so onmogelijck ist mede, datmen van een goeden Wijnranck, inden goeden Wijnstock vruchtbaar Ga naar margenoot+zijnde, doornen soude plucken. Ga naar margenoot+Daar inne werdt mijn Vader verclaart, ist dat ghy veele vruchten draaght ende mijne Iongheren wordt. Ioan.15.16, 4.36. Marc.Ga naar margenoot+12.2. Luc.20.10. Ga naar margenoot+Ick ben die Wijnstock, ghy die Wijnrancken, die in my blijft ende ic in hem, die draaght veel vruchts, want sonder my en meughdy niet doen. Isa.5.2. Mat.21.33.34. Marc.12.2. | |
B.Ga naar margenoot+So 1 kentmen (na des Heeren segghen selve) den Boom aan hare vruchten. Want soo dese Boom of Leeraar voortbrengt een toornigh, twistigh, bitsigh, meyneedigh, ofte oock een Hoovaardigh, geldtgierigh, wraackgierigh, bloetgierigh, ende hatelijck volck: wie sal moghen ghelooven dat dese doornstekelighe ende bittere vruchten voortkomen uyt eenen soeten Wijnrancke? Niemandt. Maar so sulckdanighe bittere hoorders eens Predicants door ’t middel van sijn minlijcke leere sulcx veranderen, dat men aan hun niet en bespeurt dan lijdtsame Sachtmoedigheydt, behulpsame Vriendelijckheyt, broederlijcke ende goetdadighe Liefde: Iram oock ware Ootmoedigheydt, Mildtheydt, Versoenlijckheydt ende bermhertighe Minlijckheydt: sal oock yemandt, siende sulcke soete ende lieflijcke vruchten voortkomen uyt yemants leere, vanden Leeraar van dien oock moghen vermoeden, dat hy zy een quetselijcke tacke aanden brantwaardigen doornen-boom. Immers sal elck, sulcx siende, niet vast moeten geloven, dat die boom of rancke, die soodanige lieve vruchten draaght een goede boom zy ende een vruchtbare Wijnrancke aanden Wijnstock Christo? Ick houde wel Ia. Want soo ‘t 2 volck is, so is de Predicant.Ga naar margenoot+ Aan hare vruchten suldyse kennen. Mat.7.Ga naar margenoot+20, 12.33.35.Ga naar margenoot+ Ende de Priester sal zijn als t’volck, de HeereGa naar margenoot+ als sijn knecht&c. Ose.4.9.Ga naar margenoot+ | |
C.Merck, Leser, dat van alle ware Leeraar tweereleye vruchten werden gheeyscht: waar van d’eene voortkomt uyt hem als een Christen. Dese is een heylighe Wandel, betuygende dat in hem zy het ware Gheloove dat werckendeGa naar margenoot+ is door die Liefde: dese vruchten heeftGa naar margenoot+ alle ware Leeraar gemeen met alle ware Christenen. Maar d’ander vruchten, door of uyt hem komende als Predicant, brenght hy bysonder voort meest buyten die ghemeene Christenen, gheene Predicanten wesende. Van dese laatste vruchten, te weten die een ware Leeraar voortbrenght handele ick hier, ende niet vande eerste. Welcke laatste vruchten ick inde H. Schrifture lese, te zijn dese navolghende met noch eenighe andere meer. | |
D.Die voorneemlijckste vrucht eens waren Leeraars arbeyt van Planten met ontdeckinge van t’svolcx wortele ende zonden, ende van Natmaken met vercondighen van des Heeren ghenade, is datter opwasse in des volcx herte, door ‘tmiddel bysonder van het ghenaadigh bedouwen Godes, soo warachtigen Leedtwesen ende 1 Berou van zonden, dat daar inden HeereGa naar margenoot+ sy een ernstlijck ende vast opset om by GodesGa naar margenoot+ hulpe voorts aan het zondighen gantsch te laten. Waar dan de Heere ghewracht heeft desen goeden wille, daar en laat hy Ghebenedijt oock niet te wercken het 2 volbrengen van dien.Ga naar margenoot+ Daar dan het quade willich wert ghelaten: is dat niet een warachtich berou, een salighe bekeeringhe des zondaars, ende een aanghename ende soete vruchte inden ooghen des H. ende goeden Godes? Is dat oock niet een klaar, seker, ende vast merckteecken eens warachtigen Leeraars? Waarmen Roock siet, daat gelooftGa naar margenoot+ men vuyr te wesen: salmen dan, siende sulcken warachtigen berou inden volke, niet vast moeten ghelooven dat daar zy een warachtigh Leeraar? Een Leeraar, segghe ick, die Gode brengt veel goede ende salige vruchten? Ende die Nimviten gheloofden in Gode, Ga naar margenoot+ende vercondighden een vasten, ende bekleedenGa naar margenoot+ sich vande minste tot de meeste toe met sacken. Act.2.37. 2.Par.12.5.6.7. 1.Cor.6.10.11. Ris Godt, die na syn wel-ghevallen tot u, Ga naar margenoot+in u werckt beyde het willen ende het volbrenghen.Ga naar margenoot+ Psal.144.1.9. Phil.1.6, 4.13. | |
E.Naar de vrucht des waren leetwesens volght inden volherders de tweede vrucht, naamentlijck die aanwas van des volcx 1 GheloovigheydtGa naar margenoot+ tot den Heere. Daarby komt dan ware 2 Bekeeringhe tot Gode. Waar mede handelendeGa naar margenoot+ bevindt dese gheloovighe sijn Godtlijcke Liefde, Getrouheyt ende Goetheydt so groot, dat het Gheloove tot een ghesellinne bekomt Liefde tot sulcken lieven ende goeden Godt. Sulcx dat sy begheerlijck inden gheloove Chri- | |
[Folio 64r]
| |
stum aannemen, door’t woort der Waarheydt herboren worden, ende alsoo gheraken inde Ga naar margenoot+3 kindtschappe Godes. Die welcke inden gheloovigen mede niet heel oneygentlijck en wort gheacht voor een vrucht eens waren Predicants. Ghemerckt hy door den dienst des woordts ghenoegh eens vroedtwijds ampt is pleghende inde baringhe ende voort-telinge Ga naar margenoot+der Kinderen Godes. Nadien nu een 4 goede boom gheen quade vruchten en mach voortbrenghen: hoe sal’t mogelijck zijn, dat door die bedieninghe deser goede boomen, uyt die goede Leere quade vruchtē voort souden komen. Dese vruchten werden Gode in Christo gheboren: Christus is Rechtvaardigh, Ia die Rechtvaardigheyt selve: sullen dese Kinderen Godes dan noch altijt zondigh ende onrechtvaardigh moghen blijven? Dat en luyt niet. Maar Ga naar margenoot+waarachtigh ist, dat die uyt hem is 2 gheboren rechtvaardigheyt werct, dat hy die zonde gestorven Ga naar margenoot+ zijnde, niet meer daar inne en leeft, Ia Ga naar margenoot+dat hy niet meer en zondigh, noch en mach zondighen. Wie dan soodanighe vruchten der leere van eenige Leeraren in sich self, of in anderen waarachtelijck bevindt: hoe soude desed niet sekerlijck moeten weten, dat sulck Leeraar een oprecht Leeraar en̄ warachtigh Dienaar Godes zy. Ga naar margenoot+Want die Woorden die du my hebste ghelevert, Ga naar margenoot+hebbe ick henluyden ghegheven, ende sy hebben die ontfanghen ende waarlijck bekent, dat ick van dy ben wtghegaan, ende hebben ghelooft dat du my hebtse Gesonden. Actor.4.4, 5.14, 9, 42. 1.Corinth.3.5, 15.11. Ephes.1.13.&c. Ga naar margenoot+Ende de Heere sagh heure wercken, dat sy Ga naar margenoot+hen bekeerden van heuren quaden wegh, ende hy heeft sich onthouden van de straffe die hy voorghenomen hadde over hen te doene. Iud.10.15.16. Actor.11.22, 9.35. 1.Thess.1.9. 1.Pet.2.25. Ga naar margenoot+Maar soo veele hem aannamen, dien gaf hy Ga naar margenoot+macht om Kinderen Godes te worden. 1.Cor.4.14.15. Gal.3.26, 4.9. Ephes.5.1. Ga naar margenoot+Een goede boom en mach geen quade vruchten Ga naar margenoot+draghen. Mat.12.33. | |
F.Sulcx geschiet inden Gheloovighen, door’t Ga naar margenoot+middel vande genadige 1 Verlichtinghe Godes, t’welck mede mach ghenoemt werden eenighsins een recht vrucht vande Waarheyts Ga naar margenoot+leere. Insghelijcx mede die 2 inleydinghe tot Waarheyts kennisse van Gode ende van Christo, t’welck het ampt is alder oprechten Leeraren. Daar op, te weten opte voorsz wedergheboorte ofte kindtschappe Godes, volght Ga naar margenoot+stracx, Ia gaat teffens aan die salighe 3 Vereeniginge met Gode, door onsen Heere Iesum Ga naar margenoot+Christum, insgelijcx Christi inwoonende 4 Gerechtigheyt inden herborenen Mensche, ende Ga naar margenoot+het 5 eeuwige leven, sodanigh wesende, dat de gene, inden welcken dat eenmaal inder waarheyt komt nemmermeer en mach sterven: ende oock dat het in niemandt en mach wesen buyten sijn weten, want het gheen Waan of Droom is, maar bestaat in wesētlijcke Ondervintlijckheyt, wie mach nu meer twijfelen dat de gene die sulcke vruchten eens Leeraars ontwijfelijck in sijn selfs ziele bevindt, niet meer en mach twijfelen aande oprechtigheydt van sulcken boom ende dienaar des woordes? Ga naar margenoot+Want God die bevolen heeft het licht uyten Ga naar margenoot+duysternissen te lichten, die ist die onsen ghemoeden heeft verlicht totte claarheydt van de kennisse der glorien Godes inden Persone Christi. Ephes.3.9. Ioan.1.9. Luc.1.79.Ga naar margenoot+ Alle dinghen zijn my vanden Vader ghegheven.Ga naar margenoot+ Ende niemandt en kent den Sone dan de Vader, noch te niemandt en kent den Vader, dan de Soon, ende diendt de Soon wil openbaren. Ioan.1.18. Ephes.4.11.12.13. Op dat sy allen een zijn moghen, gelijck alsGa naar margenoot+ du Vader in my, ende ick in dy, ende sy in onsGa naar margenoot+ een zijn. Iohan.17.23, 14.23. Roma.12.4.5. 1.Cor.6.17, 10.17, 12.12.26. 2.Cor.11.2. Gal.3.28. Ephes.2.14.15.16.18. Colossen.3.15. Matth.18.20. Het Woordt Christi woont in u overvloedelijckGa naar margenoot+ in alle wijsheyt, &c. Ioan.15.5. Mat.13.Ga naar margenoot+23, 7.24.1. Ioan.2.3.9. Dit is het Broot des Levens, dat soo wieGa naar margenoot+ daar af eet niet en sterve. 51. Soo wie van desenGa naar margenoot+ Broode eet, sal eeuwigh leven. Ioan.6.40.47.58. Ioan.4.14, 5.24, 3.25.16.36.&c. |
|