De beweging van tachtig
(1963)–Gerben Colmjon– Auteursrechtelijk beschermdEen cultuurhistorische verkenning in de negentiende eeuw
[pagina 76]
| |
Het Franse naturalisme in de achttiende eeuw
| |
[pagina 77]
| |
elles sont un peu naturalistes!Ga naar voetnoot1 ... het is van het begin af juist een term voor het studeervertrek geweest, teruggaand tot de zestiende eeuw - in de wetenschappelijke zin vindt men het woord al in de essays van Montaigne - toen men een simpele beschouwer van de natuur reeds als een naturalist bestempelde. Tegen het midden van de negentiende eeuw wordt met deze kwalificatie ieder aangeduid die opmerkt, observeert; aanvankelijk als beoefenaar van de natuurlijke historie, maar naar analogie daarvan weldra elkeen die studie en aantekeningen maakt van de menselijke samenleving en deze gaat beschrijven. Men reserveert de benaming voor wie waarnemen op systematische wijze; die als in de wetenschap te werk gaan; zodat er geen begripsverwarring mag zijn met de ‘realisten’ in die periode, d.w.z. met hen die toegeven, gelijk in Nederland Hildebrand toen, aan ‘de copieerlust des dagelijkschen levens’Ga naar voetnoot2 en die dat doen zonder uit te gaan van een wijsgerig systeem en zonder de bedoeling een bepaald deel der maatschappij volledig in kaart te brengen in de litteratuur.Ga naar voetnoot3 We mochten er bij het verhandelen over de romantiek al | |
[pagina 78]
| |
terloops op wijzen, hoe de krachtige rationalistische evolutie der eeuw des lichts, de achttiende, slechts schijnbaar en tijdelijk gestuit kon worden, de ontwikkeling van de intelligente tweede helft der achttiende eeuw tot de intellectuele tweede helft der negentiende maar tijdelijk onderbroken, althans in Frankrijk, door revolutie, Napoleontische oorlogen en romantiek; hoe daaronderdoor de geest van de tijd van Voltaire en de zijnen wel moest sijpelen naar een verschiet, gunstig voor het zich weder vertonen. Men kan het aldus uitbeelden: dat de Franse revolutie de gouden graanvelden der achttiende-eeuwse cultuur vertrapte; dat de akkers braak bleven liggen tot Napoleon's ondergang; dat er daarna een wild natuurgewas, bloeiend wel maar weinig waardevolle vruchten dragend, op ging tieren; en dat allengs daartussen zich het koren weer liet zien; waarna de naturalisten met hun zeisen optraden, het romantisch gewas opruimden, het graan opnieuw zaaiden en na verloop van tijd weer aan goudgele velden het aanzijn hadden geschonken die lichtten tot aan de horizon, gelijk die van het machtige tarweland La Beauce, waarop Zola te Romilly (het Rognes uit La Terre) het gezicht had - de streek waaruit de familie van zijn moeder kwam - en die hij in zijn werk vereeuwigde. Er is onder de grote figuren van de achttiende eeuw in Frankrijk een enkele die niet tot de litteratuur hoort en die er toch een aanmerkelijke invloed op uitgeoefend heeft en daarom door Lanson in zijn handboek wordt vermeld en geprezen. Het is Buffon, die in 1749 zijn eerste studies begon in het licht te zenden - Théorie de la Terre en Histoire Naturelle de l'Homme - en die de grondlegger van de natuurlijke historie werd. Zijn nieuwe opvatting was, dat hij zich bij de natuur niet interesseerde voor mogelijke bedoelingen maar uitsluitend voor dingen en feiten. Hij zag gaarne verband, en verklaringen van duisterheden waren hem heel welkom, mits alles maar op de waarneming was gebaseerd. Hij is de eerste geweest die een macht feitenmateriaal heeft verzameld uit de natuur en de eerste ook die een nauwkeurige, gedetailleerde en wetenschappelijke voorstelling van de natuur in de ruimste zin heeft geschonken. Il affirme le déterminisme des phénomènes. Is dit zijn grote verdienste voor de wetenschap, voor de litteratuur betekende het niet minder: hij bewees deze de dienst ‘de lui donner l'histoire naturelle comme une nouvelle province’.Ga naar voetnoot1 Overschouwt men echter de letteren, allereerst de Franse, van de tweede helft der achttiende eeuw, dan bemerkt men van dit geschenk niet veel. Althans niet in de officieel ge- | |
[pagina 79]
| |
pousseerde bellettrie. En toch is er een man die de natuurlijke historie van de mens heeft willen schrijven, een tijdgenoot van Buffon, en die in zijn geweldig uitgebreid oeuvre blijk geeft op merkwaardige manier de werkwijze der geleerden over te nemen, met resultaten waar het nageslacht in allerlei opzichten erkentelijk voor zou moeten zijn. Die ook de naam Buffon noemt, zij het niet bescheidenlijk; die in de inleiding tot zijn hoofdwerk zegt: ‘Je vous donne ici un livre d'histoire naturelle, qui me met au-dessus de Buffon; un livre de philosophie, qui me met à côté de Rousseau, de Voltaire, de Montesquieu: je vous raconterai la Vie d'un homme naturel, qui ne redoutera que le mensonge. Je laisse ce modèle aux races futures.’ Dit werd geschreven in 1777, door een drukkersemployé die toen 43 jaar oud was, in de introduction tot een boekwerk dat hij pas in 1796 kon uitbrengen en dat in de bloeiperiode van het naturalisme, in 1883, werd herdrukt, in welke uitgave men de woorden op bladzij 27 aantreft. Van ‘Monsieur Nicolas, ou Le Coeur Humain Dévoilé’, Mémoires Intimes de Restif de la Bretonne.Ga naar voetnoot1 Welke Inleiding aldus inzet:
‘J'entreprends de vous donner en entier la Vie d'un de vos semblables, sans rien déguiser, ni de ses pensées, ni de ses actions. Or cet homme, dont je vais anatomiser le moral, ne pouvait être que moi. Sans avoir encore lu Montaigne, je sais qu'il a dit: “Tout bien compté, on ne parle jamais de soi sans perte: si on se condamne, les autres en croient plus qu'on n'en dit; si on se loue, ils ne croient aucune des louanges qu'on se donne.” Cependant, je persiste dans mon projet: ce n'est pas ma vie que je fais; c'est l'histoire d'un homme. Il existe deux modèles de mon entreprise; les Confessions de l'Evêque d'Hippone, et celles du Citoyen de Genève (de laatste vermelding moet na 1882 zijn ingevoegd, het jaar van verschijnen van de belijdenissen van de auteur van La Nouvelle Héloïse). J'ai beaucoup du caractère d'Augustin; je ressemble moins à J.J. Rousseau: je n'imiterai ni l'un, ni l'autre. J'ai des preuves que J.J. Rousseau a fait un roman; et pour Augustin, ses Confessions ne sont véritablement qu'un apologue. L'exactitude et la sincérité sont absolument nécessaires, dans mon plan, puisque je dois | |
[pagina 80]
| |
anatomiser le coeur humain sur mon sens intime, et sonder les profondeurs du moi.’
Men verwijt sommige Tachtigers wel hun ten top gedreven individualisme; wat Rétif aangaat, hij had in dit opzicht (en in diverse andere) zo hij een eeuw later had geleefd, uitstekend aan De Nieuwe Gids kunnen meewerken. Hij draagt de autobiografie namelijk op aan zichzelf, Dédicace ... à Moi, met een toelichting die om de geestigheid en voor alles om de psychologie volop merkwaardig mag heten:
‘Cher Moi! le meilleur de mes amis, le plus puissant de mes protecteurs, et mon souverain le plus direct, agréez l'hommage que je vous fais de ma dissection morale: ce sera tout à la fois un remercîment pour tous les services que vous m'avez rendus, et un encouragement à m'en rendre de nouveaux. Vous êtes le meilleur de mes amis, quoique vous m'ayez quelque-fois trahi. Mais comme c'était moins par malice, que par erreur, je ne crois pas qu'une pareille faute soit un tort réel de vous à moi. Vous croyiez me procurer un avantage; et lorsque, par l'événement, vous découvriez que c'était le contraire, la douleur que vous en ressentiez était si vive et si vraie, qu'elle manifestait assez votre bonne intention. Vous êtes le plus sage de mes conseillers. Quand ai-je commïs une imprudence, sans que vous ne m'en eussiez averti, en me disant: “Je vais faire une sottise!” Combien ne m'avez-vous pas crié: “Prenez garde!” Tout ce que j'ai fait de bien, je l'ai fait parce que je vous ai écouté; parce que je me suis recueilli avec vous. Tout ce que j'ai fait de mal, vient de ce que j'ai trop donné au hasard, et que je n'en ai pas assez délibéré avec vous, et votre plus intime amie, notre conscience, avec laquelle je vous brouille quelquefois.’
In de verdere toespraak (want als alle eenzelvige lieden hoort Rétif gaarne zichzelf spreken, en hij legt zich geen beperking op) onderstreept hij nog eens dat hij een gewoon man wil ontleden: je disséquerai l'homme ordinaire, comme J.J. Rousseau a disséqué le grand homme. En eveneens legt hij er bij herhaling de nadruk op, dat de waarheid bij hem bovenal gaat, als in de passage in het woord-vooraf: ‘Obligé de dire la vérité, et m'immolant moi-même, pour être utile à mon siècle et la postérité, je n'ai fait que des tableaux fidèles. Je montre la marche des passions, non dans la vraisemblance, si souvent trompeuse, mais dans la réalité.’ | |
[pagina 81]
| |
Daarbij verzet hij zich bij voorbaat tegen de ‘puristen’, die hem als libertijn zouden willen beschouwen (welke laatste de achttiende-eeuwse Franse letteren zo talrijk hebben opgeleverd); voor scabreuze gedeelten in zijn verhaal bedient hij zich zoveel mogelijk van het Latijn. Wat nu zijn zelfontleding betreft, men moet niet verwachten dat deze tot psychiatrische diepten gaat, maar het beeld dat hij belooft te geven is voor de tijd, en voor heel lange tijd daarna, volkomen nieuw. Hij verklaart vreugden gekend te hebben als geen vorst, hoe begunstigd ook door de fortuin; doch daarnaast ellende als weinigen: door armoede tot het zwaarste werk gedwongen, ongelukkig door vrouwen, belasterd, gehaat, veracht, vervolgd, verraden, doodsbang zijn vrijheid of zijn leven te verliezen, rondgaand met zelfmoordplannen die een poos zijn enige troost vormden ... dit vreselijk tafereel is niet overdreven, zegt hij. Allerlei deugden staan er op zijn credit. ‘Mais, d'un autre côté, j'ai été emporté, brutal, furieux; d'un caractère impatient au joug, dur, impérieux, sacrifiant tout au penchant frénétique pour les femmes. Avare quelquefois jusqu'à l'inhumanité, je refusais une bagatelle; prodigue souvent jusqu'à la pusillanimité qui se laisse dépouiller, je soldais lâchement le vice; honteux par orgueil, avide de louanges, en paraissant les dédaigner; insouciant et désintéressé par paresse; cynique par un sentiment superbe de mon mérite; coquet jusqu'au ridicule; jaloux, envieux, caustique, grotesque, impudent, quels défauts n'ai-je pas eus!’ Dit alles in de gewone mens te zien, het is bijna te ... romantisch, of van een chargering die de schildering van het leven van zijn vader door een ik-persoon bij Mirbeau ver achter zich laat. Het leven van Monsieur Nicolas ontrolt zich dan ook heel wat vrediger, idyllisch dikwijls; ons is het er echter om te doen aan te wijzen hoe individualisme en psychologische ontleding bij deze achttiende-eeuwer reeds een hoge trap bereiken. En dan zijn er nog enkele dingen in zijn werk die hem tot een voorloper van het naturalisme van de volgende eeuw stempelen. Allereerst het uitgaan van de factoren erfelijkheid en milieu, die aan het naturalisme zijn wetenschappelijke tint zullen verlenen; verder het zich terdege documenteren; de grote liefde voor het dagelijks leven; het zich uitdrukken in een eenvoudige, sobere stijl, die van de beschaafde conversatie. Op het stuk van de afkomst heeft zijn esprit de bovenhand; hij zet een stamboom neer, beginnend in de dagen van strijd tussen de Galliërs en de Romeinen, bij keizer Pertinax, welk geslacht via grondbezitters, varkenshoeders, geestelijken, | |
[pagina 82]
| |
heelmeesters, imbecielen, beulen van Parijs, officieren, graven van Metz, rovers, opgehangenen, staatslieden, wijnkopers zich voortzet, in de vijfenzestigste generatie, in de familie Retif van de boerderij La Bretonne te Sacy in Basse-Bourgogne. Men zou het als een persiflage op de cyclus der Rougon-Macquart kunnen opvatten. Maar wat de erfelijkheid betreft, is de verteller serieuzer:
‘Ma mère réunissait au même degré la vivacité de l'esprit, la bonté du coeur, et la beauté du corps. Quoique blonde, elle était vive jusqu'à la pétulance; mais elle savait se réprimer jusqu'à la douceur et la complaisance jamais démenties. Mon père avait également travaillé sur lui-même: il était irascible, et se montrait le plus doux des hommes; mais il était ardent au travail, et dans toutes les occupations utiles. Je fus ainsi formé de trois parties de feu, sur une des autres éléments, à en juger par les passions extrêmes, l'amour, l'audace, la crainte, l'impatience, la colère, l'indignation, le zèle, la compassion, qui toutes eurent en moi une inconcevable énergie.’
Dit determinisme spreekt telkens uit zijn werk, al dadelijk uit de eerste alinea van de geschiedenis, die luidt:
‘Je vis le jour en 1734, le 22 Novembre, dans le village de Sacy, en Latin Saxiacus, a saxo, disait Messire Antoine Foudriat, pasteur du lieu. En effet, tout le “finage” de mon pays natal est hérissé de pierre calcaire, aisément exfoliée par le labourage sur un sol où la terre végétale n'a que deux ou trois pouces d'épaisseur.’
Al is de verklaring op zichzelf onjuist (en deugt zelfs de eigen geboortedatum niet) en al wemelt het werk ook van aan de fantazie ontsproten ontmoetingen, etc. (die een napluizer Rouger in de Annales de Bourgogne van 1930 en de bezorger van een bloemlezing uit Rétif's oeuvreGa naar voetnoot1 hebben opgespoord), wij wijzen hier alleen op het streven dat uit deze bellettrie spreekt.
Vervolgens: het gedocumenteerde. In de opdracht deelt hij daarover mee: ‘Je suis né auteur; toute ma vie j'ai toujours aimé à écrire: mon histoire en sera plus facile: j'aurai pour la composer deux secours qui manquent à presque tous les autres hommes, des cahiers qui remontent jusqu'à 1749, et mes lettres à mes amis des deux sexes. La première de | |
[pagina 83]
| |
mes lettres date de mes dix-huit ans et demi. Je ne conduirai mon histoire par ressouvenirs que jusque-là.’ Dat Rétif hier niet overdrijft, is gebleken uit het vinden naderhand van het manuscript Mes Inscripcions in de archieven van de Bastille, bevattend alle data van enig belang uit zijn leven, oorspronkelijk ten dele gekrast in de muren en stenen op het eiland Saint-Louis in de Seine. Trouwens in de boeken zelf vindt men voortdurend lijstjes van persoonsnamen, die niet anders dan in de tijd dat het verhaalde geschiedde samengesteld kunnen zijn, en ook hele opgaven onverwerkt materiaal. Het sterkst is dat in de drie delen van Le Palais Royal, bestaande uit de 32 levensbeschrijvingen van ‘les filles de l'allée des soupirs’, werkelijke procès-verbaux, de 48 beschrijvingen van ‘les Sunamites’, de 43 der ‘Converseuses’... Men weet hoe Zola zijn materiaal putte uit de werken van geneeskundigen en andere deskundigen (met een landbouwleraar uit Rouaan correspondeerde omtrent gegevens voor La Terre, met Van Santen Kolff te Berlijn over details der Pruisische uniformen voor La Débâcle en in een brief van een zuster van Cézanne een beschrijving kreeg van de klederdracht der boerinnen in ProvenceGa naar voetnoot1, uit dictionnaires d'argot (de langue verte) en couranten, uit de omgang met vrienden en ten leste uit eigen observatie; het is bekend hoe de Goncourts monografieën schreven over al wat de achttiende eeuw aanging en hun dagelijkse waarnemingen noteerden in cahiers en carnets, in hun ‘Journal’, en hoe alle naturalisten ook zuiver autobiografisch werk hebben gegeven. Rétif was in al deze opzichten hun grote voorganger. Behalve de kreet ‘waarheid!’ hebben zij die van eenvoud en natuurlijkheid aangeheven, en de litteraire stijl gezuiverd en versoberd, ontdaan van het overbodig ornament. En al gaat Rétif's werk onder het opsommende gebukt, de taal ervan is fris en bekoorlijk. Hij spreekt zelf (niet vermoedend hoe pas het einde der negentiende eeuw, na de botsing van romantiek en naturalisme, de gelukkige synthese vond van het gezuiverde gevoel, uitgedrukt met een gezuiverde techniek) van ‘le romantique des sentiments, le naturel des situations’ in wat hij aanbiedt, zodat een litterator die een enkel romandeel herdrukt presenteerde in 1888, Maurice Talmeyr, zijn schildering van de samenleving van anderhalve eeuw tevoren prees als uitgebeeld met de artistieke middelen van heden, aandoend als van ‘une modernité surprenante’.Ga naar voetnoot2 Octave Uzanne, in 1881 iets in herdruk uitbren- | |
[pagina 84]
| |
gend, loofde, naast de gevoeligheid van de auteur, o.m. zijn ‘intéressants matériaux et documents qu'il fournit pour les moeurs’.Ga naar voetnoot1 Reeds op 2 januari 1798 schreef Schiller aan Goethe over Le Coeur humain dêvoilé dat dit werk voor hem ‘einen unschätzbaren Werth’ had, o.a. vanwege ‘das Leben und die Gegenwart der Beschreibung, das Characterische der Sitten und die Darstellung des französischen Wesens in einer gewissen Volksklasse.’Ga naar voetnoot2 Gaf in 1811, vijf jaar na Rétif's dood, Cubières de Palmézeaux een overzicht van zijn leven en werken in het voorbericht bij Rétif's Histoire des compagnes de Maria, in 1825 herdrukte men in 38 deeltjes Les Contemporaines (Aventures des plus jolies femmes de l'âge présent); in 1835 vermeldde J.M. Quérard hem in deel VII van La France littéraire en het jaar daarop werd te Parijs een toneelstuk Rétif de la Bretonne gespeeld. Nadat E. Girault over hem verhandeld had in 1839 in de Revue des Romans, pp. 199-204, ontdekte Gérard de Nerval hem als auteur van het realisme in 1850, in de Revue des Deux Mondes, waarna Charles Monselet, in 1854, voor het eerst een heel boek aan hem wijdde: Rétif de la Bretonne. Sa vie et ses amours, documents inédits. Paul Lacroix (le bibliophile Jacob) publiceerde voor het eerst in 1866 over hem, Enigmes et découvertes bibliographiques; in 1875 volgde diens Bibliographie et iconographie de tous les ouvrages de Restif de la Bretonne, en in 1877 schonk Firmin Boissin een tweede uitvoerige levensbeschrijving, Restif de la Bretonne! Henry Kistemaeckers, de pionier-uitgever te Brussel, die van 1874 tot 1878 zijn geld aan socialistische publikaties verloor maar die zich daarna toelegde op het brengen van naturalistisch werk, herdrukte toen ook een en ander van deze achttiende-eeuwer, wat door Rops werd verlucht. In 1883 komt dan bij Liseux de herdruk van het hoofdwerk, in 14 delen; duidelijke aanwijzing dat Rétif in het naturalistisch klimaat werd aanvaard. Lanson, in 1894, ziet zijn waarde in het geheel niet, en men mag wel zeggen dat de Franse litteratuurgeschiedenis de grote betekenis van deze voorganger nog steeds niet naar voren heeft gebracht. F. Funck-Brentano heeft in 1928 in zijn Retif de la Bretonne, portraits et documents inédits geschreven dat hij: ‘peut donc être regardé comme le fondateur du réalisme en littérature’ (p. 192), en Edouard Maynial, in zijn L'Epoque réaliste, van 1931, drukte zich iets nauwkeuriger uit door te zeggen: ‘Il n'y a donc aucune exagération à considérer l'auteur du “Paysan | |
[pagina 85]
| |
perverti” comme le fondateur du réalisme en France’ (p. 25), maar pas Charles Beuchat heeft in 1949 in zijn Histoire du naturalisme français (I, p. 33) openlijk verklaard: ‘Nous saluons donc Retif de la Bretonne comme le père et l'initiateur du naturalisme.’ En dit op zeer onvoldoende gronden, daar hij realisme en naturalisme als één potnat beschouwt en als medestander van Rétif Choderlos de Laclos vermeldt, die wel een werkelijkheid uitbeeldt doch bij wie erfelijkheid noch documentatie een rol speelt. In 1893 heeft Eugène LintilhacGa naar voetnoot1 zich verstout Alain- René Lesage, de schrijver van Gil Blas, onder andere de eretitel te verlenen van: ‘l'Homère du naturalisme dont il devait être plus souvent le modèle!’ En hij wijst eropGa naar voetnoot2 dat Zola meedeelde, op een tijdstip dat hij Rétif nog niet kende, hoe Gil Blas een der romans was die veel invloed op hem uitgeoefend had. Ook geeft hij, Lintilhac, even tevoren aan, dat Gil Blas en Roland bij Lesage zijn, wat Edmond en Gaudet bij Rétif, en Vautrin en Rastignac bij Balzac zijn. Petit de Julleville, de standaardgeschiedenis der Franse litteratuur, die begon uit te komen in 1898, waarin elke schrijver of schrijversgroep door de expert op dat terrein is behandeld, vestigt eveneens de aandacht op de verwantschap tussen Rétif's Gaudet en Balzac's Rastignac. Evenwel plaatst men er de auteur van Monsieur Nicolas in de afdeling ‘J.J. Rousseau et sa Descendance’Ga naar voetnoot3 - waar Rétif zelf niets van wilde weten - terwijl men er, bij monde van Paul Morillot, zegt: ‘L'auteur de “Gil Blas” peut être considéré comme l'authentique ancêtre du réalisme’. Benevens: ‘L'oeuvre de Le Sage nous apparaît comme une véritable comédie humaine, qui n'est point très différente de celle d'un Balzac’.Ga naar voetnoot4 Lesage, in zijn classicistische omgeving van de eerste helft der achttiende eeuw, is echter veel minder psycholoog.Ga naar voetnoot5 Zijn personen hebben, als bij Dickens later, allen iets opvallends, zij zijn geen gewone naar de werkelijkheid afgebeelde lieden: dikwijls onder het mom van Spanjaarden optredende Fransen ter wille van satirieke bijoogmerken van de schrijver. De ‘conception de l'art’ van Lesage en Rétif verschilt hemelsbreed; mag wat ons betreft de eerste de voorganger van het realisme blijven heten, het zal na onze uiteenzetting duidelijk zijn dat Rétif de la Bretonne veel meer de gangmaker | |
[pagina 86]
| |
voor het naturalisme is geweest dan de Breton Lesage, die twee jaar voordat Buffon zijn eerste werk openbaar maakte, stierf; het werk waar Rétif op stoelde, en tenslotte heel het determinisme en naturalisme.Ga naar voetnoot1 Wenst men vervolgens ook nog Marivaux in dit verband genoemd te zien, dan dient er op gewezen te worden dat hij als zedenschilder niet meer dan een realist was, een milieutekenaar zonder naturalistische tendenties. Georges Pellissier noemt in zijn Le mouvement littéraire au XIXe siècle, 1889 - ouvrage couronné par l'Académie française - Stendhal de eerste vertegenwoordiger van de realistische school en zegt: ‘Sa “profession” fut d'observer le moi. Il croit à la prédominance de la complexion et du milieu sur la personne, et par là il annonce Balzac et nos romanciers contemporains.’ Inderdaad: juist in hun autobiografische geschriften is er opvallende overeenkomst tussen Stendhal en Rétif. Die de grote voorganger blijft. |
|