voor terug om een besluit te nemen in die telkens overwogen vraag, of hij het haar zou zeggen. Hij durfde niet, niet omdat hij den moed tot de bekentenis niet had, maar omdat zijn vertrouwen met haar geen woorden had, omdat hij te schuw was en voor zijn gevoelens toch geen woorden kon vinden, een hulpeloosheid, waarin hij vreesde, dat het, in woorden uitgesproken, te veel beteekenis kreeg, een andere beteekenis, die, welke het toch niet had. Hij wilde, dat hij het haar met zwijgen duidelijk kon maken, met een half woord, een ander woord, waarin het niet genoemd werd, - zooals hij zijn kinderen dat wat hij als een ongeschondenheid voelde beloofd en verzekerd had: Vader blijft nooit meer weg.
Dien morgen in 't veld aan 't werk, waar hij achter de landrol liep en den haverakker zaai-klaar maakte, zag hij aan den berm een man wenken, die met de fiets was gekomen. Hij hield zijn paard in, legde de leidsels neer en ging den akker af. De man, die hem gewenkt had, was Barends.
- Don José is terug, zei hij zacht.
De jonge boer begreep, dat hij het gelooven moest, omdat Barends het hem kwam vertellen, maar hij kon het niet begrijpen.
- Ja, zei Barends, ze hebben hem losgelaten.
Maurits voelde zich plotseling opgelucht nu alle zorgen voor het oogenblik gebannen waren en er geen sprake van een bijzondere, onmiddellijke onveiligheid meer kon zijn.
- Gelukkig! zei hij.
- Tom begrijpt er niets van, zei Barends. En ik begrijp er ook niets van. Misschien is Don José nog sluwer dan we een van allen hebben vermoed. Zelf geeft hij geen verklaring, hij doet geheimzinnig als altijd en zegt: je bent nu eenmaal een duivelsche kerel of je bent het niet. Stel je voor, aangehouden te worden in een Duitschen legerauto en in een Duitsch uniform, en met een paar dagen vrij te zijn! Heb je vannacht weer in de schuilplaats geslapen?
- Nee, ik heb vannacht thuis geslapen.