Van Godt
(1630)–D.V. Coornhert– AuteursrechtvrijSijnen naem, by-namen, hoedanigheyden, daden ende wercken
Wercken Gods na zijn Liefde.
BEmint de zielen Sap: 11, 27
Die hy straft Apoc: 3, 19
Die hy castijt....
De discipulen Christi Joan: 16. 27
De Patriarchen Deut: 10, 15
Den uytlanders: 18
Neemt t'volck t'zijnwaerts Exod: 19, 4
Keert af zijn rasende gramschap Ose: 14, 5
Straft dien hy liefheeft Apoc: 3, 19
Den Armen Job 36, 10
Castijt Psalm 117, 18
Die hy liefheeft Apoc: 3, 19 Heb: 12, 6
Tot wat eynde JAcob. 1, 2
Ende hoe Psal. 117, 18 Siet vj. Hooftstuck meer.
Vermenighvuldight de wonden Job 9, 17
Betuynt onse onwegen met doornen op dat wy tot hem keeren Ose. 2, 6 Jac. 1, 2 Esai. 59, 2 48, 22, 57, 10, 28, 19, 8, 21, 22, 9, 13 Sap. 11, 17, 3, 11 Syr. 34, 9
Slaet doot (t'lichaem der zonden) Deut. 32, 39
Doet leven (den geest) de zonde ghedoot zijnde 1 Pet. 3, 18 Deut. 32, 39
Verlaet op dat wy besocht ende bekent soude worden dat int herte is 2 Par. 32, 31
Gheeft zijnen Sone Isai. 49, 6 Par. 32, 31
Eenigh geboren Sone Joan. 3, 16, 18
Caluwe den top des Hoofts der Dochteren Sion Isai. 3, 17
Heeft lief Christum zijne Sone Joan, 3, 35, 52
De werelt Joan. 3, 16
Sijn volck Deut. 7, 8 Eccl. 50, 4
De volcken Deut. 33, 3
De poorten van Sien (de kercke) Ps. 86, 2
Den bergh van Sion Psalm 77, 68
Israel 3 Reg. 10, 9 Ose. 11, 1
De kinderen van Israel Ose. 3, 1
Sijn kinderen Sap. 16, 26
Die Christum liefheeft Joan. 14, 21, 23
Die de wijsheyt beminnen Pro. 8, 17
Ons 2 Thess. 2, 16, 1 Joan. 4, 10
Die de geboden en rechten doen Deu. 7, 13
Den rechtvaerdighen Psalm 145, 8
Een blijden ghever 2 Cor. 9, 7
Der rechtvaerdigheyt volgt Pro. 15, 9
Abraham 4 Esd. 3, 14
Jacob Mal. 1, 2
Salomon 2 reg. 12, 24, 25
Leyt den zijnen uyt Deut. 4, 37, 7, 8
Verheft den zijnen Isai. 63, 9
Verkiest Deut. 10, 15
Verlost ons vande tegenwoordighe boose werelt Galat. 1, 4
Maeckt voor ons tot zonde die gheen zonde en kende Galat. 1, 4
Verlost of bevrijdt Israel Exod. 14, 30
De ziele Psalm 119, 2
Vanden armen Pere. 20, 13
Van zijnen dienaren Psalm. 33, 23
T'lichaem Eccl. 51, 3
Vanden Duyvel Job.
Vande lippen der gheenre die leughenen wercken Eccl. 51, 3
Vanden strick der quader tonghen....
Vande verderffenis Eccl. 50, 4
Vanden machtighen Psalm 71, 12
Van dat verdruckten der vlammen Eccl. 51, 6
Vande briesschende die bereyt waren om te eten Eccl. 51 4
Van dat scherp woort Psalm 90, 3
Vanden onrechtvaerdigen man 2 reg. 22, 49
Vanden vyandt 2 Reg. 22, 18
Van alle quaden Sap. 16, 8 Matt. 6, 13
Van alle zonden Eccl. 47, 31
Van t'verstaen der verdervers Judic. 2, 18
Vande onrechtvaerdigheyt 2 Reg. 22, 3
Van den strick der jaghers Psalm 90, 3
Wt de handen der vyanden Luce 1, 74
Der quade Jere: 20, 13
Der Sondaren Psalm 69, 10
Vande alderquadtsten Jere: 15, 21
Der machtigher Jerem. 31, 11
Der gener die de ziele soecken Ec. 51. 5
Wt het midden der bernende vlamme. Dan. 3, 88
Van de nooden Psalm 106, 13
Wt den muyl des Leeus 2 Tim. 4, 17
Vander Hoovaerdyen Job 33, 17
Van alle tribulatien Psalm 33. 18
Heeft ghesonden synen Sone Rom. 8, 3
Op dat de wereldt door hem behouden werde...
Ontdeckt het haer Isaie 3. 17
De schandelijckheyt Ezech. 16, 37
Stelt alle dinghen in vrede Coloss. 1, 20
Door 'tbloedt des kruys Christi.
| |
[Folio 11v]
| |
Draeght den zijnen Isai: 63, 9
Stelt Christum tot een versoeninge Rom: 3, 25
Verlost of maeckt vry
Sijn volck Deut: 7, 8 Isai: 63, 9
Sijn deel Esther 13, 16
De roede van zijnder erffenisse Ps: 73, 2
T'leven Psalm 102, 4
Alle d'eerste geboren zijnder sonen Exo: 13, 15
Abraham Isai: 28, 22
Isaac...
Jacob Isai: 44, 23
David Psalm 3, 6
Wt dat huys der slavernijen Deut: 7, 8
Vanden quaden der slavernijen Deut: 7, 8
Vanden quaden swaerde Psalm 143, 10
Wt de handt van Pharao Deut: 7, 8
Der stercker Jere: 15, 21
Des vyandts Psalm 105, 10
Des verdruckers Psalm 77, 42
Vander doodt Psalm 102, 4
Van alle boosheden Psalm 102, 4
Door eenen hooghen arm Exod: 6, 6
In Liefden Isai: 63, 9
In zijn groote sterckheyt 2 Esd 1, 10
In ghenadigheyt Isai: 63, 9
Met groote vonnissen Exod: 6, 6
Door zijn machtighe handt 2 Esd: 1, 10
In vrede Psalm 54, 19
Sonder gheldt Isai: 52, 3
Versoent alle dinghen Coloss: 1, 20
Beyde de Joden en Heydenen Ephes: 2, 16
De werelt met hem 2 Cor: 5, 19
In Christo...
Ons met hem selven door Christum. 2 Cor: 5, 18
Trout sich (zijne kercke) Ose: 2, 19
Inder eeuwigheyt...
Inde Rechtvaerdigheyt...
Int oordeel...
In Bermhertigheyt...
In Ontfermenisse...
Int Gheloove Ose: 2, 26
Worpt om zijn volck Amos 4, 11
Heeft zijn eygen Sone voor ons allen gelevert. Rom: 8, 32
Proeft Psalm 25, 2
Abraham Genes: 22, 1
Sijn volck Deut: 13, 3
Verkeert het quade in goedt Genes: 50, 19
De maledijdinghe in benedijdinghe. Deut: 23, 5
Roept Christum Isai: 42, 6
Sijnen Sone uyt Egypten Mat: 2, 15
Aaron ende zijn kinderen ende de Ouders van Israel Levit: 9, 1
Den Hebreen Exod: 5, 3
Jacob ende Israel Isai: 48, 12
Die niet en hoorden Isai: 50, 2
Die niet en antwoorden Jerem: 35, 17
Die weygheren Prov: 1, 24
Ons 1 Cor: 7, 25
Door zijn gratie Galat: 1, 15
Door zijn eyghen glorie 2 Pet: 1, 3
Ende kracht...
Wt de duysternis 1 Pet, 9
In zijn wonderlijck Licht...
In zijn Rijck 1 Thess: 2, 12
In zijn Glorie...
Tot weldoeninghe jeghens de vyanden 1 Pet: 3, 1
Niet ter onreynigheyt...
Tot het Gheloove der Waerheydt, 2 Thess: 2, 14
Tot Christum Galat: 7, 6
Tot de Vryheyt Galat: 5, 13
In den Vrede 1 Cor: 7, 15
Tot het eeuwigh Leven 1 Tim: 6, 12
Dat wy weldoende verduldelijck souden lijden ongherechtigheyt 1 Pet: 2, 21
Wondt Job 5, 18
Wilt dat alle menschen saligh werden, ende ter kennis der waerheyt komen 1 Tim. 2, 4
Is jaloers met een groote jalousie Zach: 1, 15
Wat Godt niet en doet na zijne Liefde, haet der dingen geen die hy ghemaeckt heeft Sap: 11, 25
Wil niet dat eenighe verloren gaen 2 Pet: 3, 9 Ezech: 18, 23
Ende verblijdt niet int verderf der levendighen Sap. 1, 13 Ezech, 18, 31, 33, 11
Over de boosheyt 1 Cor. 13, 6
Is niet eyghensoeckelijck 1 Cor: 13, 5
Noch eersuchtigh...
Behoeft onse goeden niet Psalm 15, 2
En denckt gheen quaedt 1 Cor. 13
|
|