Oorsaken ende middelen vander menschen saligheyt ende verdoemenisse
(1631)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijVan de t’samenwerckingen Godes metten quaatwillighen Menschen.
| |
[Folio 107r]
| |
de kinderen Israhels. Exod.1.10.12.15.16.17.20, 14.28.19. Saul teghen David. 1.Reg.23.23.26.27.28. Absolon teghen David. 2.Reg.17.14. Iesabel teghen Eliam. 3.Reg.19.1. Achab tegen Michaem. 3.Reg.22.27.35. Ioram teghen Elizeum. 4.Reg.6.31.etc. 2. b. Godt schickt middelen. Ga naar margenoot+ Du sulste ghewisselijck weten, dat dyn zaadt vreemt sal wesen in een Landt dat sijns nyet en is, ende daar salmense tot eygen luyden maken, ende quellen vier hondert Iaren. Ga naar margenoot+ Maar ick sal oordeelen het volck, welcks eyghen sy sullen zyn, ende sullen daar na uyt trecken met grooter have. Exod.3.7.8, 14.17.18. Deut.26.6.7.8.9. Iosu.11.20. Iudic.3.12.13.1.Reg.2.25. 2.Paral.10.15. 3.Regu.11.31.32. 2.Para.22.7.8.9, 25.20. Isai.53.5. Osee 13.14. Actor.2.23, 4.27.28. 2.Cortinth.12.7.10. 2. c. Godt bestuyrt der quaden quade wercken ten alderbesten eynde. Ga naar margenoot+ En wilt u nu nyet vertzaghen, noch laat gheen toorn Godes in uwen ooghen wesen, om dat ghy my hier hebt verkocht. Want tot u behoudenisse heeft my Godt voor u hier ghestuyrt. Gene.45.6.7.8, 50.19.20.21. Exod.2.3.4.5.6.7.8.9.10. Deuter.23.5. Num.24.5. 2.Esdre 13.2. Ione 1.4.15, 2.1.11, 3.4.10. 2. d. Straffende den Zondaar ghenadelijck tot beteringhe. Siet hier voor Cap.xxj.i. 2. e. Den Godtloosen rechtvaardelijck met verderffenisse. Soeckt voor Cap.xxj.k. 2. f. Ende verwerpt alsoo, die hem verwerpen ende sijn VVet. Ga naar margenoot+ Om dat du Godes Woort hebt verworpen, soo heeft de Heere dy oock verworpen, soo dat du gheen Koningh meer sulste zyn in Israhel. 2.Paral.15.2. 1.Reg.15.23. Ierem.6.19.30. Psalm.1.4, 2.2.3.4.5, 49.17.21. Ierem.7.15.16, 8.9.10, 14.19.20. Isai.5.24.25. Amos 2.4. 2. g. Overmits haar zondighen. Ga naar margenoot+ Ende dyn herte is in dyne schoonheyt verheven, dyne wijsheyt hebstu in dyn schoonheyt verloren, ende ick hebbe dy verworpen op der Aerden: voor ’t aansicht der Koninghen heb ick dy ghegheven, op datse dy souden sien. Ezech.29.5.6, 32.4. Ierem.23.38.39.40. 2. h. Verwerpende Gode mits haar Afgoderije. Ga naar margenoot+ Ghy hebt u volck verworpen, om dat sy vol zyn, als voormaals, van wichelaars, &c, ende haar Landt is vervuldt met Afgoden, het werck haarder handen hebben sy aanghebeden, &c. 3. Regum 9.6.7. 4. Regum 17.19.20. Amos 2.4. 2. i. Ende mits hem niet te hooren. Ga naar margenoot+ Myn Godt salse verwerpen, want sy hebben hem niet gehoort. Ierem.7.13.15.23.24.25.26.27.28.29. |
|