Toetzsteen der ware leeraren
(1631)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijA.Soo veelreleye met meer andere hooghe gaven Godes zijn den ghenen noodigh, die bequaam sal zijn tot die bedieninghe van so hooghen Ampt, welcx voorneemlijckste Last is te handelen tusschen den heylighen Gode ende den zondighen Mensche, welck sijn Ampt tot beyde oock niet versweghen en is in de heylighe Schriftuyre van den lieven Godt, uyt sijn Vaderlijcke sorghvuldigheydt over sijnen Schepselen. Of dat wy immers over al rijckelijck ghewaarschout zijnde, souden moghen weten wat Leeraars wy behooren na te volghen. Want het henluyden onmoghelijck is voor den opmerckenden ooghen te verberghen, hoe sy sich in sulck heur Ampt draghen tot Ga naar margenoot+Gode ende Mensche. | |
B.Tot Gode draagt hem een ware Leeraar oock als een ander gheloovigh Mensche in’t gehoorsamen van sijne Gheboden. Maar als Ga naar margenoot+een Leeraar 1 hoort hy van Gode als een Propheet, ende van de selve sijnen Heere als een Ghesandte, wat Godes wille is, dat hy den Menschen sal voor-houden, ende wat hy aan den ghenen, daar toe hy wert ghesonden, sal Ga naar margenoot+handelen. Omme alsoo 2 ghetrouwelijck sijn Boodtschappe te volbrenghen na des Heeren willwe. Ende en doet noch en spreeckt daaromme in alle sulcx niet anders, dan na sijns Heeren bevelen ende laste, daar van oock gheseyt is hier voor Capit. j. 3. ende Capit. vij. P. 3. Nadien hem oock grondtlijck bekent is soo wel den diepen noodt der Menschen, als die gaafrijcke Liefde Godes, soo 3 bidt hy denGa naar margenoot+ Heere voor den Menschen, daar inne nevolgende het ware voorbeeldt des eenighen Voorspraacks tusschen Gode ende Mensche onses Heeren Iesu Christi. Ick hebbed y, Mensche, tot een WachterGa naar margenoot+ des Huyses Israels ghestelt, Daaromme suldyGa naar margenoot+ het Woordt uyt mijnen monde halen, ende hen dat van mijnen weghen verkondighen. Isai.50.4. Waar van (te weten van den Euangelie)Ga naar margenoot+ ick Boodtschappe doe in de ketenen, op datGa naar margenoot+ ick daar inne vrymoedelijck uyt-spreke, so ick schuldigh ben. 2.Cor.5.20. Ick bidde voor hen, niet voor de werelt enGa naar margenoot+ bidde ick, maar voor den ghenen die ghy myGa naar margenoot+ hebt ghegeven, want sy dijns zijn. Luc.22.32. Ioan.17.11.15.17. Coloss.1.3.2. Thes.1.11. | |
C.Beroerende nu het Ampt der Leeraren, Ga naar margenoot+streckende totten Menschen, en is gheen dingh minder dan een ley, ledigh, stom ende weeldigh leven te leyden, so men leyder in onsen tijden aan veelen heeft moghen sien. Neen. Soodanighe mest-verckens en bedienen niet recht dit Engelsche Ampt: t’welck in sich heeft, niet sodanighen Epicureeuschen luste, maar eenen Christelijcken laste. Vraaghdy wat last? Die laste van: 1 Waken, 2 Arbeyden, 3 Stichten endeGa naar margenoot+ 4 Schatten te vergaderen, niet die aardschGa naar margenoot+ zijn, oock niet voor hen selve: maar die Hemelsch zijn, ende dat voor hare kinderen die sy den Heere teelen door middel van 5 Leeren, sooGa naar margenoot+ met die bedieninghe van den 6 Woorde desGa naar margenoot+ Waarheyts, als met haren heylighen 7 wandel, Ga naar margenoot+haar Leere in allen ghelijck wesende. So doende, 8 visschen sy veele Zielen, 9 maeyenGa naar margenoot+ eenen lustighen Oogst, ende 10 winnen eenenGa naar margenoot+ begeerlijcken Woecker voor haren Heere, diens 11 wille niet en is der Zondaren bederven. SoGa naar margenoot+ wat Leerling dan vlijtelijck op-merckende, of die Leeraaren dien hy na volght, wackerlijck en̄ vlijtelijck arbeyden in ’t ghene voorsz staat, niet om ghelt of Eere voor hen self, maar om Gode Zielen ende heuren Naasten saligheyt te winnen. Item of die Leeraren niet na Menschen duncken, maar na t’Schrifts ghetuyghenisse leeren, ende of heur wandel met sijn Leere sulcx over-een stemt, dat sy sonder te bedrieghen moghen segghen: Weest mijne navolghers, als wy Christi na-volghers zijn Ende hy alle sulcx inder Waarheydt bevindt te wesen in sijne Leeraren: sal hy niet ghewisse Merck-teeckenen hebben omme te ghelooven dat sulcke sijne Leeraren haar Ampt te recht bedienen, ende dat sy warachtighe Leeraaren zijn? Daar hy sulcx oock niet en vindet, immers veel al het teghendeel van dien: wat sal hy anders moeten dencken dan oock het teghendeel? Maar weest ghy wacker in allen dinghen.Ga naar margenoot+ Hebr.13.17. Actor.20.8.Ga naar margenoot+ | |
[Folio 57v]
| |
Ga naar margenoot+Tot volmakinghe der Heylighen, totten Ga naar margenoot+wercke des Diensts (namelijck) tot die stightinghe des Lichaams Iesu Christi. Ierem.1.10. Ga naar margenoot+Want ick en soecke niet het uwe, maar u Ga naar margenoot+selve. Want die kinderen en behooren niet Ga naar margenoot+voor haren Ouderen schatten te vergaderen, Ga naar margenoot+maar die Ouderen voor den kinderen.Ga naar margenoot+Want in Iesu Christo hebbe ick u door den Ga naar margenoot+Euangelium gheboren. Matth.28.19. Hy heeft ons na sijnen willen door t’Woordt der Waarheydt gheboren. Proverb.11.30. Ga naar margenoot+Ioan.1.4. Ioan.6.33. Actor.6.4. Ga naar margenoot+Also oock laat u Licht voor den Menschen lichten, op dat sy uwe goede wercken siende, uwen Vader die in den Hemele is, moghen prijsen. Ioan.13.15. 1.Timoth.4.22. Tit.2..7, 1.Petr.2.21, 5.3. Ga naar margenoot+Galat.4.12. Ga naar margenoot+Komt volght my na, Ick sal u maecken Visschers der Menschen. Ezech.47.9.10. Ga naar margenoot+Ende die daar maeyt ontfangt Loon, ende Ga naar margenoot+vergadert Vrucht ten eeuwighen Leven, op dat oock alle ghesamentlijck verblijden die Ga naar margenoot+daar zaeyt, ende die daar maeyt. Isai.9.3. Ga naar margenoot+Psal.125.5.6. Ende die vijf Talenten hadde ontfanghen, ghing henen, leyde die te wercke, ende wan daar mede ander vijf Talenten. Matth.18.15. Iacob.5.20. 1.Corinth.9.Ga naar margenoot+20.&c. Ga naar margenoot+Soo warachtelijck als ick leve, seydt de Heere Godt Israels, soo en wil ick niet des Godtloosen doot, maar dat hy sich bekeerē ende leve. Bekeert u van u alderquaatste weghen, ende waaromme, O huys Israels, sterfdy? Ezech.18.23.32. | |
D.Ga naar margenoot+Dat is dan wel eens oprechten Leeraars Ampt totten Menschen in ’t allen ghemeen, Onder desen is noch so grooten onderscheydt, dat het ghene desen Medecijn is, dien venijn soude wesen. Hierom soo is den oprechten Leeraar wel hooghnoodigh kennisse te hebben Ga naar margenoot+van de 1 ghesteltenisse der Kudde sijnre sorghen bevolen wesende. Want anders soos oude hy wel lichtelijck venijn voor Medecijn sijnen Krancken inne gheven Soude dat niet een Dootlyck venijn zijn voor eenen onboetvaardighen ende hardtneckighen Zondaar, dat dese Artz sijnre Zielen hem verkeerdelijck troostede (soo nu leyder doch aldermeest gheschiet) met die blijde Boodtschappe Ga naar margenoot+des heylighen Euangeliums? Wat waar dat doch anders, dan een verstijvinghe in sijne zonden tot sijn eeuwigh bederven? Behoeft tot sulcken harden quaste oock niet een harde Bijle? Hem soude beter dienen die groote schrickelijcke Donderslaghen van de doodtskaande Wet, om sijn steenen Herte te morteren, ende tot een ghebooghsaam Berou te brengen ende te voorderen. Daar teghen soude dese doodtslaande Wet verdoemelijck verschricken, ja uyt-blusschen, breken ende vernielen het ghekroockte Riedt, het roockende Vlasch, ende het ghebroken boetvaardighe ende vertsaaghde Herte, t’welck wel eyghentlijcken van noode is die troostelijcke verkondiginghe des salighmakenden Euangeliums. Dit waar seer verkeerdelijck gehandelt. Ende Ga naar margenoot+soos oude men 2 dooden die treurighe Zielen die Godt niet ghedoot en wil hebben, ende wederomme levende maken die stoute Zielen die daar behoorden te sterven. Du salste vlijtelijck kennen die ghesteltenisseGa naar margenoot+ dijnre Kudden, ende sorghe hebben opGa naar margenoot+ dijn Kudde. Ioan.10.3.14. Actor.20.28. Ende sy veroneerden my by mijnen Volcke, Ga naar margenoot+om eeen handt vol Garsten ende om eenGa naar margenoot+ stucke Broodts, doodende die Zielen, die niet en souden sterven, ende levende makende die Zielen, die niet en behoorden te leven. Lieghende alsoo mijn Volck, Loghenen gheloovende. | |
E.Nu weet oock alle ware oprechte Leeraar wel, dat onder dan Menschen, daar hy predicket, Zondaren zijn ende Heylighen. Oock verstaat hy, dat onder die Zondaren zijn eenighe Onboetvaardigh, ende eenighe die Boetvaardigh zijn. Van ghelijcken is hem koudt, dat die Onboetvaardighe zijn ongheloovighen, soo dat sy opentlijck den heylighen Euangelis wederspreken, of dat niet en houden voor warachtigh, of dat sy wanen (maar t’onrecht) dat sy den Euangelis ghelooven.Ga naar margenoot+ | |
F.Hier door verstaat oock alle ware ende oprechte Leeraar eyghentlijck sijn Ampt te wesen, niet dat hy als een stomme Hondt swijghe uyt vreese van yemandts ongunst tee behalen: maar dat hy sonder yemanden te ontsien ende sonder ophouden 1 roepe, dat is datGa naar margenoot+ hy met alder ernst na vermoghen den Zondaren in’t alghemeen uyten Slape der zonden wecke, metten 2 Bazuyne der verkondigingheGa naar margenoot+ haarder misdaden verschricke, strenghelijck 3 berispe, ende vervaarlijcken 4 dreygheGa naar margenoot+ metten rechtvaardighen 5 Oordeele GodesGa naar margenoot+ ende eeuwighe 6 Verdoemenisse haarderGa naar margenoot+ Zielen. Ende daar beneven oock, dat hy den verdoolden 7 soecke omme inden rechten WeghGa naar margenoot+ Iesum Christum te brengheen. Maar ist dat ghy ’t den Godtloosen verkondight, Ga naar margenoot+ende hy sich van sijne GoodtloosigheydtGa naar margenoot+ niet en bekeert ende van sijnen boosen weghe, soos al hy in sijne boosheydt sterven, maar du hebste dijn Ziele verlost. Ezech.33.8.9. Mich.3.8. Roept, houdt niet op, verheft dijn stemmeGa naar margenoot+ als een Bazuyne, ende verkondight mijnenGa naar margenoot+ Volcke heure misdaden, ende den Huyse Iacobs heure zonden. Oseas 8.1. Den Zondaren berispt voor hen allen, opGa naar margenoot+ dat oock d’anderen vreesen.Ga naar margenoot+ Predicket het Woordt, houdt aan, tijdelijckGa naar margenoot+ of ontijdelijck, berispt bidt, ende bestraffet met alder Lijdtsaamheydt ende Leeringhe. Tit.1.9, 2.25. Wie desen boosen Volcke, beladen metGa naar margenoot+ zonden, quaatdoende stamme, verloren kinderen, Ga naar margenoot+den Heere hebben sy verlaten, den Heylighen van Israel hebben sy ghelachert, ende zijn te rugge gheweken. Isai.3.12. Psal.37.28. Matth.23.13. Hoe sult ghy Slanghen, Adderen gheslachte, Ga naar margenoot+het Oordeel der Hellen ontvlieden? Malach.3.5.Ga naar margenoot+ Iacob.2.13. Dan sal hy voorts tot die aan der linckerGa naar margenoot+ zijden segghen: Wech van my ghy vervloecktenGa naar margenoot+ in ’t eeuwighe Vuyr, t’welck bereydt is voor den Duyvel ende sijnen Enghelen. Deut.28.25.16.&c. Ierem.11.3, 17.5. Wat dunckt u nu? Soo een MenscheGa naar margenoot+ heeft hondert Schapen, ende een der selverGa naar margenoot+ ware verdoolt, sal hy niet die neghen ende | |
[Folio 58r]
| |
neghentigh verlatende opten Berghen, het verdoolde gaan soecken? Ezech.34.16. Matth.9.13. | |
G.Ga naar margenoot+Totten Ongheloovighen oeffent de ware Leeraar sijn Ampt, daar inne dat hy 1 opent Ga naar margenoot+die Ooghen der geenre, die door valsche Leere Ga naar margenoot+verblindt zijn van Herten: dat hy 2 aanvoere tot Iesum Christum, het Licht des werelts, dem Menschen die in de Duysternissen der Aertsche sinnelijckheyden jammerlijck Ga naar margenoot+swerven: ende dat hy die Duyvelen 3 uytdrijft uyt den ghenen, die onder Sathans machte staan, om die te leyden tot Gode, ende dit`eerst door ’t ernstlijck vermanen tot warachtigh Ga naar margenoot+4 berouwe. Ga naar margenoot+Daar toe ick dy nu seynde. Ga naar margenoot+Omme hare Ooghen te openen. Ephes.1.Ga naar margenoot+17.18. Isai.42.7. Ga naar margenoot+Des anderen daaghs sagh Ioannes Iesum Ga naar margenoot+komende tot hem ende seyde: Siet daar het Lam Godes, dat wech neemt des werelts zonden. Ga naar margenoot+Paulus bedroeft zijnde, ende sich omghekeert Ga naar margenoot+ hebbende, seyde totten Gheest: Ick ghebiede dy in den Name Iesu Christi, van haar uyt te gaan, ende hy gingh uyt ter selver uren. Marc.16.17. Isai.42.7.Ga naar margenoot+Betert u, want het Rijcke Godes ghenaackt. Ga naar margenoot+Ierem.35.15. Ioel.2.12.13. Oseas 14.2.3. | |
H.Ga naar margenoot+Ende den Waan-gheloovighen ende Ga naar margenoot+Ketteren, die self 1 blindt ende zot zijnde, wanen dat sy sien ende wijs zijn, ende alsoo Ga naar margenoot+anderen 2 verleyden, weet de ware Leeraar oock sijn Ampt te recht ende wel te pleghen. Ga naar margenoot+Hoe dat? Scherpē sy hare 3 Tonghē als swaarden, om met wroeghende ende Serpentijnsch Venijn uyt te spouwen aan den Overheyden over den Ketteren of verdoolde, ja (dickmaal) vrome Menschen te verjaghen, te vervolghen, of die met des Beudels swaart te doen vernielen? Neen waarlijck. Want dat is het Ga naar margenoot+Ampt der valschen Propheten, der 4 Dieven ende Moorders, daar sy gehoor hebben, tegen allen waaren Dienaren Godes. Sulcx hebben Ga naar margenoot+die hartneckighe 5 Ioden ende bloetgierighe Pharizeen altijdt ghedaan teghen den waren Propheten, teghen Christum selve, ende teghen sijne lieve Apostelen. Soodanighen sienlijcken Swaarde en ghebruyckt gheen oprecht Leeraar in desen onsienlijcken strijdt teghen die Loghenen ende Dolinghen, die alle onsienlijck zijn voor lijflijcke Ooghen. Maar hy volght in desen het oprechte voorbeeldt sijnes Meesters Iesu Christi, staande die Aertsche Ga naar margenoot+Dolinghen metten Hemelschen 6 Roede sijns mondts, ende doodende metten Gheest sijnder lippen den Godtloosen, te weten den Loghen ofte Ketterije, behoudende alsoo ofte salighmakende den verdoolden of Ketterschen Mensche. Ga naar margenoot+Waardy blindt, soo en hadt ghy gheen Ga naar margenoot+zonde, maar nu ghy segt dat ghy siet, soo blijft u zonde. 1.Corinth.8.2. Rom.1.22, 2.19. Ga naar margenoot+Laatse varen, het zijn blinde leyders der Ga naar margenoot+blinden. Als d’een blinde d’ander leydet, soo vallen sy beyde inde grachte. Luc.6.39. Ga naar margenoot+Welcker tanden zijn spietsen ende pijlen, ende Ga naar margenoot+haar Tonghe een scherp swaardt. Proverb.12.6. De Dief en komt niet dan om te stelen, om te dooden, om te verderven. Mich.3.5.Ga naar margenoot+ Ioan.8.40.44.Ga naar margenoot+ Maar die overste der Priesteren, ende dieGa naar margenoot+ Ouderlinghen onderwesen den Volcke, datGa naar margenoot+ sy Barrabam souden begheren, ende Iesum dooden. 3.Regum 21.24. Isai.29.21. Ierem.18.18, 20.1.2, 20.8.9. Marc.15.1.3.10.11. Luc.3.1.2.5.10. Ioan.18.29.30. Actor.4.1.2.3, 18.12.13 &c. Ende hy sal d’Aerde slaan metten RoedeGa naar margenoot+ sijns mondts, ende metten Gheest sijnre lippenGa naar margenoot+ sal hy den Godtloosen dooden. Psal.2.9. 2.Thess.2.8. | |
I.Siet, daar toe en behoeft dan oock de ware Leeraar gheen Beudels Swaardt, noch Overheydts macht. Ghemerckt hy als een 1 sterckere in Christo (in den welcken hy’t allesGa naar margenoot+ vermagh) door’t krachtigh gheklanck der Bazuynen des Goddelijcken Woordes, wiens Moghentheyt sijn 2 Wapenen zijn, Ga naar margenoot+vernielt ende ter neder doet storten die vaste Muyren, ende die hooge Toornen (en̄ Raadtslaghen) van Iericho, die sich op maecken teghen die kennisse Godes, ende treedt also in’t Huys der Stercken, dien hy sijn Huysraadt der valscher Opinien beneemt door des oprechten Waarheydts krachte, der Opinien twijfelachtighe krachten vindet, ende allen Vernufte ghevanghen neemt onder die ghehoorsaamheyt Christi, hebbende also ghereede macht vermits het tweesnijdighe Swaardt der Almoghender Waarheydt, omme te wreken alle onghehoorsaamheyt. Of hoe sal yemandt moghen inne gaanGa naar margenoot+ in’t Huys des Stercken, ende sijnen HuysraadtGa naar margenoot+ rooven, ten zy dat hy eerst den Stercken vinde, ende sal dan eerst sijn Huys berooven? Psalm.67.13. Proverb.21.22. Isai.53.12, 49.24. Ierem.31.11. Roma.8.31. Want onses Krijghs Wapenen en zijnGa naar margenoot+ niet vleeschelijck, maar een Goddelijcke mogentheytGa naar margenoot+ tot vernielinge der Vesten. 5 Met welcke Wapenen wy die ghedachten verstooren, ende alle Hoogheydt verheven zijnde teghen die kennisse Godes, ende allen ghemoede om Christo te ghehoorsamen, bedwinghen. Iosue.6.20. Proverb.21.22. | |
K.Na dien nu sulcx den Godtloosen niet aanghenaam en is, werdt de oprechte Leeraar daaromme vervolght met woorden ende met wercken. Hy werdt ghevloeckt, ghekettert, 1 ghelastert, ende ghenaam-schendet met LoghenenGa naar margenoot+ om den name Christi, dat is om des Waarheydts willen: sonder dat hy yemandt vloeckt, lastert of scheldet, maar ter navolginghe sijns Meester, den selven 2 seghendtGa naar margenoot+ ofte beneydet. Alsoo mede volght hy’t Lammeken sijnen Meester daar inne naar, dat hy niemandt en haat noch en vervolght, maar hate ende 3 vervolginghe leydet om die WaarheydtGa naar margenoot+ Christi willen. Waar heeft oyt Schaap eenen Wolf verslonden? Neen. Hy doet 4 welGa naar margenoot+ den gheenen die hem vervolghen, biddet daar voor, ende vergadert alsoo die kolen der Liefden (want weldaadt baardt vriendtschappe) op ’t Hooft der hatelijcke begheerten sijnre Vyanden. Dats wel verde van quaadt met quaadt te verghelden, ende noch al veel verder van onveroorsaeckt yemanden quaadt te doene. | |
[Folio 58v]
| |
Ga naar margenoot+Saligh zijdy, soo wanneer de Menschen Ga naar margenoot+u sullen lachteren, ende vervolghen, ende alle quaat van u segghen, om mijnen willen daar aan lieghende. 1.Timoth.4.10. Matth.Ga naar margenoot+10.14.15. Ga naar margenoot+Niet vergeldende quaat met quade, noch verwijtinghe met verwijtinghe, maar daar teghen goedt wenschende. Luc.6.28. Rom.Ga naar margenoot+12.14. 1.Corint.4.12.13.Ga naar margenoot+Ist dat de werelt u haat, so weet dat sy my al voor u heeft ghehatet. Ga naar margenoot+Hebben sy my vervolght, sy sullen u oock vervolghen. Ioan.1.20. Amos 5.10. Ga naar margenoot+Hebt lief uwe Vyanden, Doet wel die Ga naar margenoot+u haten. Prov.25.21. Roma.12.20.17.So draagt sich een warachtigh Leeraar Ga naar margenoot+dan tegen Ongheloovighen, Waangheloovighen ende Ketteren. Maar anders handelt hy metten Boetvaardigen ende bekeerde Zondaren, noch swack zijnde in den Gheloove. Ga naar margenoot+Want hy hier het gekroockte 1 Riedeken niet en breeckt, maar met de vrolijcke Boodtschappe Ga naar margenoot+des 2 Euangeliums, die recht bedroefde Ga naar margenoot+Herten 3 vertroost, met de ghesonde Ga naar margenoot+Leere hare ghewond Zielen 4 gheneest, ende metten Broode des Levens die hongherighe Ga naar margenoot+Zielen 5 voedet ende 6 versterckt. Ga naar margenoot+Het gekroockte Riedt en sal hy niet breken. Ga naar margenoot+Isai.42.3. Ga naar margenoot+Op dat ick soude verkondighen een versoenlijck Ga naar margenoot+ Iaar voor den Heere, ende een dagh des wraacx onses Godes, omme te vertroosten allen bedroefden, Isai.52.7. Luc.4.Ga naar margenoot+18.&c. Ga naar margenoot+Ende dat ick allen Bedroefden soude vertroosten. Luc.4.18. Isai.61.3. Ioan.16.20.21.22. Actor.15.32. Ga naar margenoot+Keert weder ghy afvallighe kinderen, ende Ga naar margenoot+ick sal u Afvallen ghenesene. Luc.4.18. Ose.6.2. Prov.12.18, 13.27. Ga naar margenoot+Ick sal u Herders na mijnen sinne gheven, Ga naar margenoot+die u met Kennisse ende Leeringhe sullen voeden. Matth.4.4. Esai.40.11. Matth.24.45. Ierem.23.4. Ephes.5.29. 1.Thess.2.7. 1.Petr.5.2. Ga naar margenoot+En̄ ghy wederomme hier na bekeert zijnde, Ga naar margenoot+soo versterckt uwen Broeders. 1.Cor.1.8. |
|