Het roerspel en de comedies van Coornhert
(1955)–D.V. Coornhert– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 537]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comedie vande Blinde voor JerichoDerick Coornhert Alle blinden, die hare blintheyt bekennen,
Niet wetende tot wat leydtsman hen te wennen
Om dat sy tverleyden der verleyders vreesen,
Moegen hier ondervintlijck tasten en voelen
5[regelnummer]
t Bedroch der blinde leydtsluy de om haer boelen,Ga naar voetnoot5
En veylich voor der sielen verleyding wesen
Doort volgen vande ware Leydtsman gepresen,
De self is die wech, tooch en blintheyts genesen.Ga naar voetnoot8
Ghedruckt int Jaer ons Heeren 1582.
Ga naar margenoot+Laet ghy my so int wilt sonder hoeder varen?
10[regelnummer]
Ga naar margenoot+Neen, mijn hertslieve broeder sal u bewaren,
De selfs oock vande const is.
Ga naar margenoot+Heeft Frans Coornhert dan oock gerijmt? dats my wonder.Ga naar voetnoot12
Ga naar margenoot+Aerdich, dus dient hy tot u schermheer bisonder,
Want hy inder Rijmers Jonst is.
15[regelnummer]
Wat vermach de const niet by Jonstigen ooren?
Ga naar margenoot+Hoe sal hy weten (de my niet sach te voren)
Dat ick ben zijn Broeders gedicht?
Ga naar margenoot+Hy kent so eygentlijck mijn Rijmen en wercken,
Dat hy met eens aenschouwe[n] mijn aert sal mercken
20[regelnummer]
Wt de gedaente van u gesicht.
Ga naar margenoot+Ick ken hem niet; woudt ghy my een voorschrift gheven?Ga naar voetnoot21
Ga naar margenoot+Gaerne. Liefbroer, dees Comedie was geschreven
Om in druck te worden ghemeen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 538]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sy scroemde tgheclap van hatelicke menschen,
25[regelnummer]
Ic beloofde u haer voorstant te zijn na wenschen;Ga naar voetnoot25
Op de troost gaet sy van my heen,
Naer u toe. Met dit voorschrift aen my bedongen,
Dat u Jonst en Const by misgonstige tongen,
Haer naem sal helpen verschonen.
30[regelnummer]
Dit moechdy, en dit suldy vol brengen met eeren,
Veel williger dan icx van u can begeeren.
U lust is my lief te toenen
Neemtse dan in u scherm, sy self sal u lonen,
En (doet ghy so sy seyt) u met eeren croenen,
35[regelnummer]
So maeckt u van dees Comedie een behoeder
Derick Coornhert, u lief Broeder.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Comedie
Inhouden Marc. 10.46
Als Jhesus met zijn Jonghers en veel volcx met hem
Opwaerts gingen van Jericho nae Jerusalem,
Sat Bartimeus Tymei Soon blint en arm,
40[regelnummer]
By den wech, daer hy bedelde (met groot gecarm)
En hoorende dat Jesus van Nazarenen
Daer quam, riep hy luyde wt hertelijc meenen:
Jesu Davids soon (O groote troost der Armen)
Wilt mijns ellendigen Blinden ooch ontfermen!
45[regelnummer]
Veel luyden dreychden hem op dat hy sou swijgen,
Maer hy riep des te meer (om hulp te vercrijgen):
Jhesu Davids soen, ontbermt u mijner! Jhesus bleef staen
En beval hem te roepen. Sy riepen hem aen,
Seggende, zijt goets moets, rijst, hy doet u roepen.
50[regelnummer]
Hy warpt den Rock af, springt op, comt tot hem loopen.
Wat wildy (sprack Jesus) dat u van my sal gheschien?
De Blinde antwoorde: Meester dat ick mach sien.
Jesus sprack, u geloof heft u ghesont gemaeckt, gaet.
Terstont sach hy, en volchde hem inde rechte straet.
Een ander ende breder Inhout
55[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hier vindi verclaert der Blinden ellendicheyt,
Verleydt van waensienders schalcke behendicheyt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 539]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doort vermetel oordeels toestemmen onbedacht,
Welcx bevonden bedroch sulcken haet heft gewracht
Inde blinde, dat hyse veriaecht, en preken hoort
60[regelnummer]
Met opset om doen, tgoet hem leren sal Gods woort.Ga naar voetnoot60
Ga naar margenoot+Daer verstaet hy hoe streng Godt straft den quaden
En den goetwilligen beschenct wt genaden.
Ga naar margenoot+Voorts hoe de logen scalck door valschen schijn bedriecht,
En met stadich trueren loent als lust snel vervliecht;
65[regelnummer]
Dat die sonden altijt haer selfs boete zijn,
Welc verstant dan walgen doet van dat zoet fenijn.
Ga naar margenoot+Door dese ware afkeer vande valsche loeghen,
Comt haer de heylsame gaef des geloofs toeghen,Ga naar voetnoot68
Verclarende wat sy is, waer toe sy genaeckt,
70[regelnummer]
Haer werc, haer vruchten, en hoe sy salich maect.
Ga naar margenoot+Daer na sietmen hoe die verdienst beromelijckGa naar voetnoot71
den blinden verblijdt op een onwech verdomelic,
de dan ooc wert ontdect met al haer valsch bedrijf,
van een verleydster Justitia Imputatijf.Ga naar voetnoot74
75[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dees maeckt den blinden argelistelijck vroedt,
dat hy goet is, hoe wel hy niet goets heeft of doet.
Ga naar margenoot+Welck bedroch grootelijck wort gemerckt byden Blinden,
doort geloofs getuych met wacker ondervinden.
Des hy sich dan wantrouwich vanden menschen keert.
80[regelnummer]
Totten gaefrijcken God, daer hy hulpe af begeert.
Ga naar margenoot+Verwerft en merckt dat hy sich self te veel heft betroudt,
Ooc Gode meer ende min dan Godes woort inhout,
Ga naar margenoot+Waer door het ware berouw wt gantzer sielen,
tvermetel ordeel vyantlijc gaet vernielen,
85[regelnummer]
Ga naar margenoot+Des den droeven Blinden, mestrouwende zijn hooft,
Het claer gesicht en tvrolijcke licht wert belooft.
Ga naar margenoot+Twoort wijst hem ten acker, die byder straten leit,
Om daer te gaen sitten, genaemt gelatenheyt.
Ga naar margenoot+Daer sit die blinde stil met hertich verlanghen,
90[regelnummer]
Om eens trecht stierende gesicht te ontfangen
Ga naar margenoot+En hoort van Jesu wonderlijcke gheruchten,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 540]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den hy Christum te zijn gelooft sonder duchten.
Ga naar margenoot+Hy roept onophoudelijck: Jhesu, Davids kindt,
Ontfermt u mijns, ick ben Arm, Ellendich ende blindt!
95[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dit hoort de milde Jhesus, die door zijn boden,
Den lichtgierigen blinden tot sich doet noden,
De, hoorende dat Christus hem om helpen roopt,
Doude zeden verwerpt en spoedich tot hem loopt,Ga naar voetnoot98
Daer hy van Jesu (wat hy wil, zijnde gevraecht)
100[regelnummer]
Tgesicht begeert boven al dat de werlt behaecht,
Twelck hy waerlijck verwerft van Christo Almachtich
Ga naar margenoot+Doort heylsaem middel vanden gelove crachtich,
Des de blinde verhoecht doort lievelijc lichte
Dat hy nu aenschouwet met open gesichte,
105[regelnummer]
Jesum Christum danct met hertelick verblijden,
En trouwelijck nu volcht in onschuldich lijden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Personen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e handelinge Ie wtcomen
Bartimeus die Blinde heeft by hem Observatio sui, wert metter hant gheleydet van Perverso Iudicio ende zeydt also:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 541]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Blinde]
Armoede swaer bedroeft oock den sienden menschen,
En dolende Blintheyt queldt Rijcken nae wenschen.Ga naar voetnoot108
Wert hy dan niet met dubbelt verdriet bedroeft,
110[regelnummer]
De alleen dees twee Jammeren teffens beproeft?
Dit valt in my, arme en ellendige blinde,
Des ick mijn Hert met druck overladen vinde.
Most dan armoet streng met haer felle cluystere,
Noch altijt versellen mijn blintheyt duystere?
115[regelnummer]
Most dit hongerich bedelen noch vergroten,
Mijn Jammer, mijn dolen, met vallen, met stoten?
Hadde ick maer behouden int gesichts verliesen
Wat oordeels om een siende Leydtsman te kiesen,
Twaer my tot veylicheyt in mijn eewige nacht;
120[regelnummer]
Maer nu kies ic blinde, door notelicheyts kracht,
Dick blindelijck een blinde de sich siende acht,
En so leydt deen blinde dander inden gracht.
Elck wil ander leyden, de self blint is als mol;
Elc seyt ic sie, de self swermt in duysterheyts hol,
125[regelnummer]
En elc roemt sich vant licht, de self geen zon en kent.
Hoe mach ick blindt dan weten, wie siende is ofte blendt?
Connen mijn blinde Oogen oock eenichsins sien,
Weer hy siende of blint is, de my de hant comt bien?Ga naar voetnoot128
Men vindt menich mensch, die zijn onwijsheydt verstaet.
130[regelnummer]
Doch kent hy wijsen, de hi vraecht en volcht haer raedt;Ga naar voetnoot130
Maer ick eylaes, ben so blindt dat ick gheen wech en weet;
Oock en kenne ic niemant de blinden te rechte leet.
Boven dien mach ick geensins wel onderscheyden
Blinde verleyders van sienders die recht leyden.
135[regelnummer]
Deser vintmen weynich, die seer overvloedich.
Can ick dan oock vermijden dolinge onspoedich?Ga naar voetnoot136
Observatio sui
Neen ghy Vaeder, ghy bevint sulcx dick met smerten,
Met pijnlijc trueren en ongenoecht des herten.
Dit behoordy taenmercken tuwen voordele,
140[regelnummer]
En doorsaeck van dien, dats vermetel oordele,
U Leydtsman, so stout als onversocht en blindt,Ga naar voetnoot141
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 542]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Den ghy dwaeslijck volcht, aencleeft en meest bemindt.
Hoe dicmael heeft hy u scendich gaen verleden?
U sin strecte nu oock na tghesicht des vreden,
145[regelnummer]
Namentlijck Jerusalem, Godts heylige stadt,Ga naar voetnoot145
Om daer te becomen door dat veylige padt
Gesicht, Licht, ware kennis van God goetdadich,
Eewige lust met vreedsame rust gestadich.
Daer, daer beloofde u leydtsman u te stieren
150[regelnummer]
Byden Schaepkens, maer bracht u by felle dieren,
In dit Godtloose Jericho, stadt vande maen,Ga naar voetnoot151
Onstadich, duyster, der hellen Prins onderdaen,
De u quelt met twistich verdriet, pijnlic wroegen,
Sware moeyten en hongerich ongenoegen.
155[regelnummer]
Is dat niet het tegendeel van al u begeert?
Voeldy niet dat gy stadich al u wenschen ontbeert?
Heeft u leydsman u dan niet leelick bedrogen?
Noch geloofdy zijn raet vol dootlijcke logen.
Bedrogen te worden van een onbekende,
160[regelnummer]
Machmen verschonen in donversochte blende;
Maer wie can verschonen het moetwillige hooft,
Dat dickmael den bekenden bedrieger gelooft?
Tvermetel oordeel is doorsaeck van al u leedt,
Noch volchdy hem gaerne, ghi de zijn ontrou weet.
165[regelnummer]
Claechdy dan oock recht van verleydens verrasschen?
Blinde
Ongaern sit ick tusschen twee stoelen inde asschen.Ga naar voetnoot166
Dit doet my dees ontrouwe leydsman noch houwen,
Tot dat ick een vind, den ic vast mach betrouwen.
Midler tijt moet ick my met desen geneeren.
Observatio sui
170[regelnummer]
Tquade te houden verderft, nut ist ontberen;
Seeckerder ist wel sitten, dan qualijck te gaen.
Blinde
Wie mach stil sitten in honghers noetlijck vermaen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 543]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De thuys gheen Broodt heeft, moet daer buyten na sporen.
Weet ghy beter Leydtsman? noemt hem, laet my horen.
175[regelnummer]
Ghy swijcht Dochter, en hebt (soo ick merck) des gheen macht.
Ga naar margenoot+Maer zijt gerust, dees leydtsman is my self verdacht;
Dits doorsaeck dat ick in dees Kerc ben gecomen,
Want hier sal preken (so ick hebbe vernomen)
Een Man, wijs van sinnen, en heylich van leven,
180[regelnummer]
Van Gode gesonden en wt liefte gedreven,
Om tvolck deser Stadt vrymoedich te verconden
De grootheyt metten oorsaken haerder sonden,
Oock raet van spoedelijck daer wt te geraken.
Also verlangt my nu met begeerlijck haken
185[regelnummer]
Ga naar margenoot+Om te verstaen de heymelijcke gebreken
Die noch int diepst mijnder blinder sielen steken,
Oock doorsaken, de my daer in doen volherden.
Want om eens recht vry daer af te moegen werden,
Denck ick by Godts hulpe te laten metter daet
190[regelnummer]
Alle dat ick sal vernemen te wesen quaedt,
En allencxkens 't verstaen goet daetlic te plegen.Ga naar voetnoot191
Observatio sui
Vader, de Predicant is opten stoel gestegen,
En wil, al ist Volc luttel, 't Sermoen aenheven.
Blinde
O Godt, opent mijn Herte, wilt my Ooren gheven!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e Handeling IIe wtcomen
Sermo Propheticus, Blinde, Observatio sui, Perversum Iudicium
[Sermo Propheticus]
195[regelnummer]
Inden Naeme des Mensch lievenden Godes, Amen.
Ghy Borgers deser Stadt, coemt hier, hoort altsamen
Die waerheyt u hatelijc, omdat sy u blaemt,
U Sonden, u logen lust, altijt so beschaemt,
Dat ghy van haer heylsaem berispen wijct duchtichGa naar voetnoot199
200[regelnummer]
Tot de dootlijcke logen, valsch en licht vluchtich.
Hem mint ghy, hem soect ghy, hem coopt ghy dier om ghelt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 544]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maer aengeboden waerheyt veriaechdy met gewelt.
Haer woort hebdy, so ic merc, by my vernomen,
Daerom is uwer so luttel hier gecomen.
205[regelnummer]
Want ghy hoort liever valsch prijsen, dan waer schelden,
Dit houdt u in boosheyt, doecht hanteerdy selden,
Ga naar margenoot+Ja nemmermeer. O alle ghy sotte geslacht,
De Burgers zijt in dees maenstadt en Godtloose nacht!
Daer is gheen Godt, seydt u hert (niet u valsche Mondt);Ga naar voetnoot209
210[regelnummer]
Verdorven is u lust, vol grouwels inden gront.Ga naar voetnoot210
Niet een van u allen en doet goet, ooc niet een;
Niemant vraecht hier nae Godt, elck wijcket af int ghemeen.
Ga naar margenoot+Hier woont waerheydt, ontfermen, noch Godes kennisse,
Maer vloec, Loghen, Moordt, Dieverij, Vrouwen schennisse.
215[regelnummer]
Ga naar margenoot+Sondicht Mensch tegen Mensch, hy crijcht by Godt noch soen,
Maer vertoorntmen Godt, wie salt ghebedt daer voor doen?
Ga naar margenoot+En oftmen daer al voor bade, wie salt hooren?
Godt niet, al baden oock zijn drie wtvercoren.Ga naar voetnoot218
Ga naar margenoot+Wat verwacht dan die Godtloose, die int quade volhert?
220[regelnummer]
Vaste verstrickinghe in zijn sonden verwerdt,
Wanhoep Ga naar margenoot(a), Schande Ga naar margenoot(b), Honger Ga naar margenoot(c), Blintheyt Ga naar margenoot(d), druck Ga naar margenoot(e), Bederven Ga naar margenoot(f),
Cort leven Ga naar margenoot(g), Met een knagend Ga naar margenoot(h), Onsterflijc Ga naar margenoot(i) sterven Ga naar margenoot(k).
Sijn Gods weldaden groot, so cleyn in u oogen,Ga naar margenoot+Ga naar voetnoot223
Dat ghy hem te lief, tquaet niet laten sout mogen?
225[regelnummer]
Of soud u der deuchden loon so weynich vermogen,Ga naar margenoot+
Dat ghy u niet vant quaedt tot weldoen wilt voeghen?
So laet ten minsten tquaet om zijn selfs gequelle,Ga naar margenoot+
En wt vreesen voor de grouwelijcke Helle.
Maer, denckt yemandt (die sulcx gaerne sou beginnen)Ga naar margenoot+
Hoe connen wijt tquaet laten, als wijt beminnen?
De moet verstaen datmen tquaet niet recht mach laten,
Sonder vyantlijck strijden na tdootlijck haten.
Salment haten, men moet zijn snoodtheydt vol rouwen
Int licht der waerheyt ondervintlijc aenschouwen.
235[regelnummer]
Hier toe behoeft vlijtich andacht en claer gesicht,
Maer vooral Godts genadich voorcomende licht.
Dan machmen het goet schijnende quaet bekinnen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 545]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En dan machment haten met hert, siel en sinnen.
Also mach nu elck, de wil hier licht wt mercken,
240[regelnummer]
Doorsake, de tquaedt doet lieven en mercken,
Naemlijck des menschen onverstandicheyt blint,
Met valsch ordel, de tquaet goet noemt en bemint.
Dees blintheit is niet dan des lichts ontberinge,
Daer in comt elc doort oochsluytens afkeringe
245[regelnummer]
Vant Licht, welck Godt is, dits dat den blinden bederft,
Soo langh hij(t) tlicht den rugg biet ende int donckere swerft.
Daerom, O all ghy blinden de u blintheyt kent,
Keert u ten Lichte, daer af ghy u hebt gewendt.
Treet wt dees Maenstadt, verlaet dees duysterlinghen,
250[regelnummer]
Gaet na Jerusalem, tlicht des vreedts geringen,Ga naar voetnoot250
Ga naar margenoot+Daer de Maen lichtet als de gulden Sonne claer,
En de Son, of daer tlicht van seven Sonnen waer;
Ga naar margenoot+Ja daer de Maen niet mindert, noch die Sonne en daelt,
Ga naar margenoot+Want Godt selfs zijn eewich licht lieflijck van sich straelt
255[regelnummer]
Inden open ooghen van blinden lichtgierich,
De hy verlicht met waerheyts kennisse vierich.
Ga naar margenoot+Spoedt u dan ghy Blinden tot dees Hemelsche claerheyt,
Ghy crijchtse, geloofdijs en begheerdijs in waerheydt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ie Handeling IIIe wtcomen
Observatio sui. Blinde. Iudicium Perversum
[Observatio sui]
Hoe behaecht u dat Sermoen? Segt doch, lief Vaeder?
Blinde
Hertelijck wel, de reden zijn goet al te gader,
Nochtans treffen sy my wel hart ende scherp opt hooft.
Observatio
Ghy merckt dan ooc wel wien ghy te veel hebt ghelooft.
Blinde
Wien?
Observatio
Die u doorgaens soo deerlijck heeft bedrogen,
Ick meyn den schalcken, losen en valschen logen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 546]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blinde
265[regelnummer]
Waer in?
Observatio
Int goede quaet, en tquaet goet te heten
Hoe begeerlijck hebdy zijn fenijn ghegeten,
Onder tdecxel van uwer sielen Medecijn,
Alleen doort behach van zijn bedriechlicke schijn!
Blinde
Wat schijn?
Observatio sui
Schijn van lust der smertbarende sonden.
270[regelnummer]
Lust vervlooch rasch, smerte bleef inder Sielen wonden;
Loegen loofde int sondigen stadigen luste,
Volcomen genoegen met salige ruste.
Hoe bequaem u de lust?
Blinde
Een corte vroecht, langh verdriet.
Ja, gheen vruecht, een droom, een waen, een schijn, een niet.
275[regelnummer]
Dus merke ic des loegens valscheit nu grondelic.
Observatio
Ga naar margenoot+Dit blijckt daer in, dat sy doort leven sondelijc
Nemmermeer den beloofden salicheyt en gheeft,
Maer geeft altijt onsalicheyt de vaste cleeft
Aen den sondaer, so haest als hy de sonde doet.
Blinde
280[regelnummer]
Hoe meyndy dat?
Observatio
Sond baert altijt zijn eygen boet.
So veel schelet, dat sondigen lust sou gheven,
Dat de Sondaers altijt ellendichlijck leven.
Want der Sonden straf toeft niet tot daenstaende helle,
Maer misdoen straft den sondaer sulcx met gequelle.Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
Ga naar margenoot+De logen belooft door sonden heyls verwerven,
Maer altijt is de sond der luyden verderven,
Ons misdaden vergeldent ons opter stede.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 547]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ons boosheyt straft ons, ende de Godtloos heeft gheen vreede.
Blinde
Verclaert dit breder.
Observatio
Hebdy noyt Rijckaert benijdt?
Blinde
290[regelnummer]
Ja.
Observatio
Ga naar margenoot+Wast niet een etter in u gebeent?
Blinde
Altijdt.
Observatio
Ga naar margenoot+Wat loon gaf u de verwaende hoovaerdicheyt?
Blinde
Verachtinghe
Observatio
Wat gaft lieghen?
Blinde
Spots onwaerdicheyt.
Observatio
Spraeckt ghy niet achter rugghe van yemandt quaedt?
Blinde
Dickmael.
Observatio
Wat was de vrucht?
Blinde
Schande en allemans haet.
Observatio
295[regelnummer]
Ga naar margenoot+Hebdy tgelt niet bemindt?
Blinde
Ja, hooch boven de maet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 548]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Observatio
Wat rijckdom creechdy?
Blinde
Ga naar margenoot+Een hert altijt onverzaedt,
Mindringe van genoegen, meeringe van begeren;
Dats rechte armoet en rijckdoms ontbeeren.
Observatio
So ist met dander sonden, elc plaecht zijn knape:Ga naar voetnoot299
300[regelnummer]
Ga naar margenoot+Satte gulsicheyt verdrijft den gesonden slape;
Ga naar margenoot+Geyle oncuysheydt verteerdt den naetuerlijcken cracht,
En dolle dronckenheyt heefter veel ter doodt gebracht.
Nu siedy, hoe fellijck de sond zijn dienaer loont,
En hoe bedriechlijck die logen zijn gelover hoont,
305[regelnummer]
Want onder tdecxel van een lustige schijne,
Belooft hy vruecht, maer gheeft niet dan druck en pijne.
Ga naar margenoot+Al schijnt logens broodt soet inder sotten menen,
Tvult namaels den mont met harde keselsteenen.
De dit bevindt, mach hy meer na logens hooren?
Blinde
310[regelnummer]
Voorwaer neen, hy heeft by my tgheloof verlooren.
Tfy mijns, dat ick zijn valscheydt oyt gingh betrouwen!
Ghy valsche loeghen gheest! My suldy niet meer houwen
In uwen dienst! Nu kenne ick u gevalschte wijn
Voor sulck bitter, dootlijc en moordelijck fenijn,
315[regelnummer]
Dat icks voortaen niet meer en sal mogen drincken,
Al quaemdijt noch so soet gesuyckert inschincken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1e Handeling IIIIe wtcomen
Fides. Blinde. Observatio
[Fides]
Godt groet u, vrundt, ende geve u vruechde des herten.
Blinde
Der Blinden vroecht is rouwe met droevighe smerten;
De niet siet, wat mach hy goets sien en verblijden?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 549]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fides
320[regelnummer]
Wat nu niet is, wert wel in toecomende tijden;
Daertoe come ic, gesonden touwer verschoning.
Blinde
Van wie?
Fides
Van Gode, alder Coningen Conincg.
Blinde
Waer toe sent hy u?
Fides
U met hulp soo te gerijven,
Dat ghy niet langer in duysternis sout blijven,
325[regelnummer]
Ga naar margenoot+Dat ghy van dolende blintheyt sout genesen,
Dat ghy een Soon vant Hemelsche licht soudt wesen,
Ga naar margenoot+En dat ghy soudt leven ende salich werden.
Blinde
Wie sidy?
Fides
Ga naar margenoot+Godts gaef tot doechts begin en volherden,
Ga naar margenoot+Een grondt onbeweechlijck van Godts volck in nooden,
Ga naar margenoot+Ende een onderhout van sheren geboden.
Blinde
Wat sydi?
Fides
Een vast betrouwen van tgunt niet en schijnt.Ga naar voetnoot331
Blinde
Wat suldy doen?
Fides
Al tghene waer door ghy verdwijnt
Wech nemen en heyl schencken; dit valt by weynighen.Ga naar voetnoot333
Ga naar margenoot+Godt sal door my u hert van sonden reynigen,
335[regelnummer]
Ga naar margenoot+U wt der sonden graf levendt doen verrijsen,
Ga naar margenoot+Oock na zijn bevel gehoorsaemheit doen bewijsen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 550]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In zijn Soen, en so getroostelijck leeden
Tot Godewaert, van hier na tgesicht des vreden.
Blinde
U seggen baerdt in my een vuyrich verlangen.
Fides
340[regelnummer]
Ga naar margenoot+Door my suldy die beloften Godts ontfangen,
Salichlijck in Godts cracht werden bewaert,
Een Sone Godts wesen, goet, van Godtlijcker aert,
Ja, de Gheest Godes sal self in u herte woenen.
Blinde
O groote weldaden! Hoe sal icx Gode lonen!
Fides
345[regelnummer]
Ga naar margenoot+Godt gevet al, maer ontfangt niet. spreeckt van gheen loon;
Godt self sal u heyl wercken door my in zijn soon.
Blinde
Godt salicht ons dan (zoot schijnt) sonder ons wercken?
Fides
Neen. Hierom is groote werringe byden Clercken.Ga naar voetnoot348
Eenige seggen als ghy, andere plat daer tegen,
350[regelnummer]
Ende missen bey tmiddel, dolende op onwegen.Ga naar voetnoot350
Blinde
Wat ist middel? Dat en heb ick noch niet ghemerckt.
Fides
Dat Godt niet sonder den mensch, dees niet sonder Godt werckt.
Blinde
Wat ist werck Godts?
Fides
Aenbieding van zijn heylich woort,
En van my zijn gave.
Blinde
Wat doet de mensch?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 551]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fides
Ga naar margenoot+De hoort
355[regelnummer]
Ende ontfangt. Hy hoort en leerdt aendachtelic,
Ga naar margenoot+Tgene Godt self hem leerdt ende spreeckt crachtelijck.
Als dan die mensch verstaet zijn bloedige snootheyt,
Oock mede des lieven Gods goedige grootheyt,
So mistrout hy zijn vernuft met haet afkeerlijcGa naar voetnoot359
360[regelnummer]
Ende ontfangt my, Godts gave, willich en begheerlijck.
Dit valt selden, meest elck hem self te veel behaecht,
Hier door is dat Godt doorgaens den Menschen beclaecht,
Ga naar margenoot+Dat sy niet willen hooren, noch waerheyt leeren,
Oock zijn aengheboden gaven niet begeeren.
365[regelnummer]
Want sy toor stoppende in verwaentheyt steygeren
So hooch, dat sy moetwillich Godts gaven weygheren;
Ga naar margenoot+Maer de haer eyghen blintheydt en quaetheydt verstaen,
Mercken opt woordt, en nemen mijns begheerlijck aen.
Al sulck een acht ick, dat ghy (O Blinde) nu zijt.
370[regelnummer]
Begeerdy mijns?
Blinde
Och Ja, mijn siel is so verblijt
Door u vrolijcke toecomst, my so wenschelijck,
Dat ick vroecht gevoel, meer Godtlijck dan menschelijck.
Fides
Geloofdy tprediken, dat ghy hier stracx hoorde?
Blinde
Niet als eens menschen, maer als Gods woorde.
Fides
375[regelnummer]
Weet ghy noch wel, wat den Blinden daer was belooft?
Blinde
t Goddelijcke licht met open oogen int hooft,
O salich woort, mocht ick de beloften ontfaen!
Fides
Betroudt ghijt?
Blinde
Vast.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 552]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fides
Door wat middel?
Blinde
Van hier te gaen,
Om rechts weechs te wanderen na Jerusalem.
Fides
380[regelnummer]
Staet op dan, gaet van hier, volcht rasch des heeren stem,
Dese stadt, met oock u self moet ghy verlaten.
Blinde
Gaet voorn, ich volch. Heer, stiert ons op rechte straten.
Chorus
Die blinde doolt met sorghen,Ga naar voetnoot383
Volcht vreemden int verdriet,
385[regelnummer]
Welcx blintheyt is verborgen
Voor hem dies niet en siet.
Vermoeydt in ongenoeghen,
Keert hy tvernuft den rug,
En door zijn pijnlijck wroeghen
390[regelnummer]
Soeckt hy een vaster brug.
Hy hoort des woort[s] verconden
Begheerlijck in zijn hert.
t Woort opent hem die wonden,
Van zijnre sonden smert.
395[regelnummer]
Dan dreycht het zijn misdaden,
Des Heeren straffe swaer,
Tbelooft oock wt ghenaden
Den Blinden Ooghen claer.
U opmercken gaet voorts toghen,Ga naar voetnoot399
400[regelnummer]
Doort ondervinden fijn,
Hoe dat de valsche loghen,
Het quaet seyt goet te zijn.
Dit doet na tquade lusten,
Twelck allen Sonden voedt;
405[regelnummer]
Dan leeren smerts onrusten,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 553]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat zent hem zelven boet.
Hier terdt die ware hate,
Thooft vant valsche Serpent.
Tot Blinden soo van State,
410[regelnummer]
Die Heer tgheloove sendt,
Dwelck sy zeer gaerne ontfanghen,
Om dat het hope baerdt,
En strecken snel haer ganghen,
Van daer ten Hemel waerdt.Ga naar voetnoot414
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tweede handeling. Eerste wtcomen
Meritum. Blinde. Fides. Perversum Iudicium
[Meritum]
415[regelnummer]
Goeden dach, vrundt, waerwerts haest u duyster treden?
Blinde
Na Jerusalem, tzoete gesicht des vreden;
Mijn hert verlangt na die Stadt Godts wtghenomen.
Meritum
Daer ben ick Borger, van daen ben ick gecomen,
Daer gae ick hen, en wil u met herten gaerne
420[regelnummer]
Daer leden om wesen u een Lantaerne,Ga naar voetnoot420
Een Licht, een Leydsman met zekere veylicheyt.
Blinde
Zijt ghy dan die Christ, tclare licht vol heylicheydt?
Meritum
Neen. Maer ick alleen breng tot Christum gepresen.
Hy woont met my in, en sal u door my genesen,
425[regelnummer]
So ghy mijn trou toeseggen vast wilt betrouwen.
Fides
Het licht gelooven brengt lichtelick in rouwen
En tvolghen eens onbeproefden Gheests baerdt bedroeven.
Iudicium Perversum
Hoe machmen eenich geest sonder volgen proeven?
Die raedt volcht, en merckt oft werdt, doet rechte proeve.Ga naar voetnoot429
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 554]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blinde
430[regelnummer]
Hola! Zidy weder daer, ghy stoute boeve?
Wat maect ghy hier? Wie heeft u tot my geroepen?
Iudicium P.
Niemandt. Ick coom van self jonstich hier gesloepen,
Doe ic u dat Hoerken sach volgen sonder toeven,
Wel wetende, dat ghy mijns raedts zout behoeven,
435[regelnummer]
Want Fides clapt heel kintsch en heeft noch geen oordeel.
Meritum
Volcht my, of blijft hier, ick soeck u, niet mijn voordeel.
Doch wil ick u te goedt mijn trouwheydt soo betoogen,
Dat ghyse claer sult sien met u redens oogen.
Segt dan, soudy Godt niet gaerne genaken?
Blinde
Ghewis.
Meritum
440[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die tot Godt wil gaen, moet gelooven dat Godt is.
Fides
So doet dees.
Meritum
Oock dat hy voor al de hem soecken
Een beloonder is.
Fides
Dat leeren waerheyts boecken.
Meritum
So moeten oock bekennen Leken en Clercken,
Dat Godt een beloonder is van goede wercken.
Fides
445[regelnummer]
Sulcx tuycht al de Schrift.Ga naar voetnoot445
Meritum
Ghelooft dan (tes ghesienste)
So waer loon is, dat daer oock sy de verdienste.Ga naar voetnoot446
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 555]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ga naar margenoot+Oock zijn by Gode veel verscheyden woningen;
Wat zijn dat anders dan verscheyden loningen?
Daer sal elck genieten vergelding nae waerde
450[regelnummer]
Van zijn goede wercken gedaen hier op daerde.
Nadien dan die minder doechden hebben gedaen,
Oock wel zalicheyt, doch minder, sullen ontfaen,
So blijckt, dat die meest doecht wercken menichvuldich,
Meest verdienen en meer doen dan sy zijn schuldich.
455[regelnummer]
Ga naar margenoot+Of soudy wanen, dat die suyvere maechden
Gode noyt boven echte luyden behaechden?Ga naar voetnoot456
Of meyndy dat de al tgoet den Armen geven,
Niet meer verdienen dan die daer wel af leven?
Die troudt, of tzijn behoudt, sondicht niet ende behaecht Godt;
460[regelnummer]
Maer dander zijn volmaeckt, ende doen meer dan tghebodt,
Meer dan tghebodt heyscht, daerom sy voor Godt den HeerGa naar voetnoot461
Oock meer verdienen, meer loons crijghen ende meer eer,
Overmits haer goede wercken overtallijck,Ga naar voetnoot463
Die Gode so aengenaem zijn en so bevallijck,
465[regelnummer]
Dat zijse ander menschen met mogen deelen,
Als diet self niet behoeven. dit mocht ic niet heelen
Om u nuts willen. Wildy my volgen, ghy moecht.
Blinde
My schrict des weechs swaerheyt van soo volmaeckter doecht!
Tes allemans ding niet daer aen te geraken.
Meritum
470[regelnummer]
Schroemt niet, mijn doecht sal ick u deelachtich maken,
Oock de doecht van alle heyligen volcomen.
Haer overschot sal u onvolmaectheyt vromen,Ga naar voetnoot472
Al hebdy schoon geen doecht, wildy maer wanderen
Op ons heylige wech sonder veranderen,
475[regelnummer]
Want die doecht pleechtmen oock in Babylonien.Ga naar voetnoot475
Blinde
Hoe heet die wech?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 556]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Meritum
Betrouwen in Ceremonien,
Wasschen, scheren, het Paeschlam eeten, besnijden,
Sabbateeten en onderscheyt in spijs en tijden.
Merct, vrunt, dees wech beschermt voor dolen en swerven,
480[regelnummer]
En leedt gemackelijck, sonder tquaet te sterven,
Tot Jerusalem, inde vrede rijcke Stadt.
Iudicium Per.
Wat dunckt u nu, Meester? Die ween behaecht my badt
Dan alle ander weghen, sy is effen en licht.
Blinde
Sy ghevalt my oock. Meritum weest mijn ghesicht,
485[regelnummer]
Mijn Leydtsman en mijn voerder, u wech acht ick goedt.
Gaet voor, ick volghe u, stiert mijnen twijvelijcken voet.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iie Handeling iie wtcomen
Iustitia Imputativa. Meritum. Blinde. Iudicium Perversum
Fides
Ga naar margenoot+Hoe lang blijft ghy een aenstoot den Blinden int soeken?
Schroemt ghy dan niet des volcx Rechtvaerdich vervloeken,
Ghy blinde Meritum blent, die den blenden blendelijck
490[regelnummer]
Op donwech doet dolen vermoeyt ellendelijck?
Doedy niet dolen met u verdienste spottelijck?
Meritum
Ghy schelt my tonrecht, want mijn Leer is Gottelijck;
Godt belooft den weldoenders der eeren Croone.
Moet daer niet verdienst zijn, daer Godt spreeckt van loone?
495[regelnummer]
Wat vindtmen meer inde Schrift, alsmens rechts doorsiet?
Iustitia Imputativa
Daer is gheen verdienst dan daermen ontfangt oft gheniet.
Weldaet mach wel van deen Mensch tot dander vlieten,
Ga naar margenoot+Maer Godt mach van Mensch ontfanghen noch ghenieten,Ga naar voetnoot498
Want Godt is volcomen en goetheyts Fonteyne,
500[regelnummer]
Dus verdientmen by Godt int groot noch int cleyne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 557]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oock en crijcht niemant loon sonder goetdoens ganghen,
En niemandt doet goet, hy moet eerst goetheydt ontfanghen;
Ontfangt dan de goetdoender tgoet eerst van Gode,
So en mach hy, goetdoende na Gods gebode,
505[regelnummer]
Niet verdienen. Neen, hy betaelt zijn schuldich recht.
Ga naar margenoot+Verdient dan yemant? Blijft de best niet een onnut knecht?
Mocht die mensch verdienen, wat behoefde hy ghenade?
Meritum
Verdient hy niet, die vrywillich nae Godts rade,
Meer doechts doet dan hem die godtlijcke wet beveelt?
510[regelnummer]
Dit doet hy die al zijn have den armen deelt,
Ga naar margenoot+Oock die willich maecht blijft, daer hy wel mocht houwen.
Godt self ontfangt, datmen daermen gheeft wt trouwen,Ga naar voetnoot512
Verdientmen dan niet door aelmis aenden armen?
Iustitia Imputativa
Neen. Door oefeningh vermeerdt Godt liefts ontfarmen.
515[regelnummer]
Godt ontfangt niet, al acht hijt soo tonser vromen;
Wy ontfangen ghevende, want in ons comen,
Int geven doort wel besteden, woeckers vant pondt.Ga naar voetnoot517
Oock doort los besitten van ons haef inden gront,
So dat ons gelijck is, winnen of verliesen.
520[regelnummer]
Gheen gelt te hebben of geen wijf te verkiesen
En is Gode geen dienst, weldaet nut of lust.
O neen! Maer als de mensch van becommeringh rust,
So mach zijn onbecommerde vuyrige gheest
Om tgoede bidden, en crijget daerom oock meest.
525[regelnummer]
Rechts oft een schat rijck Coningh van herten milde,
Die elck geven, van niemant ontfangen wilde,
Barmhertelijc sprake totten armen bedroeft:
Bidt maer. Ick sal u schencken meer dan ghy behoeft.
Ontfangt veel, wert rijc, en deylt anderen rijckelic,
530[regelnummer]
So behaechdy weldoende my gelijckelijck
Als mijn barmhertige en gaefrijcke Sonen.
Dan wil ick u lieffelijcke miltheyt belonen
Namaels met mijn rijck, en wil u hier int leven
Tverschonckene hondert vout wederom gheven.
535[regelnummer]
Segt, wat ontfangt Godt, de elck so gheeft nae wenschen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 558]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van de behoeftige bedelende menschen?
Wie merckt oock niet, na dien duecht wast int hanteren,
Dat de ghevers, ghevende, miltheyts duecht vermerenGa naar voetnoot538
En Godt niet van haer, maer hem van God weldaedt gheschiet?
540[regelnummer]
Waer blijft nu de verdienst, daer op ghy u verliet?
Verdwijnt hier ooc niet u weldaet overtallich?
Die wilde ghy (arm Bedelaer ongevallich)
Anderen met deylen, als u overschietende.
Betaeldy Godt zijn pont, wat is God genietende
545[regelnummer]
Van u? maer hoe moechdy zijn pont noch betalen?
Hebben wy niet al in sotte Joecht gaen dwalen?
Zijn wy Godt ons gantze leven niet schuldich
Recht te doen? wie en sondicht niet menichfuldich?
Of sich dan schoon yemandt noch soo recht bekeerde,
550[regelnummer]
Dat hy (dwelc seltsaem valt) voorts altijt doecht hanteerde,
En Godes geboden volcomelijck vervulde,
Doet hy dan oock meer dan betaling van schulde?
Wat schiet hem dan doch over, daer met hy vervult
De betaling van voorleden oude schult?
555[regelnummer]
Blijft dan noch altijt dalderheylichste mensche,
Die namaels recht doet volcomentlic na wensche
Een schuldenaer Godes, waer blijft die verdienste zot?
Behoeven wy niet al die genade van Godt?
Moeten wy niet al bidden in ootmoedicheden:
560[regelnummer]
Ga naar margenoot+En wilt, O Heer, met ons int oordeel niet treden.
Comen wy al te cort, zijn wy al vol feylen,
Wien schiet doecht over om andren met te deylen?
Tes dan valsch bedroch, O mensch, dat Meritum leerdt,
Die u van Jerusalem en Christ recht afkeert,
565[regelnummer]
En leedt nae Babylonien, tot Antichrist,
Door bevallijcke, maer dootlijcke argelist.
Dus verlaet hem, volcht my, want in mijne tenten
Woont Christus met zijn oprechte Sacramenten
En suyver Leer, na Godtlijcker waerdicheyt.
Blinde
570[regelnummer]
Wie sidy?
Iustitia Imputativa
Imputativa Rechtsvaerdicheyt
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 559]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blinde
Wat meynt dat?
Iustitia Imp.
Toereekentlijcke gherechticheyt,
Want elck is en blijft inder sonden knechticheyt.
Nu acht Godt in Christ door my, sonder u daden
Of goey werken, den mensch gerecht wt genaden;
575[regelnummer]
Die Sondt die in u is en ter doodt toe in blijft,
Godt u, of sy niet in u waer, niet toe en schrijft.
En doecht, die buyten is en blijft talder stont,
Rekent Godt u toe, of sy waer in sherten gront,
So ghy betrouwt op Christ onschuldich en goetdadich.
580[regelnummer]
Merckt, soo verdwijnt verdienst, en Godt blijckt ghenadich,
En so eertmen Godt recht. Leert u so de bastert?
Iudicium Perversum
Voorwaer neen. Men siet, dat Meritum Godt lastert.
Observatio sui
Segt, Vader, soeckt ghy niet nae vrede op dees weghen?
Blinde
Ja.
Observatio
Meritum sey des u toe. Hebdys vercregen?
Blinde
585[regelnummer]
O neen, tes onrust, dat eyghen vermoghen gheeft.
Observatio
Ghy merckt dan oock claer, dat hy u bedrogen heeft.
Wildy den bekenden bedrieger meer volghen?
Blinde
Gheensins, ick haet hem en ben toornich verbolghen.
Iudicium Perversum
Van desen verleyder ist hert nu afgewent,
590[regelnummer]
Ghy zijt blint, ick ken gheen wech, die dees Vrou wel kent.
Laet ons haer navolgen, soo coomdy tot vreden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 560]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iustitia Imputativa
Volchdy my na, ick sal u trouwelijc leden,
Den wech ken ik wel.
Blinde
Is die oock scherp ende streng?
Iustitia Imputativa
Neen, neen! Sacht en ruym, donwech is scharp en eng.
595[regelnummer]
Christus Juck is soet, daer is niet an vruecht en ghenoecht.Ga naar voetnoot595
Blinde
Hoe heet dees wech?
Iustitia Imputativa
Haer naem is ghewaende doecht,
Want sy sonder duecht doet zijn of schijnen doechdelijck,
En sonder goetheyt goet, heylich en vroechdenrijc.
Fides
Dat mach niet zijn, Mensch; dien onwech wilt niet terden
Iustitia Imputativa
600[regelnummer]
Waer de Mensch goedt, hoe mochts hem toegerekent werden?
Salich is hy, niet die goet is, maer diet wordt geacht.Ga naar voetnoot601
Dit leerdt die waerheyt der Schrift met gantzen eendracht.
Fides
Dats trouwen so.
Iudicium Perversum
Slaen wy dan op wech met luste,
Nu crijgen wy noch eens die verhoopte ruste.
Blinde
605[regelnummer]
O mocht dat werden!
Iustitia Imputativa
Volcht naer, ghy crijget veylich;
Maer om aenstoots mijden van u schijn onheylich,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 561]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
So dect met des Mantel, genaemt het rechte gebruyck
Der Sacramenten, u ydele sondige buyck.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
IIe Handeling iii wtcomen
Blinde. Observatio sui. Iustitia Imputativa.
Fides
Ach hoe zwerve ick op dese Paden waerschijnlijck?Ga naar voetnoot609
610[regelnummer]
Ick zoeck rustighe luste en vinde smerte pijnlijck,
Inwendighe stoornis, stadich ongenoegen.
En van de knagende worm het dootlijc wroegen.Ga naar voetnoot612
Moet ick dan eeuwich derven, die ruste begeerdt?
Observatio sui
Soo langh ghy volcht u vermetel oordeel verkeerdt,
615[regelnummer]
Met dees gewaende (niet ware) gerechticheyt.
Segt Vader, ist niet een schantlijcke slechticheyt
Te willen door waendoecht genesen den wonden
Van ware zonden pijnlijck en zwaer om gronden?
Mach die nietighe schau het wesen verdrijven?Ga naar voetnoot619
620[regelnummer]
Ga naar margenoot+Mach droom spijs u wackere honger gerijven?
Of mach het schijn goedt ware quaedtheyt veriaghen?
Segt. Is zondt niet oorsaec van u pijnlijck knaghen?
Blinde
Ja.
Observatio
So lang die zondt noch woondt in u herte,
Hoe soudy vry zijn van zijn pijnlijck smerte?
625[regelnummer]
Mach smert verdwijnen als zijn oorsaec blijft?
Iustitia Imputativa
Ghy verstaets niet. Achtender wijs werdt hy gherijftGa naar voetnoot626
Met rust en doecht, die hem Godes ghenaey toe schrijft.
Observatio
Blijft die zondt me achtender wijs in hem verstijft?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 562]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Iustitia Imputativa
Neen, in waerheydt, maer twert hem niet toegerekent.
Observatio
630[regelnummer]
Ist vuyr heet of wert hetten by tvuyr betekent?
Iustitia Imputativa
Tvuyr is self heet.
Observatio
Tvuyr moet dan oock (daert is) branden.
Iustitia Imputativa
Het moet.
Observatio
Zijn of schijnen de Sonden vyanden?
Iustitia Imputativa
Sy zijnt.
Observatio
Zijn sy zoet en minlijck?
Iustitia Imputativa
Neen, wreedt en fel.
Observatio
Waer dan sonden zijn, daer is oock smertich gequel,
635[regelnummer]
Want sy zijn quaedt, oock sieckte en verderf van natuyr,
En so lutter zonder druc als zonder hetten tvuyr,Ga naar voetnoot636
Blijft hem dit druckich quaedt hier altijt waerlijck by.
Hoe macht waer zijn, als ghy hem van droefheydt segt vry?
Iustitia Imputativa
Tquaedt blijft, maert niet toerekenen neemt wech tverdriet.
Observatio
640[regelnummer]
Dats geseyt: Tvuyr blijft, maer die brandende hetten niet.
Fides
Die grove logen machmen geensins gelooven.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 563]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Observatio
Wat helpt waenrust hem, die sich voelt in smert bedoven?
Wat baet ghesontheyts waen, daermen die zieckt bevindt?
Wat voordert waen ghesicht, alsmen in duysterheyt blindt
645[regelnummer]
Smertich valt en moeyelijck doolt met ancxtich vresen?
Mach een Mensch oock teffens blindt en siende wesen?
Goedt en quaedt? blijde en droevich? vry en ghebonden?
Een Dienaer der gerechticheyt en der zonden?
Wie hoorde oyt spottelijcker Toverijen?
650[regelnummer]
Noch betroutmen die helsche ziel roverijen.
Ghy gevoelt met ondervintlickheyt hertelijck
Ellendicheyt onrustich met wroegen smertelijck,
En laet u noch [e]en valsche ruste vroedt maken;
Wie heeft oyt gehoort van sottelijcker zaken?
655[regelnummer]
Segt Vader, is dit geen dolle raserije?
Wech, wech met dees moetwillige dwaserije!
Hoe lang geloofdy metten verstockten blinden
Eens anders woordt boven eygen ondervinden?
Clapt u elck niet van rust? bevindy geen onrust?
Blinde
660[regelnummer]
Ja Dochter, ick bevindt, dat mijn blinde lust,
Door die aentreckelijckende en smekende loghen
Van dees valsche Vreede preecxter, my heeft bedroogen.
My locte tgemac van haer rustige zetel,
En val met ongemack int vuyr wten ketel,
665[regelnummer]
Vant quaedt int ergher. Ach, dit doet mijn blendicheydt!
Ick soeck rust en vree, maer vinde onrusts ellendicheyt.
Wee mijns! Wat make ick? zelf can ick gheen wech aenschouwen.
Menschen bedriegen, men mach op niemant bouwen.
Smertich ghebreck lijdt niet, dat ick hier blijve staen
670[regelnummer]
En ancxt voor dolen verbiedt my voorwerts te gaen.
Waer sal ick arme blinde my nu doch keren?
Fides
Van dontrouwe Menschen totten Heer der Heren.
Die is getrouw, die helpt gaern, die leedt in claerheydt.
Bidt hem met betrouwen om kennis der waerheydt.
Blinde ende Fides
knielende zeyt hy: [Blinde]
675[regelnummer]
Van u hebbe ick my gekeert, O Licht des levens,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 564]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot mijn duyster oordeel. Ende met veel snevens
In vermetel blintheyt op menschen betroudt,
Dat my nu in smertiger ellendicheyt houdt
Op zware onwegen en pijnlijcke straten.
680[regelnummer]
Verlaet ghy my nu, so ick u heb verlaten,
Moet ic niet bekennen, dat ghi my zondaer quaet,
Rechtvaerdelijck straft, verdoemt ende verlaet?
Maer want u goedtheydt u rechte toorne licht stilt,
En ghy wt liefde den sondaers doodt niet en wilt,
685[regelnummer]
So bidde ick u ootmoedich met recht betrouwen,
Bloot van alle troost, gantz verlaten in rouwen,
Dat ghy my met u geest der waerheyt wilt leden
Rechtsweechs tot Jerusalem, tgesicht des vreden.Ga naar voetnoot688
Chorus
So haest de Mensch gaet spoen,
690[regelnummer]
Vant quaedt om goet te doen,
Wtwendich opt gesienste,Ga naar voetnoot691
Wert zijn blindtheyt verdoort,
Als hy begeerlijck hoort
Den roem van groot verdienste,
695[regelnummer]
Wiens zeven tronienGa naar voetnoot695
Zijn Ceremonien,
Die hy seer scherp doet houwen;
Die deucht en acht hy niet.
Zy comen int verdriet,
700[regelnummer]
Al die zijn Leer betrouwen.
Wie daer oock met onvernoecht,
Zijn Oor begeerlijck voecht
Tot waen, geacht rechtvaerdich,
Die merckt den valscheydt groot,
705[regelnummer]
Van Merits soo bloot,
Dat hy bestrickt werdt aerdich,
Van een seer listich wijf,Ga naar voetnoot707
Die doecht Imputatijf,
Die hem voort vroedt gaet maken,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 565]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
710[regelnummer]
Dat een zondich gemoedt,
Sonder goetheydt werdt goet,
En Godt so mach genaken.
Maer die dan wil verstaen,
Door opmerckens vermaen,
715[regelnummer]
Dat hy derft rusts genoegen,
En dat quaedtheyt verstijft,
Met druck int herte blijft,
Met smert, met pijn, met wroegen,
Dees merckt in laetsten noch,
720[regelnummer]
Imputatijfs bedroch,
En moet sich van haer keren.
Die so gheen menschen gelooft,
Boert op zijn truerich hooft,Ga naar voetnoot723
Recht tot het woordt des Heren.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iii Handeling i wtcomen
Sermo Propheticus. Fides. Blinde. Perversum Iudicium. Observatio sui.
[Sermo Proheticus]
725[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die Barmhertige Godt, die alleen wil leeren
Den cleynen, die ghelovich wijsheydt begeeren,
Sonder oft door het mondelijcke preken,
Zendt my wt liefden om grondelijck te spreken
Tot u, ellendige, diens gebedt is verhoort.
730[regelnummer]
Hoordt daerom, en merckt aendachtelijck op het woort,
Ghy, die doelde door verleyders menichvuldich,
Des ghy oock self aen u dolingen zijt schuldich.
Onder ander werringen sidy meest verleydt
Door Meritum en door een waen gerechticheyt,
735[regelnummer]
Genaemt toerekentlijck, die met oprecht bescheytGa naar voetnoot735
Valsch betoonde tgunt Meritum hadde geseyt.
So wederom door u Observatio fijn
Ontdeckt was waen gerechticheydts doodtlijck fenijn,
Gesuykert met Gods eere ende een leven zacht,
740[regelnummer]
Dat den blinden schalcker doet vallen inden gracht.
Want al dolen sy bey schendelijc int geloven,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 566]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
So gaet waen gerechticheyts doling te boven
Meritus doling, so dees maer doolt in een deel,Ga naar voetnoot743
Betrouwende zijn eygen cracht en werc te veel,
745[regelnummer]
Maer dander betrout Godt te veel, oock niet genoech.
Fides
Dat verwondert my.
Sermo Pr.
Om dat ick daer te veel by voech!
Fides
Ja, wat mensch heeft Gode oyt te vele gelooft?
Sermo Pr.
Die betrouwde niet Godes woordt, maer des menschen hooft.
Fides
Ick verstaet niet.
Sermo Pr.
Neemt of yemandt Godt betroude,
750[regelnummer]
Dat hy sonder eeten gesont blijven soude,
Soudt ghy niet segghen dat dees dwaeslijck gheloofde
Niet Godts woordt, maer tgoetduncken van zijn hoofde?
Fides
Ick sou.
Sermo Pr.
Waerom?
Fides
Dat hijt middel, dats eeten, versmaedt,
Godes ordeningh verwerpt, op zijn goetduncken staet.
Sermo Pr.
755[regelnummer]
Wat houdy trechte middel tot rusts verwerven?
Fides
Sich self, die zondt, met al zijn quaey lusten te sterven.
Sermo
Blijft het quaedt oock levendich, daermen te recht sterft?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fides
Gheensins. Soo lang tquaedt noch leeft, wert het goedt gederft.
Sermo Pr.
Die dan betrout, datmen sonder tquaet te doden
760[regelnummer]
Tgoedt vercrijcht (dat inder cracht wort angheboden
Hem, die tquaedt recht doot in zijn Lichame sterfelijck),
Is dees oock des angeboden goedts verwerflijc?
Fides
Voorwaer neen. Want hy wil den middel vlyeden,
Waer door Godt zijn goetheydt waerlijc aen comt byeden.
Sermo
765[regelnummer]
So ist, dees gelooft dan te veele, dats gewis,
Want van sulck gheloof gheen Gottelijck woordt en is.
Immers, 't Godtlijc woort roept daer tegen naect en claer.
Neemt, of na Jerusalem maer een wech en waer,Ga naar voetnoot768
(Soot oock is) en Godt belooft diese wanderen
770[regelnummer]
Den saligen borgerschap, maer gheen anderen.
Hoept nu yemandt sonder den wech te terden,
Inde Stadt te comen en Borger te werden,
Zou dees Gode niet al te veele betrouwen?
Most hy niet buyten der Stadt swerven met rouwen?
775[regelnummer]
Het blijven in Godes woordt is die wech ten leven,Ga naar voetnoot775
Die blijven in Godes woordt, die sich self begeven.Ga naar voetnoot776
Maer die stadich hen self en den sonde aencleven,
Dees wech verlaten, op haer onwegen sneven,Ga naar voetnoot778
En nochtans inde Stadt Godts te comen hopen,
780[regelnummer]
Betrouwen Godt te veel; vergeefs is haer lopen.
So doen die betrouwers op waen gerechticheyt,
Want sy blijven inder sonden knechticheydt,
Dats vande wech, door onwegen, die sy dromen,
Vast geloven, dat sy by Godt sullen comen.
785[regelnummer]
Wat is dit anders dan of des wijngaerts here
Tot arbeyders sprack: gaet, werct in mijn wijngaert seere,
Soo wil ick u arbeydt lonen na tbetamen,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 568]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En sy inden wijngaerdt niet wrochten noch quamen,
Doch des niet te min betrouden met verlangen
790[regelnummer]
Sonder arbeyden arbeydts loon te ontfangen.
Wie soude niet seggen, dat sulc betrouwen sot
Veel te groot is? Soo betrouwen dees luyden Godt,
Soo heeft menich Coning, blijvende Goddeloos,
Op Godts hulp te veel betrout door vreeprekers boos,
795[regelnummer]
En so werdt oock van dit volck Godt te veel betrout.
Dit te veel betrouwen is opt mestrouwen ghebout,
Want dees betrouwen oock veel min dant wel behoordt,
Den trouwen beloften van Godes waerachtich woordt,
Van zijn volc te vrijen vande dienst der sonden,
800[regelnummer]
Ga naar margenoot+Om hem na zijn wil te dienen tallen stonden.
Want sy houden dit (soot oock is) boven s Menschen macht;
Ga naar margenoot+Maer ist daerom boven Gods Almogende cracht?
Mach dan dalmogende niet lichtelijck wercken,
Tgunt men by menschen onmogelijc can mercken?
805[regelnummer]
Daer hoordy grondt en dolingh van dat valsche wijf,
Die verleydtster Justitia Imputatijf,
Seggende, dat sy alleen maect zalich vroechdelijcGa naar voetnoot807
Sonder -, daer Meritum seyt, door wercken doechdelijck.
Fides
Ga naar margenoot+Nochtans sietmen, dat die schriftuer claer betekent,
810[regelnummer]
Dat hy salich is, dien Godt geen sont toe rekent.
Sermo Pr.
Die schrift seydt daer int alghemeyn dat sulcx gheschiedt,
Maer hoedanich dees luyden zijn, meltse daer niet.
Doch verclaerdt sy elwaerdt, wien God daer met waerdicht:Ga naar voetnoot813
Ga naar margenoot+Niet hoorders, maer doenders werden gerechtvaerdicht;
Niet roemers, maer in wiens gheest geen bedroch en woondt;
Die den sonden doot is, maer niet diese verschoont,
En die alt quaet latende goedt doet dach en nacht,
Diens sonden werden van Gode niet meer ghedacht,
Noch toegerekent; niet die in sonden blijven,
820[regelnummer]
So dander doen. Mogen zijt sich dan recht toeschrijven?
Mogen sy, die seggen dat sy altijt sondigen,
Hen self oock waerschijnlijck met recht vercondighen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 569]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dese genade, die niet sulcken onwaerdigen
Toecomt, maer alleen den rechtei boetvaerdigen.
Fides
825[regelnummer]
Neen, dees blijvers in sonden moeghent sich roemen,
Maer die gantze Schrift dreycht hun wee en verdoemen.
Sermo
So veele vermach dan tot des duyvels voordel
Het navolgen van smenschen verkeerde oordel.
Dat hebben die twee verleyders te veel gelooft,
830[regelnummer]
Oock ghy; sy verlaten Godts woort, volgen haer hooft,
Ga naar margenoot+En leren anderen wt een onsekere waen
Saken, die sy self niet en weten noch verstaen.
Deen vercleynt Gods genay, en rust op zijn daden,
Dander loochent doecht, en stoent op droom ghenaden.
835[regelnummer]
Maer ghy, blinde, zijt oock gheensins onschuldich,
Doort volgen van u valsch oordeel menichvuldich.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiie Handeling ije wtcomen
Penitentia, wtcomende, blijft staen opten hoeke vant toneel, tot dat haer tijdt van spreken comt.
Blinde. Sermo Propheticus. Poenitentia. Iudicium Perversum.
[Blinde]
Dat bekenne ick met smertelijcke rouwe;
Nochtans hadde my u hertelijcke trouwe
Daer voor so gewaerschout, dat ick vyandelijck
840[regelnummer]
Den boef verjaechde, die (o stoutheyt schandelijc)Ga naar voetnoot840
Weer by my quam, en ging my van nieus vercloeken.
Sermo
Tpredick hooren tuycht, maer crachtich leerdt het versoecken.Ga naar voetnoot842
Blinde
So doet het, maer niet sonder crachtige smerte.
Sermo
Waerdy die gaerne quijt?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 570]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blinde
Met alle mijn herte.
Sermo
845[regelnummer]
So ghy my wilt volgen, daer ick u wil leden,
Comdy noch te Jerusalem, tgesicht des vreden.
Fides
Ja hy, gaerne.
Sermo Pr.
So moet hy gantz van hem iagen
Zijn verkeert oordeel, oorsaeck van al zijn plagen.
Poenitentia
Dat sal zijn. Ick wil hem vyantlijc vernielen,
850[regelnummer]
Ea heel wtroeden wten grondt zijnder sielen.
Dit gae ick nu crachtich volbrengen metter daet,
Om dat dees blinde hem nu so doodtlijcken haet,
Dat hij hem voorts geensins geloven zou mogen.
Sermo Pr.
Neen? tschijnt dat hijt nu noch doet voor mijnen ogen.
Fides
855[regelnummer]
Waer in?
Sermo
In dit toestemmen vermetel en blendt.
Ghy wilt my volghen. Meyndy dat ghy my al kendt?
Fides
Ontwijfelijck, door ondervintlijcke claerheydt,
Want al u woorden vinden wy vaste waerheydt.
Hebben wy dan niet saec u woort te betrouwen?Ga naar voetnoot859
860[regelnummer]
U leeding te volgen mach niemant berouwen.
Blinde
Dat vinde ick warachtich wt u eerste sermoen.
Raedt nu, o beste man, wat goet ick nu sal doen.
Sermo
Niet, niet o mensch! doet niet, u doen is enckel quaedt,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 571]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want ghy zijt quaedt. Vant quaet doen rust, tquade verlaet.
865[regelnummer]
Verlaet u self, u wille, u blint verkiesen;
Dit laten doet, wildy onrust verliesen.Ga naar voetnoot866
Poenitentia
Ga naar margenoot+Van al dat is oorsaeck dees Godloose boeve.
Wech voor den Duyvel, du schelm, dat dy Godt bedroeve!
Du schalcke oge, duysternis vant gantze Lijf,
870[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wildy niet ruymen? blijfdy hier noch even stijf?
Ist niet beter dy wten hoofde te schoeren,
Dan die hele mensch eeuwich om dy zou troeren?
Wat toef ick? waerom bruyck ick niet dit snedich woordt?Ga naar voetnoot873
Her her, dief! nu werdy van my eens recht vermoordt!
Sy treckt het zwaert van Leer, treedt tot hem aen. Iudicium Perversum loopt ancxtich binnen. sy volcht hem na.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iii Handeling iij wtcomen
Sermo Propheticus. Blinde. Observatio sui. Perversum.
[Sermo Propheticus]
875[regelnummer]
Dat werc behaecht my, dats ernst, die moet ick prijsen,
Dats recht int woordt blijven met daetlic bewijsen.
Wien sout niet lusten sulcken hoorders te leren,
De so vlijtelijck volbrengen tgebodt des heren
Vant loochenen zijns selfs?
hy luystert wat ende seyt voort:
Hoort verkeert oordeel crijten!
880[regelnummer]
Hoort oock Penitentie steken en smijten!Ga naar voetnoot880
Hy gorghelt. Die strot is af; daer ruymt met spoede
Die valsche siele metten schuymende Bloede
Wt zijn lijfs kercker. Moort steken zijn die sloetelenGa naar voetnoot883
Die openen tslot; gedaen ist roetelen,
885[regelnummer]
Tes wt met hem. Way, dat heet rechtschapen doden!
So volbrengtmen werclijck des Heren geboden!
Van eyeren inden pan comt geen quaet kyeken;
Die dode hont bijt niet, als die quijnende sieken,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 572]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Of veriaechde boosheydt dic weerkeert met woeker.
890[regelnummer]
Daer af zijt ghy, blinde, aen dees boef een beso[e]ker.Ga naar voetnoot890
Blinde
Och wee mijns! Hoe bitterlijck is mijn herte bedroeft!
Sermo
Waerom? dat u verkeert oordeel den doodt nu proeft?
Blinde
O neen, want dat baerdt my alree eenige rust.
Sermo
Wat quelt u dan? Tontberen van Godtlijcke lust?
895[regelnummer]
Of bedroeft u sheren straf met onwaerdicheydt?
Blinde
Gheensins, want dats beyde goedt en rechtvaerdicheydt.
Soude ick my bedroeven om datter goet geschiet?
Dats ver. Maer dat ick tquaedt hebbe en tgoede niet,
Is die grondt oorsake mijns bitteren rouwen.
Sermo P.
900[regelnummer]
Ga naar margenoot+Die droeve is salich, want hy sal troost bedouwen.
Blinde
Troost ben ick onwaerdich, die can ic noch ontberen,
Maer tgoede geensins. dits mijns herten begeren.
Ach hoe hongert mijn siel na ware gherechticheydt!
Ga naar margenoot+Wie sal my doch vrijen vanden sonden knechticheydt?
Sermo P.
905[regelnummer]
Moechdier selfs niet toe doen? bruyckt eens al u cracht
Observatio sui
Wat sou dees blinde vermoeydt? hy derft verstant en macht.
Zijn duystere ziel siet niet; die zit gebonden
Aen coorden vast, stercke gewoonten tot sonden.
Hy mach van selfs niet goets, dits nu dic bevonden,
910[regelnummer]
So ghy hem terstont met waerheydt ghingt verconden.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 573]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sermo
Ga naar margenoot+O salige armoey en hongers belading,
Ga naar margenoot+U genaeckt Godts rijck met ware versading.
Die Heere comt en sal de boeyens ontbinden
Van sulcke recht droeve, gevangene blinden.
915[regelnummer]
Sulcker blinden ogen (dat ick hertelijc jonne)
Ga naar margenoot+Sullen aenschouwen des gerechticheyts zonne,
Die henluyder vrolijck sal opgaen na wenschen;
Dits Christus, het waerachtighe licht der Menschen,
Die sal comen openen den duyster ogen
920[regelnummer]
Alder blinden, die sulcx begeerlijc gedogen,
En die sal ontbinden den bandt der duysterheydt,
Van die inden kercken aender sonden cluyster leydt.
Geloofdy dit van Christo warachtich voorseydt?
Fides
Vast.
Sermo
Dat het Christ sal doen door zijn cracht bereyt?
Fides
925[regelnummer]
Ghewis.
Sermo
Ghy gelooft dan, dat hijt wil doen en sal?
Fides
Dat gelooft oock dees blinde ontwijfelijc al.
Blinde
Waerlijck ja. O mocht al dat Propheetsch bedieden
Nader waerheydt crachtelijc in my geschieden!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iii Handeling iiij wtcomen.
Poenitentia. Sermo Propheticus. Blinde. Fides.
[Poenitentia]
Dats volbracht, die boef en sal u niet meer quellen.
930[regelnummer]
Hy madi nu Duyvels verleyden inder hellen,
Want ic hem gedoodt heb met des Heren woorde;
Hy creet vervaerlijck. Ick meyn ghijt hier wel hoorde.
Sermo Pr.
Ja wy altsamen. den Heer sy lof en danc!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 574]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Blinde
Wat raedt nu voorts? Tsmertich lijden valt my te lanck.
935[regelnummer]
Doe ick niet altoos, blijf ick hier stillekens staen,
Hoe gerake ick immermeer opten rechten baen?
Sermo P.
Tquaedt te laten sal u werck zijn, dats wech te gaen
Van donweghen en boosheydt, die ghy doort vermaen
Van ondervindingh weet. Tvlieden van blinde lusten
940[regelnummer]
Is een toegang seker naden wech tot rusten.
Tgoedt kendy noch niet. Het quaet is u kinnelijck,
Door opmerckens versoeken ondervinnelijck.
Dit quaet laet stadich, daer in moechdy niet dolen.
Wijckt van donwech bekendt naden wech u verholen;
945[regelnummer]
Daer sit by neder sonder daer op te terden,Ga naar voetnoot945
Want die onseker gaet, mach bedrogen werden.
Beter dan qualick gegaen is wel gezeten.
Leert donderscheydt verstaen van u waen ende weten:
Waen verleydt dic door een waerschijnende logen;
950[regelnummer]
In tgheen men waerlijck weet, werdt nyemandt bedroghen.
Tondervinden leert waerheydt, het goetduncken liecht;
Weten leedt altijt seker, als waen meest bedriecht.Ga naar voetnoot952
Ga naar margenoot+Wildy tgeweten goet doen? keert u sondige voet
Van s Heeren Sabbath. Rust u van werck, dats niet goedt,Ga naar voetnoot954
955[regelnummer]
Van u blinde begheerten en eygen wille.
Dit weet ghy goedt te zijn, hier moechdy niet missen,
Maer men mist int wanen, int twijvelijck gissen,
En int blint ramen van een wech goedt schijnlijc;
Betreedt geen waenwech, want hy quetst meest pijnlijck,
960[regelnummer]
Ga naar margenoot+Wie waent dat hy weet en weet niet, so hy weten sou.Ga naar voetnoot960
Na donzekere waen volcht meest zekere rou.
Gaet byden wech op dacker van gelatenheydt.
Sit daer stillekens en tot uwen baten beydt,
Tot dat ghy vanden Christ Godes wert geropen.
965[regelnummer]
Dan doet eerst u werck, dats rasch tot Christ te lopen.
Blinde
Ick sie niet. Hoe sal ick hem sekerlijc kennen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 575]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sermo Pro.
Ga naar margenoot+Hy sal u voorcomen en zijn boden zennen
Om u, na dat ghy tgetuych sult hebben gehoort,
Dat hy blinden maeckt siende doort licht van zijn woordt,
970[regelnummer]
Ende dit door een contrari betogen,
Dan dat u verleyt heeft, dats tgeloof vande logen,
Met sampt het ongelove vande waerheydt;Ga naar voetnoot972
Want door waerheydts geloof gheeft hijt gesichte claerheydt.
Wast niet logen geloof, als u docht gesienste,Ga naar voetnoot974
975[regelnummer]
Salich te worden door u eygen verdienste?
Oock als ghy sonder waerheyts wech te betreden
Geloofde te comen inde stadt van vreden?
Wast oock niet een Godtloos ongeloof mespresen,
Als ghy hielt, dat Godt niet wil of mach heel genesen?
980[regelnummer]
Dit valsche geloof hielt u in uwen sonden,
Welcker straf ghy met druck en smert hebt bevonden.
Dus suldy den waren Christ licht daer aen mercken,
Als hy doort tegendeel genesing comt wercken,
Te weten doort ongeloof van logens bedriegen,
985[regelnummer]
En doort geloof van waerheyt, die niet mach lieghen.
Want wil hy, dat ghy u verstant en cracht mestrouwt,
Hem volcht en op zijn Almoghende waerheydt bouwt,
Daer in, dat Godt warachtelijck wil ende mach,
U door hem genesen van u blintheydts gheclach,
990[regelnummer]
So moechdy hem wel vast geloven. want hy ist
Die u sal genesen, namentlijck Godes Christ.
Als die u dan roept door zijn boden eerlijck,
Doet dan u werck ende loopt tot hem begeerlijc,
Met vast betrouwen wter herten grondelijck.
995[regelnummer]
Hebdy dees mercktekens wel verstaen?
Blinde
Rondelijck.
Sermo
Houdy mijn reden voor oprecht en warachtich?
Blinde
Ja, ick seker.
Sermo
Spoedt u dan met herten iachtich
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 576]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Van dees onwegen na gelatenheydts acker;
Sit daer by den wech, wacht omsichtic en wacker
1000[regelnummer]
Op Christ. Hy sal comen ende niet wt blijven,
Om sulcken blinden met gesicht te gerijven.
En ghy, Fides, neemt zijn handt, ooc ghy ander twee,Ga naar voetnoot1002
Leedt hem flucx van hier. Godt gheleyde u, Bertimee,Ga naar voetnoot1003
En gheef u in Lijf en Siel tvrolijcke gesicht.
1005[regelnummer]
Volchdy wel mijn raedt, ghy crycht het Hemelsche licht.
Blinde
Adyeu, en Godt loon u, ghy alderbeste man,
Van u goede raedt, want icx niet vergelden can.
Chorus
Hy doelt, die op zijn wercken staet.Ga naar voetnoot1008
Oock al die Gode boven maet,
1010[regelnummer]
Of min dan na zijn woordt betrouwen.
Want Godt dect niemants sonden quaet,
Ga naar margenoot+Dan dien sy grondtlijck berouwen.
Versochtheyt meer dan boeken leert.Ga naar voetnoot1013
Verstaen ons oordeel gants verkeert.
1015[regelnummer]
Dit moet hy die rust soeckt begeven,
En door berou dit quaedt verneertGa naar voetnoot1016
Met Godes woordt nemen tleven.
Die tquaedt meer dan den straffe vreest,
Oock om doechts derven droef is meest,
1020[regelnummer]
En dorst om rechtvaerdich te wesen,
Is oprecht droef en arm van gheest;
Hy hoept in Christo tghenesen.
Wie tquaedt verstaet en grontlijck haet,
Verlaet dat waerlijck metter daet,
1025[regelnummer]
En Sabbatheert van eygen wille,Ga naar voetnoot1025
Sit byden wech en wacht met raetGa naar voetnoot1026
Christum gelaten en stille.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 577]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiii Handeling j wtcomen
Blinde sit aenden wech met Fides ende Observatio sui
[Blinde]
Ga naar margenoot+Hoe veel saliger is geven dan ontfangen,
Andren raden, dan na anders raedt verlangen,
1030[regelnummer]
En met open ogen int licht self den wech te sien,
Dan leydtsluy te volgen sonder te weten wien.
Ach leyder, ick arme, radelose blinde,
Soec hulp, raedt en bestier, daer icx luttel vinde.
In my heb icx niet, ick vints oock niet in menschen.
1035[regelnummer]
O quaem hier Messias, der bedroefden wenschen!
Die sou mijn commer so volcomelijck stelpen,
Dat my onnodich sou zijn het menschelijc helpen.
Ga naar margenoot+Och, of die Hemel, Godes schatcamer, schoorde,Ga naar voetnoot1038
Die Heylant af quaem, ende my eens troost gheboorde!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiij Handeling ij wtcomen
Rumor Evangelicus. Blinde. Fides.
Observatio sui
1040[regelnummer]
Ga naar margenoot+Noyt wonderlijcker dinghen, noyt vreemder saken!
Blinden siende ende dooden levendich te maken,
Ga naar margenoot+Wie heeft oyt sulcke daden in Israhel gehoort?
Ga naar margenoot+Tvolc volcht hem na door tekens van zijn crachtich woordt,
Maer die geleerde seggen dat sulcx geschiet
1045[regelnummer]
Ga naar margenoot+Door den duivel; mach die doen dat een blinde siet?
Sou goet doen duyvels werck zijn? dat geloof ick niet.
Ga naar margenoot+Immers, die duyvels gehoorzamen zijn gebiedt.
Wat ongehoorder werc! wats dees nyeu leere?
Ga naar margenoot+Ist geen oorsaec om groot te maken den Heere?
1050[regelnummer]
Sien wy niet dingen, groot, heerlijc en ongewoen?
Ga naar margenoot+Sal Messias (als hy comt) meer tekenen doen?
Meer dan wy nu sien van desen man geschieden?
Blinde
Van wie spreeckt ghy, vrundt? dit wilt my doch bedieden.
Die ooren moeten den blinden oogen verstrecken;
1055[regelnummer]
Tgehoor opent hun wat blintheyt gaet bedecken.
Laet doch u stem van wien ghy spreeckt my doen aenschouwen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 578]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Rumor E.
Ick spreeck van Jhesu, der armen hulper vol trouwen.
Die maect blinden siende, die doet croepelen gaen,
Ga naar margenoot+Die heeft alle dingen wonderlijc wel gedaen,
1060[regelnummer]
En die weet al wat in elcx hert verborgen leydt.
Ga naar margenoot+Want wat ic oyt heb gedaen, heeft hy my geseydt.
Sou dat niet wel zijn de ware Christ, Davids zoon?
Blinde
Segt my, vrundt, hoe gheneest hy den blinden? om loon?
Rumor E.
Neen, om niet! Hy gheneest doort geloof der waerheydt,
1065[regelnummer]
En vraecht: geloofdy? die ja seydt, siet s Hemels claerheyt.
Fides
Dats Christus self, dats de beloofde Messias,
Dees doet dat van Christ voorseyt is.
Blinde
Noyt man so bly was.
Segt, vrundt, waer vinde ick desen heylandt ghepresen?
Rumor E.
Sit stil, hy comt gaen, en sal terstont hier wesen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiij Handeling iij wtcomenTurb. { 1 Peccatorum cognitio
Turb. { 2. Lex
Turb. { 3 Phari.
Blinde. Observatio sui. Fides.
[Blinde]
1070[regelnummer]
Men siet nochtans dat hy grote wonderen doet,
Ga naar margenoot+Daerom gelooft in zijnen naem het volc onvroet.
Observatio sui
Daer comt hy. Laet hem immers niet verby lijden.Ga naar voetnoot1072
Dees gelegentheyt en comt niet tallen tijden.
Blinde
Is hy dan so na, dat hy my mach horen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 579]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fides
1075[regelnummer]
Roept vry luyde, geen recht bidden gaet verloren.
Blinde
O Jesu, Davids Soen, soete troost der armen,
Wilt mijns, ellendigen blinden, doch ontfermen!
Turb. 1.
Swijcht! wat hebt ghy bedelaer sondich en onrein
Te doen met Jesu, alder suyverheyts fonteyn?
Fides
1080[regelnummer]
Dat hy door zijn aldersuyverste reynicheydt,
Reynige zijnder sonden vuyle vileynicheydt.Ga naar voetnoot1081
Blinde
Jesu Davids soen, ontfarmt mijns armen blinden!
Turb. 2 Lex
Swijcht! hy is gherecht, ghy quaet; straf suldy vinden.
Fides
Christ comt niet om verderven, maer om genesen.
Blinde
1085[regelnummer]
Ontbermt u mijns Jesu, O Davids Soen gepresen!
Turb. 3. Phari.
Swijcht! roept ghy Jesum aen? tmocht u den hals gelden!
Blinde
Stoute noodt dringt, die ontsiet dreyghen noch schelden.
O salichmakende Jesu, O Davids kint,
Ontbermt u mijns, ic ben arm, ellendich en blint!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiij Handeling iiij wtcomen2. Apostolen. Iesus. Blinde
1. Apostel
1090[regelnummer]
Men hoort geen schijnheylich so hartelijc karmen.
2. Apostel
Neen, die meyndt te sien, en behoef[t] geen ontbarmen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 580]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Apostel
En die acht Jesum een soen vanden timmerman,
Maer niet van David.
2. Apostel
Hy isser des te slimmer an.
Jhesus
Elck ghenaeckt den zon en comt aenden dagheraet,Ga naar voetnoot1094
1095[regelnummer]
Die den zwarten nacht zijns blintheydts truerich verstaet.
So doet dees blinde, wt bekende noodt ropende;
Waert dan niet tijt dat ick zijn ogen opende?
Ick, die daer ben des duysteren werelts lichte,
Der droevigen troost en der blinden gesichte?
1100[regelnummer]
Ick die daer roep met voorcomende genaden,
Coemt tot my al die belast zijt en beladen?Ga naar voetnoot1101
Ick die seg tot Armen, Croepelen en Blinden,
Bidt en ghy zult vercrijgen; soect, ghy sult vinden;Ga naar voetnoot1103
Clopt, men sal op doen? dit heeft dees nu dick gedaen
1105[regelnummer]
Met zijn karmende weervers, dat was al verstaenGa naar voetnoot1105
Voor deerste roep zijns Mondts, want zijn herte riep met cracht,
In vast betrouwen. Doch liet ick dat ongeacht
(Soot scheen) om meer tontsteken zijn vuyrich begheerdt,
Oock, op dat ghy door zijn geloof mocht zijn gheleerdt,
1110[regelnummer]
Hoe tstadich cloppen en bidden sonder swijgen,
Int geloof, tbegeerde goedt van my doet crijgen.
Al scheen mijn swijghen dees mans gheloof te terghen,
Ick hielt stille opten wech. dit mocht hem niet berghenGa naar voetnoot1113
Zijn blijde hoepe, die hem troostlijc antwoorde,Ga naar voetnoot1114
1115[regelnummer]
Dat ick stont en (bereyt om helpen) hem hoorde.
Dus sal hem zijn gelovige hoop nu vromen.Ga naar voetnoot1116
Ga naar margenoot+Gaet ghy twee en doet hem terstont tot my comen.Ga naar voetnoot1117
1. Apostel
Godt leerdt wel somtijdts doort inspreken van zijn gheest,
Doch leerdt hy door zijn gesonden dienaren meest.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 581]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Apostel
1120[regelnummer]
Al die Gode horen met geloof wilvaerdich,
Zijn der aengeboden genaden recht waerdich,
Al wert die maer door eens Menschen stem verbreydet.
1. Apostel
Ja. Als die mensch niet tot sich, maer tot Christum leydet.
Hier sit hy. Segt! Hoe roept ghy met so luyder keelen?
Blinde
1125[regelnummer]
Ist weer aen? wilt ghy my ooc swijgen beveelen?
Laet Jesus spreeken. Swijcht ghy en alle menschen!
2. Apostel
Neen, vrundt, roept vry, wy brenghen tijdinghe na wenschen,
Een blijde bootschap voor u blinde verschoven,Ga naar voetnoot1128
Ga naar margenoot+Want u heyl is naerder dan ghy soudt geloven.
1. Apostel
1130[regelnummer]
Zijdt goets moets, u dolende nacht is voorleden,Ga naar voetnoot1130
De dach genaeckt. Staet flucx op, wilt tot hem treden,
Tot hem diens barmhertige goetheyt wil helpen,
En diens Godtheyt almachtich u leedt can stelpen.
2. Apostelen
Ga naar margenoot+Staet op wt u blintheydts slapen, dromen en dichten;
1135[regelnummer]
Comt tot Jesum, swerelts licht wil u verlichten.
1. Apostel
Ga naar margenoot+Werpt af dese veel verwige brodderije,
Dees werre opinien en vuyl vodderije,Ga naar voetnoot1137
Dees bedelrock uwer duysternissen wercken,
Ga naar margenoot+U oude zeden, tverstant van daertsche clercken,
1140[regelnummer]
Oock u self, om so bloot tot Jesum te lopen,
Die roept; haest snel, zijn genaey staet u open.
Blinde
O salige dach, genadich lichts bedouwen,Ga naar voetnoot1142
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 582]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Soude ick noch wel eens des Hemels claerheydt aenschouwen?
Ga naar margenoot+Wech, cleedt der scant, duyster, en lastige swaerheydt!
1145[regelnummer]
U derve ic gaerne op hoop van verlichtende claerheydt.
Soude ick liever vande werlt brocken bedelen,
Dan van Christ tgesichts heyl niet om veredelen?Ga naar voetnoot1147
Soude ick liever snoodt inde snode roc der sonden,
Dan in onschuldt onnosel naect zijn gevonden?
1150[regelnummer]
Soude ick niet eer my self laten behendelijck,Ga naar voetnoot1150
Dan in blintheyt duyster blijven ellendelijck?
Ga naar margenoot+Neen! Ick haet mijn quaetheydt, daer af vlucht ick gaerne
Tot zijn goedtheyt. Daer brengt my, weest mijn lantaerne.Ga naar voetnoot1153
Jhesus
Ghy arme blinde zoect hulp met herten bedroeft;
1155[regelnummer]
Ic, mildt en rijc, help elc die weet dat hy behoeft.
So gaerne als ghy wat goets van my zoudt ontfanghen,
So gaern geef icx die so gelovich verlangen.
Ick hoorde u vuyrichlijck roepen wt sherten grondt;
Wat wildy dat ic doe? Segt, het werdt u terstont.
Blinde
1160[regelnummer]
Hoe mach ic u voldancken, volprijsen, vol eeren,
Goede Jesu, dat ghy verhoordt mijn begeeren?
Maer wat sal ick begeren? Het gierige gelt?
Het sorchlijc gebieden met ancxtich gewelt?
Hovaerdighe schoonheydt van een spijtich eedel wijf?
1165[regelnummer]
Of vluchtige sterckheydt van mijn sondich lijf?
O neen! Wat baet sulcx sonder waerheydts kennisse?
Brengt al dit den dwasen niet meest in schennisse?
Verderven sy niet al die sulcx zotlijc mesbruyken?
Dus begeer icx niet. Maer wilt mijn oghen ontluyken,
1170[regelnummer]
Dat ic u sie en ken, O licht hemelsch en crachtich;
Ga naar margenoot+Kenne ick u recht, so kenne ick oock Godt waerachtich.
U en Godt te kennen is het eewich leven;
Ga naar margenoot+Die u siet, kendt u. Dit gesicht wilt my geven.
Ihesus
Voormaels dacht ghy met wercken na blindtheydts rade,
1175[regelnummer]
Te verdienen mijn (om niet geschoncken) genade,
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 583]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tot dat ghy die verwaende roem ydel bevandt,
En u een soeter dolinge werdt ingeplant,
Die u een waengerechticheydt toe wou voegen
Sonder u toedoen. Dit mocht oock niet vernoeghen
1180[regelnummer]
Doort ondervinden. Totdat ghy mijn woordt gheloofde,
Boven den logen en waen van uwen hoofde,
Des ghy u niet meer te doen of laten onderwont
Saken die ghy wist, dat ghy noch niet en verstont.
Doe heeft u tgheloof byden wech voorts tot my gebracht,
1185[regelnummer]
Oock door u bidden en mijn schencken u heyl gewracht.
Tgeloof wast middel, ghi die bidder, ic die gever;
Ghy ontfingt die gaef van my, u heyls aenhever.Ga naar voetnoot1187
Nu siedy my, licht, en wech; zit niet meer stille,Ga naar voetnoot1188
Maer gaet van deen doecht in dander, doet Godes wille.
1190[regelnummer]
U schuldt, en mijn genaey, kendy nu so seker,
Dat u niet mach vangen der verdiensten preker.
Oock bevindy nu so claer mijn gerechticheydt,
Dat u geensins meer inder sonden knechticheydt
Die valsche Imputati sal mogen houwen,
1195[regelnummer]
Noch op haer waengerechticheyt doen betrouwen.
Want ick heb u niet waenlijck, maer waerlijck ghenesen
Van u blintheyt. Anders most ghy noch met vresen,
Dolen, en vallen door blintheyts duyster tekenen,
Dwelck ick u dan (quansuys) niet toe sou rekenen.
1200[regelnummer]
Neen, neen! So genesen die lapsalvers listich;Ga naar voetnoot1200
Sy nemen tgelt, en laten in blintheyt mistich,
Maer ick verdrijf blintheyt so datser niet meer is.
Ghy siet nu des Hemels licht, des sidy gewis,
Ga naar margenoot+So sydy nu oock, dat mijn woordt waerlijck geneest,
1205[regelnummer]
Want ghy weet dat ghy nu siet en blindt zijt geweest.
Jesus met zijn geselschappe gaen inne.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
iiij Handeling V wtcomen
Blinde. Observatio sui. Fides.
[Blinde]
O Godt, O Jhesu, wats dit? Noyt sulck wondere!
Ic sie met open ogen boven en ondere!
Sout droom zijn? Neen! Ick heb warachtich mijn ghesicht!
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 584]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O wenschelijck, genoegelijck, lievelijck licht!
1210[regelnummer]
Te recht sydy suyver, minlijck lustich en claer,
So my was gheseydt. Nu bevinde icx meer dan waer.
Nu mercke ick recht mijn duysterheydts blindt vermeten.
My docht ic wist wat. Wat mach een blindt doch weten?
Wat machmen sien sonder doorschijnige claerheyt?
1215[regelnummer]
Wat machmen kennen sonder blijckende waerheydt?
En wat waerheydt vintmen van yet in sonderheydt,
Daert Hemelsche licht niet en gheeft claer onderscheydt?
Onderscheyt vant lieve goet en tquaet hatelijck,
Vande schone doecht en sonde verwatelijck?
1220[regelnummer]
Vant soete Juc Christi en sduyvels bittere last?Ga naar voetnoot1220
Dits gheen waen kennis, neen ick voel mijn hert verrast
Met lusten, met begeerte, met liefte, met vruechde
So vuyrich ontsteken tot de schone doechde,
Dat ick niet en achte op leven noch op sterven,
1225[regelnummer]
Mach ic maer die Godtlijcke princes verwerven.
Maer men crijchtse door een navolginge stadich
Vander doechden leermeester, dats Christ goetdadich;
Hy alleen can en wilse zijn navolgers leeren,
Doort quaet mijden, tcruys lijden en doechts hanteren.
1230[regelnummer]
Hy is van ware doecht het voorbeelt ootmoedich,
Hem wil ick oock navolghen met ernst spoedich.
Dat my eerst groot scheen, vinde ick cleyn als een mugghe,
Om dees eedel paerl werpe icx al voor dreck achter rugghe.
Die noch blindt is, mach roepen met claechlijck karmen,
1235[regelnummer]
Jesu, Davids Soen, wilt mijnre doch ontfarmen.
Maer sonder gesicht en licht te hebben vercregen,
Mach hem niemant lang volgen op lijdens wegen.
Wie sou volgen stantvastich in allen node
Jesum, die zijn leven geeft willens inden dode?
1240[regelnummer]
Niemant. Hy en sage eerst met sgeloofs oogen,
Dat Jesus navolgers waerlijck comen mogen,
Ja sullen tot eewige eer door tijtlijck strijden,Ga naar voetnoot1242
Tot oneyntlijcke vroecht, door een vluchtich lijden,
En door cort sterven int leven onverganckelijck.
1245[regelnummer]
Maer dees heylsaem kennis en zijn niet ontfanckelijck
Die waensiende ogen vande werlt onvroedt,
Kiesende tverganckelijck voort eewige goedt.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 585]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Want dees soeken macht, Eer, rijckdoom, en wellusten,
Met lanck leven om lang in onrusten te rusten.
1250[regelnummer]
Wt dese onrust gae ick nu vrolijck scheyden,
Ga naar margenoot+Nader sielen rust, Jhesum, die daer recht can leyden.
Doch vermaen ick u eerst, O ghy omstanderen
Die oock lustich zijt om met my te wanderen,
Wt Jericho de maenstadt vol onstadicheden,
1255[regelnummer]
Na Jerusalem tzoete gesicht des vreden,
Dat ghy u wacht voor verdienstlijcke knechticheydt,
Oock me voor die toversche waen gerechticheyt.
Laet u immers niet vroedt maken, sidy noch blendt,
Dat ghy siet, weet, en Christum met zijn doechden kendt;
1260[regelnummer]
Want niemant kendt Christum, hy en moet hem minnen
Boven sich self, met Hert, met Cracht, ende met sinnen.
Ga naar margenoot+En wie hem so bemint, die houdt gestadelijck
Zijn geboden, niet woordelijck, maer dadelijck.
Hebdy dees lieft noch niet connen veroveren,
1265[regelnummer]
Laet u hebbens waen doch geensins betoveren,
Want Christus dees gaef niemant dan bidders en gheeft,
En niemandt bidt om tgundt hy waent, dat hy al heeft.
Maer vindy u leedich van die levende lieft,
So gelooft dat Godt mildelijck daer met gerieft
1270[regelnummer]
Al de zijn toeseggen betrouwen warachtich,
En die zijn getrouwicheyt geloven almachtich.
Door dit ware gheloof crijchtmen tghesichte soet;
Dit baert kennis Christi, diemen dan minnen moet
Boven al, so ghy aen mi nu moecht aenschouwen.
1275[regelnummer]
Dit gonne u die lieve Godt in zijn woordt vol trouwen,
So wordy (als ick) waerlijck verlost van rouwen.
Amen. Coemt volcht met my Jesum, ghy mans en Vrouwen!
Chorus
Ellendich maeckt onwijsheydts blinde mist,Ga naar voetnoot1278
Want die volcht raedt, eer sy die goet mach kennen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 586]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1280[regelnummer]
Wie dit bevindt moet hem truerich af wennen
Van leyders blindt, met hoep tot desen Jesum Christ.
Als dese blinde aenhoort het ware gerucht,
Vant wonder groot dat Christ doet int genesen,
Ghelooft hy vast, dat dit die Christ moet wesen,
1285[regelnummer]
Der armen troost, een reyn maechdekens vrucht.
Diens comst ghewenscht zijn droeve siele verhoecht;
Hy bruyct dees tijdt met waken, bidden, karmen,
En roept claechlijck: wilt mijns doch nu ontfarmen,
O Davids Soen! helpt my, ghy wilt en moecht!
1290[regelnummer]
Sulcken noodt roep, vast opt gheloof gheplant,
Hoort Jesus rasch, die gaern bevrijdt van rouwen,
En gheeft minlijck den bidder met betrouwen
Tghesicht en licht met Goddelijck verstant.
Godts licht verblijdt, dan baerdt doechts aensien schoon
1295[regelnummer]
Een reyne lieft tot Godt en totten menschen,
Die volcht Jhesum, des duechts voorbeeldt nae wenschen,
Door den cruyswech van daerdt nae s Hemels throon.
Eynde des Boecx
Finis
Ghedruckt toe Haerlem dorch Antonis Ketel, woenende inde Sueyerstrate. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 587]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TekstvariantenA. is de uitgave van 1603. W.W. is die van de Wercken
|
|