iiij. Capittel.
Vande sonderlinghe Sendinghe met heure sekerheyt.
Alle Leeringhe gheschiedende door Menschen aan Menschen, komt voor’t uyt een sonderling ofte alghemeyn bevel. Wt sonderling bevel leeren sy die eenighe Ghemeynten op sich selfs leeren, als van Gode eyghentlijck daar toe zijnde ghesonden, ende dit sonder, of door middel. Die Sendinghe die sonder middel van Menschen alleenlijck van Gode geschiet, behoeft wonderdaden tot haren zeghele ofte versekeringhe. Dit heeftmen moghen sien aan 1 Moysen inde Oprechtinghe: aan 2 Heliam inde Ga naar margenoot+Suyveringe: aandē Heere 3 Christum selve met Ga naar margenoot+sijne Iongeren inde Vernieuwinghe, ende aanden Apostelen met heuren navolgheren inde 4 Voortellinghe ende 5 Hoedinghe der KerckenGa naar margenoot+ Godes. Beroerende d’ander bysondere Sendinghe gheschiedende door’t middel van Menschen, en behoeft tot blijck van hare seekerheydt geene wonderdaden: alsmen maar ghewis ende seker is, dat die Kercke vande welcke die Dienaren werden ghesonden, zy die ware Kercke of Ghemeynte Godes. Soo mochtmen ontwijfelijck ende sekerlijck weten (vermits die wonderdaden) dat die Ghemeynte ten tijden der Apostolen was, die ware Kercke Godes, als sy eerst Mathiam 6 sandt ende na anderen.Ga naar margenoot+
1. Oprechtinghe.
Comt ick sal dy senden tot Pharaonem, opGa naar margenoot+ dat dit mijn volck, de kinderen Israels, leyden soudtste uyt Egypten. Ende Moyses sprack tot Gode: Wie ben ick, dat ick soude gaan tot Pharaonem ende die Kinderen Israels uyt Egypten leyden.
Hy seyde tot hem: Ick sal met dy zijn, endeGa naar margenoot+ sult dat tot een teecken hebben dat ick dy hebbe gesonden, als du het volck Israel uyt Egypten ghebracht sultste hebben, so sultstu Gode op desen Bergh offeren. Siet meer Cap. iij. 1.
2. Suyveringhe.
Ende treedende Elias voor alle den volckeGa naar margenoot+ seyde hy: Hoe langhe suldy over beyden zijden hincken? is de Heere Godt, volght hem, Ist Baal, volght hem.Ga naar margenoot+
Aanroept den name uwer Goden, en̄ ick sal den name mijns Godes aanroepen, wiens Godt met buyre verhoort, die sal Godt zijn. Ende alle t’volck seyde: Dat is een seer goedt voortstel.
Heere God Abrahams, Isaacx ende Isaels, Ga naar margenoot+ toont huyden dat ghy zijt de God Israels ende ic dijn Dienaar, ende dat ick alle die na dijnen bevele hebbe ghedaan, &c.
Doe viel het vuyr des Heeren neder endeGa naar margenoot+ verslinde den brant-offer, t’hout ende die steenen, ende lickte op het water uyt die watergoten.
3. Vernievvinghe.
In dien tijden sullen die dooven hooren dieGa naar margenoot+ Woorden des boecx, ende die ooghen der blinden sullen uyten duysternissen ende nevel sien.
Dan sullen der blinden ooghen gheopentGa naar margenoot+ worden, ende die ooren der dooven sullen open zijn.
Dan sal de creupele springen als een HyrteGa naar margenoot+ ende der stommen tonge sal juychen.
Hy noch sprekende heeft henluyden een clareGa naar margenoot+ wolcke overschaduwet, ende siet, een stemme uyten welcke sprack: Dit is mijn geliefde Sone, inden welcken ick my wel behaghe: Hoort hem.
Gaat ende verkondight Ioanni wat ghyGa naar margenoot+ ghehoort hebt ende ghesien, die blinden sien, creupelen wandelen, die Melaatsche werden gereynight, dooven hooren, die dooden verrijsen, Ga naar margenoot+ende den armen werdt het Euangelie vercondight. Iohan.5.36, 10.25, 7.31. Actor.2.22.
4. Voortteelinghe.
Veele wonderdaden ende teeckenen geschiedenGa naar margenoot+ tot Ierusalem door den Apostelen.
Door der Apostelen handen geschieden onderGa naar margenoot+ t’volck veele teeckenen ende wonderdaden.
Dit en schrijve ic u niet om u te beschamen:Ga naar margenoot+ maar vermane u als mijne alderliefste Sonen.Ga naar margenoot+
Want of ghy schoon al haddet duysent Tuchtmeesters in Christo, soo en hebdy niet veele Vaders. Want ick hebbe u in Christo, &c.