Oft gheloove saligh maeckt sonder wercken
(1630)–D.V. Coornhert– Auteursrechtvrij
[pagina fol. cc xcviv]
| |
Datmen misbruyckt die woorden des Apostels Rom. 3. 28.
Capittel 1.
| |
II.Want daer d'Apostel seyt: sonder de wercken des Wets, (te weten, de ceremoniale uytterlijcke Godts diensten, die niet en hadden Ga naar margenoot+die Heydenen, welcker God de Heere al mede is, als die oock hebbende des herten besnijdinge, Ga naar margenoot+wel int verborgen Joden waren) laten dese luyden achter blijven die woordekens des Wets, rechts of d'Apostel die te vergeefs daer by gevoecht hadde, ende besnoeyen alsoo met afdoen van die woorden, des Apostels sinnen. Mach nu oock yemant lochenen sulcx te zijn openbaer misbruyck der Godtlijcker Schrifturen? Wat mach uyt sulc misbruyck, uyt sulck toe ende afdoen, uyt sulck raeybraken der Godtlijcker Schriftueren, doch anders volgen: Ga naar margenoot+ dan't vreemde vyer inden wieroocxvaten, ick meyn een vreemt verstant of een valsche sinne te brengen inde H. Schrifture. |
|