en hij houdt zich stil, en hij treft zijn vijanden, als ze er 't minste op rekenen. Wat ben je van je beroep?’
‘Ik onderwijs de gewijde muziek!’
‘Raar vak.... Maar je kon best eens een stukje zingen, bij wijze van wiegeliedje. 't Wordt hoog tijd, dat de dames gaan rusten.’
‘Met alle genoegen,’ was het antwoord, en hij zong, zijn stem met zorg aanpassend aan de afmetingen der ruimte. De Indianen luisterden met roerlooze aandacht. De jager zat onverschillig te kijken, maar kwam eindelijk toch onder den indruk, en herinneringen maakten zijn oogen vochtig. Tot een zachte, lang aangehouden toon overschreeuwd werd door een kreet van buiten, een griezelig geluid, dat tot in de diepten van het hol en van de harten doordrong. Het werd doodstil.
‘Wat is dat?’ fluisterde Alice.
‘Wat is dat?’ riep Heyward.
De verkenner en de Indianen zeiden niets. Zij luisterden, of het geluid zich herhaalde, en overlegden toen ernstig, waarop Uncas voorzichtig het hol verliet.
‘En?’ vroeg de jager in de Delawaarsche taal, toen de jonge man terugkwam. ‘Iets gezien? Schijnt 't licht door de gordijnen heen?’
Uncas gaf een kort en beslist antwoord.
‘Er is niets te zien buiten,’ vertaalde Haviksoog, ‘en onze schuilplaats is donker! Gaat u nu naar 't andere hol, dames, en ziet u te slapen. We moeten met de zon op, en naar fort Edward zien te komen, terwijl de Mingo's hun ochtenddutje doen.’
Cora stond het eerst op. Alice echter fluisterde Heyward het verzoek in, even mee te gaan. ‘Ik durf daar vast niet te gaan slapen, Duncan!’ zei ze. ‘Ik hoor dat ontzettende geluid nòg in mijn ooren.’