Zwerftochten door ons land. Noord-Brabant en Zeeland
(1938)–Antoon Coolen, P.H. Ritter jr.– Auteursrecht onbekendV. Tochten door Zeeland, WalcherenMiddelburgGa naar voetnoot1)Dat wij van Zuid-Beveland het eerst naar Walcheren gaan, ligt voor de hand. Een goede weg, die over Nieuw- en Sint Joostland leidt, verbindt de beide eilanden, die schiereilanden geworden zijn: Ge gaat over de Sloedam, waar vroeger het water langs de dijk kabbelde, maar die tegenwoordig hoe langer hoe meer ingepolderd raakt. Wij willen een tijd in Middelburg vertoeven, alvorens we de tuin van Walcheren intrekken. Middelburg is een stad met allure. Zij vervult haar representatieve taak van gewestelijke hoofdstad onberispelijk. Zij ligt, wijd uit, met grote, statige pleinen, ze heeft voor hare Overheden paleizen opgericht, die Amsterdam en Den Haag haar kunnen benijden. En wij behoeven niet eens te denken aan de oude, monumentale abdij, waar het gewestelijk bestuur van Zeeland zetelt aan Gothische schouwen, of aan het
stadhuis te middelburg
onvergetelijk Gothisch stadhuis, dat aan de schoonste Vlaamse architectuur herinneringen wekt. Vele der particuliere huizen, met hunne wijde hallen, hun ongeschonden, fraai gebeeldhouwde gevels, zijn paleizen, waar Amsterdamse patriciërs zich niet zouden schamen hun verblijf te houden. Een stille pracht ligt over de stad verspreid, een eindeloos-weemoedige schoonheid. Minder dan andere steden breidde Middelburg zich uit, het behield zijn oude karaktervolle vorm, ge- | |
[pagina 49]
| |
slingerd om de abdij, met zijn puntige torens en hoge muren, het heeft het voorkomen van een oude, gave stad, uit de tijd waarin de steden werden, een markt als middelpunt van verkeer, als hoofdader de Lange Delft, en de Korte Delft, die uitmondt op de brede Dam, waar, tussen hoge muren, in de diepte het ongerimpeld water rust. Het is omgeven door groene plantsoenen, die het volkomen afsluiten, en tegelijk de stad het beeld doen bewaren van uit het land omhooggerezenmiddelpunt. In Middelburg vervloeit de tijd bedaard, ik zou haast schrijven: statig. Maar binnen het kader dier stille statigheid komt op de Donderdagen een kleurige beweging. Het is de marktdag, de grote feestdag van de week en op de boerenhofsteden over heel het Walcherse land is men in de prille morgen al nijver bezig. De boerinnen tooien zich op in heur Zondagse dracht, en de boeren halen de glimmende paarden van stal. Voor de vriendelijke venstertjes kijken vriendelijke oogjes in de blank omhuifde hoofden der kinderen en de meisjes,vrouwtjes in het klein, waggelen naar de groene wagens, die spreuken en schilderijtjes dragen op hun wanden en die overhuifd zijn door transparante ronde witte kappen. En op hun ranke wielen wentelen de wagens op Middelburg aan, van alle zijden van
een onderonsje
het lichtgroene eiland, de boer zit voorop, en daarachter, onder de huif, zijn boerinnetjes, fijn gebekt en fijn getooid, en meerijdend, meedeinend met de beweging van de wagen, binnen de heldere wagenkoepel als Asschepoetstertjes in de krisstallen koets. Zij komen nog van veel verder, de boeren en boerinnen op de feestelijke Donderdag. Zij komen van over het water, van het land van Axel en Hulst, en zij vullen heel de stad met hunne kleurige kledij, en met hun zangerige | |
[pagina 50]
| |
lange jan te middelburg
taal, waardoor de Lange Jan (de abdijtoren) zijn liedjes sprenkelt. Wie dàn langs de hallen van de Botermarkt komt of langs de stad van witte tentjes, die op de Markt aan de voet van Malle Betje (de stadhuistoren) staat opgericht, hij kan genieten van een schouw van klederdrachten, zoals hij ze nergens elders in de wereld kan zien. En dan - op de Donderdag, dan kan iedereen, die in Middelburg te gast komt, de boeren en boerinnen en de boerendochterkens uit Zeeland, en de vreemdeling, die vaak uit Engeland of ver uit Frankrijk aan komt reizen, om aan het boeiend toneel van al die kleurige Zeeuwsheid zijn ogen op te halen, zien - dan kan iedereen genieten van het goede der aarde. Want de taartjeswinkels van Middelburg en de echte, onvervalste Zeeuwse babbelaars van Dietsch zijn wereldvermaard, en in de deftige hotels kent men nog de weelde van voorvaderlijke gastmalen.
* * *
Een aparte vreugde voor den vacantieganger in een oude stad is de gelegenheid, die zij biedt tot snuffelen. Ook voor de regendag heeft Middelburg zijn vreugden. Ge behoeft alleen maar het bordes te betreden van de statige te bezoeken woning in de Wagenaarstraat, waar eertijds Mr. G.N. de Stoppelaar was gevestigd, en aan te schellen met de vraag het Huis te mogen bezoeken van het Zeeuws Genootschap der Wetenschappen. Het Zeeuws Genootschap is, zoals men weet, een besloten kring. Men wordt in dit Genootschap, dat uit een in 1869 te Vlissingen gesticht Frans leesgezelschap is voortgekomen, op voorstel van het bestuur, door de vergadering tot lid gekozen, het lidmaatschap is dus een ere-ambt dat aan wie zich voor Zeeland of voor de wetenschap verdienstelijk gemaakt heeft, wordt toegekend. Een wandeling door het gebouw van het Zeeuws Genootschap is een les in de vaderlandse en dan inzonderheid in de Zeeuwse Geschiedenis. Een les, gegeven in rustige sfeer en aan een overzichtelijk materiaal gedemonstreerd, zodat ge hier niet bedacht behoeft te wezen voor de uitputtende vermoeienis, die dikwijls gepaard gaat met museumbezoek.
* * * | |
[pagina 51]
| |
Wanneer ge dit gebouw doorzocht hebt met de ware speurzin, die den snuffelaar eigen is, - dan hebt ge nog volstrekt niet alle historische bizonderheden van Middelburg onder uw brilleglas gehad. - Want behalve de statige woon in de Wagenaarstraat, is het stadhuis een kostbare schrijn, waarin Middelburgse en Zeeuwse curiositeiten worden bewaard. Ondanks veel, wat ook in Middelburg verdwenen of geschonden is - in geen stad ter wereld bleef het verleden zo onaangetast. Er is de sfeer.... die alles tot een Schoonheid en een Eenheid maakt. | |
VereWanneer wij Middelburg gezien hebben, dan gaat de tocht terstond naar Vere. Ge bereidt u het beste voor, door de Singelsom te fietsen en van de Veerse Singel af de lommerrijke weg te nemen, die u in enige kwartieren brengt naar de oude stad. Wanneer ge het vriendelijke gehuchtje Zanddijk voorbij zijt, dan ziet ge in de verte reeds de kathedraal van Vere. Het is een ontzaglijk gebouw. In zijn massale structuur, met zijn overkoepelde toren verheft het zich tegen de violette lucht, het wekt illusies van onmetelijke paleizen, die daar plotseling omhoog staan in de roerloze rustigheid van het groene land. Maar dan, bij het naderen, juist door de hevige verwachting die u geheel bevangen houdt, komt er een huiveringwekkende, een spookachtige gewaarwording over u. De kolos blijkt niet anders te zijn dan een reusachtig stuk verweerdheid. In zijn hoogopgaande muren zijn blinde vensters of vensters van hout en gewoon vensterglas. Ge zoekt uw pad, de stad tegemoet, die hare grootheid wist te manifesteren in een zo onmetelijke tempel. Ge zoekt een stad, een uitgestorven stad zal het zijn begrijpt gij nu, maar toch een stad van afmetingen die beantwoorden aan het gebouw dat al uw aandacht tot zich trekt. Het blijkt een potsierlijk geval, - de kathedraal is wachter over een speelgoedplaatsje, met enkele kleine huisjes. Door de bomen heen schemert een rank klein torentje als een minaret, kleintjes en fijntjes, en het speelt een deuntje, dat klingelt als een kinderstem door de stille middaglucht. Op zijn spits heft het een sierlijk scheepje, liefelijk verbeeldend een herinnering aan vroeger, toen Vere een plaats geweest moet zijn van handel en vertier. Dan wandelt ge door, met veel te grote stappen voor zo'n kleine, dromende plaats, en ge staat voor het Gothisch stadhuisje, prachtig omgeven door zijn sierlijk détailwerk, al de Gebieders uit de tijd van Vere's grootheid staan er uitgebeeld, hebben het aangezien hoe de tijden een spheer van vergetelheid weefden over hun middeleeuws-gebleven stad. Gaat maar de trapjes op, en langs de stenen pui naar binnen, in het gemoedelijk voor u openstaand gebouw. Ge ziet er de sierlijke drinkbeker van Maximiliaan, die werd geschonken onder voorbehoud dat de stad hem nimmer vervreemden zou, en zo de eeuwen door de trots zou dragen van haar vroegere grootheid. Er is meer te zien. Een prachtige verzameling porselein, oude gobelins in de raadszaal en een steenmuseum in de gewelfde kelder.
* * *
Wanneer ge het kleine pleintje zijt overgegaan en ge slaat rechts de hoek om, dan staat ge aan de Kade, een stille Kade aan het dromen- | |
[pagina 52]
| |
de water, die schijnt overgebleven uit historische tijden. Ge slentert de Kade over, terwijl uw ogen nu eens rusten op de dromende watervlakte en dan weer op nieuwe, architectonische wonderen, die aan de Kade oprijzen. Het zijn de prachtige patriciërshuizen ‘Het Struis’ en ‘Het Lammetje’, met rijke maaswerk-versieringen boven de vensters en een steile trapgevel. Eenmaal zaten hier de Schotse kooplieden, die hun kantoor hielden binnen deze muren. - Maar ze zijn weder in bezit genomen door een Schot, Mr. Ochs, die enige jaren geleden stierf. Maar zijn dochter woont er thans, en zet de traditie van haar vader voort. Treedt met mij binnen in deze laat-Gothische gebouwen, gerestaureerd door een kunstzinnigen Schot, en ingericht in harmonie met hun karakter. De eerste ontdekking, die ge er doet, is dat heel de wereld naar Vere trekt. Ja, heel de wereld trekt naar Vere. Ge ontmoet in het Schotse Huis een Frans romancier, die u
vere
zal verzekeren, dat er maar twee oorden op de wereld zijn, waar de moderne kunstenaar tieren kan, - Parijs, de stad van de mondaine vergetelheid, en Vere, de stad waar demoderne mens in de geluidloze buitenspheer de stormen kan beluisteren van zijn verborgen gemoedsleven. Al wat kunstzinnig is vindt gastvrij onthaal in het Schotse Huis aan de haven, het Huis der schilders van Vere, die er hun doeken hebben tentoongesteld en die er hun Tafelronde houden. Als gij de kracht wilt kennen der artistieke mijmering, als gij ervaren wilt, hoe zuiver toegeven aan schoonheidsbegeerte schoonheid wekken kan, zie dan dat ge kennis maakt met de bewoonster van het Schotse Huis. Zij zal u binnenleiden in haar ontzaglijke, hoog oprijzende eetzaal, en u doen plaats nemen aan haar immenze schouw, vol schitterend koperwerk, dat glanst in de gedempte schijn die het omhuivend kanten gordijnsel binnen laat. Het licht, in de zaal zevend door glas in lood, is groen als binnen een rijnwijn-roemer, en het verinnigt de kostbaarheid der schatten van kunst der beelden, en oude ivoorkleurige folianten. Een rode roos voor het antieke groene venster doet u des zomers herinneren dat buiten de | |
[pagina 53]
| |
wereld gloeit, en in de herfst staart er een zonnebloem met zijn groot oog u aan. Maar wonderlijker dan het Schotse Huis is zijn kleine tuin. Is de eigenaar verwant aan den vriend van Edgar Allan Poe, die meende dat schoner dan weldoen en schoner dan dichten de kunst van het landschap is, door welke de natuur zelve een uiting wordt van de menselijke geest? Het innigst wezen van Vere ligt uitgesproken in deze kleine open ruimte, zo nauw dat, als ge er met meerderen vertoeft, ge elkander amper voorbij kunt gaan. Als ge het zware venster openbuigt, ziet ge de kleine tuin liggen in de diepte, met zijn enkele rechthoekige perken, onder de onheilspellend vlakbij oprijzende toren van het stadhuis. Maar afdalend langs de trappen, die van de grote Gastzaal naar beneden leiden, ervaart ge dat daar beneden geen rust is, maar een geheimzinnig leven waart. Duizenden kleine insecten met vleugeltjes, waardoor de gouden zon glanst die langs het huis loodrecht ter aarde valt, dansen om al de vreemde exotische planten, wier grillige bladeren zich uitspreiden, elkander omwoekerend binnen de haast te kleine ruimte. Aan het eind van de tuin is een laag priëel. Daar zat eens de gastvrije eigenaar op zijn oude zetel, omgeven door allen, wie kunst-begeerte naar Vere stuwde. En nu, - zijn dochter, in pieuse herinnering. * * *
Wij treden het Schotse Huis uit, en komen terug op de Kade. Daar rijst de Campveerse toren, een der haventorens, die sedert jaren stadsherberg is en logement. Wij klimmen de ronde toren in en kijken uit op een onvergetelijk water-panorama, met in de verte de flauwe kustlijn van Noord-Beveland. - En dan gaan wij nog even onze Veerse bedevaart voltooien door een wandeling in de verstorven stad. Nog een blik op het fijn geciseleerde raadhuis, nog even met langzame stappen langs de oude kerk, waar tegenover de Cisterne (1565) een prachtig gebeeldhouwde regenbak, die onder een dak ligt dat door acht vierhoekige kolommen gedragen wordt, - en dan gaat de tocht weer terug, het eiland in, en wijkt de wonderlijke droom. | |
Om Walcheren heen (44 km)Wij gaan nu fietsen, heel Walcheren door, van Middelburg uit, en we zullen goed doen ons daarbij aan te schaffen het handige boekjeGa naar voetnoot1), dat door den heer Dirk L. Broeder, den grondigen kenner van Zeeland is samengesteld en dat op het kantoor van het Vreemdelingenverkeer (Markt 17) te Middelburg te verkrijgen is. Er worden niet minder dan tien tochten in beschreven. Voor hen, die het boekje niet bezitten, drukken wij hier één van de daar beschreven tochten af. Het is een reis om Walcheren heen. Hierbij geldt het devies: niet te laat uit de veren! Over de Langeviele Buitenbrug, de tweede brug in de richting Vlissingen, waarover de tram rijdt, slaan we rechts af en rijden een paar honderd meter over de Singel totdat we aan de eerste aftakking links komen. Hier zijn we aan het begin van de Koudekerkseweg, en de plaats waar we ons bevinden, heet 't Zand, dat reeds territoir30. landschap bij koudekerke
| |
[pagina 54]
| |
is van de gemeente Koudekerke. Links en rechts van ons bevinden zich voornamelijk nieuwe huisjes, doch spoedig wordt de bebouwing minder en de wegbegroeiïng landelijker. En dan volgt te linkerzijde van de weg het schone buiten ‘Toorenvliedt’, dat reeds uit de 18e eeuw dateert. Vervolgens passeren we eerst Vijvervreugd en dan rechts van de weg het prachtig slot ‘Ter Hooge’, dat als 't ware het middelstuk vormt van een landelijk tafereel, waarbij links en rechts het zware geboomte het schilderij afsluit. Hier en daar kronkelend, voert de weg naar het lommerrijke dorp Koudekerke, van waar men reeds spoedig een blik kan werpen op de machtige duinen, die Walcheren van Zuid naar Noord, om het Westen heen, als het ware in een omhelzing vastklemmen. Dan gaan we tussen aardige groen en wit beschilderde, rood bedakte boerderijtjes, blinkend van properheid, door, over die mooie weg naar Biggekerke, welks huisjes zo schilderachtig en liefelijk om het oude kerkje gegroepeerd zijn. Rondom ons heerst een echt landelijke vrede. Vóór ons, terwijl we onze weg vervolgen, zien we overal kleine klompjes weelderige bomen enminiatuur torentjes, die ons op talrijke dorpjes wijzen. Dat is de ‘Boerenhoek’, zoals de bewoners van Walcheren die streek noemen. Inmiddels zijn we de duinen genaderd en zien we vóór ons een aardig dorpje, welks huisjes tegen de duinenrug opklimmen, terwijl hier en daar eentje met zijn kop boven uit het goud-gele zand steekt. En boven heel de omgeving rijst het aardige, vierkante 31. het vuur van westkapelle
torentje van Zoutelande. Het is een aardig dorpje met een gemoedelijk volkje, dat u vriendelijk groet. Mooi zijn de duinen daar, die naar het Zuiden en het Westen schier eindeloos voortgolven, badend in het helle licht der zon, bemind door Aeolus, die hun ruige grasharen dooreen blaast, aanbeden door Poseidon, die in nimmer eindigende adoratie zijn golven voortstuwt over Walcheren's stranden tot aan der duinen helmbegroeide voet. Onze mooie weg voert nu bijna parallel met de duinenrij, en zo bereiken we Westkapelle's kolos, die we reeds van verre zagen afsteken tegen de blauwe hemel, de grote wachter aan Walcheren's gevaarlijke westerhoek. Door de lange Dorpsstraat komen we aan de geweldige zeedijk, waar de zee reeds lang alle duinen heeft weggeslagen. Een brede weg voert over de kruin, en diep, heel diep, beneden ons ligt 't dorpje rustig achter dat beschermende bolwerk, dat bijna twee kilometer lang en de trots van alle Westkappelaars is. Eindelijk beginnen de duintjes weer schuchtere heuveltjes te vormen; ze worden allengs stouter en stouter, en als we de dijk afrijden in de richting Domburg, beginnen ze weer breed en hoog te worden, onverschrokken voor het lot, dat hun broeders te Westkapelle is overkomen. We bevinden ons nu op de duinweg naar Dom- | |
[pagina 55]
| |
burg. Die weg, die tot kort geleden alles behalve putloos en stofvrij was, is nu een bredere klinkerweg geworden en gaat door een onvergetelijk stukje natuurschoon. Zo komen we eindelijk te Domburg aan, de drukke badplaats aan de Walcherse noorderkust. Doch onze weg voert ons dan niet rechtstreeks naar Middelburg want we willen gaarne de haast ongerepte natuur der Manteling, de bossen ten Oosten van Domburg, aanschouwen. Wij rijden de plaats dóór en een kleine twee kilometer gaan we dan tussen mooie villa's en heerlijke tuinen over de grote weg naar de hoofdstad der provincie, totdat we te linker zijde van de weg aan een paal komen, waarop een kaart ons onze positie zegt. Overal in deze bossen heeft de V.V.V. te Middelburg voor zeer overzichtelijke wandelkaarten zorg gedragen op in het oog lopende plaatsen, waarbij de genummerde paal correspondeert met het nummer der kaart. We volgen dan het zanderige pad, dat naar Westhove leidt, slaan rechts af het rijhek door en bevinden ons op een mooie schelpweg die rechtuit op het buiten Berkenbos loopt. Nauwelijks in het park Westhove gekomen of we ontwaren rechts van ons het prachtige kasteel, dat daar reeds eeuwen lang staat, een der weinige kastelen die Zeeland nog telt, helaas. Fors staat het oude bakstenen slot in zijn gracht, omgeven door malse weiden, eeuwenoud geboomte en jonge boomgaarden. Alles rust er nu, zelfs de lelieblanke zwaan schijnt door de vrede, die er heerst, nog statiger voort te glijden in het groene grachtwater. Aan het einde van de Westhovense zandweg komen we aan een soort rond bloem- en heesterperk, aan de andere kant waarvan we over een dammetje het domein van Berkenbos betreden. De zo beruchte Nederlandse verboden-toegang-artikel-zoveel-wetboek-van-strafrecht-bordjes, evenzovele doornen in het oog van den degelijken bezoeker, die het schone, dat voor hem nog niet is afgesloten, wil bewonderen en niet op vandalisme uit is, staan hier en elders kwistig verspreid. Doch de goede boswachters knikken u in 't lachende Walcherse land vrolijk toe. Zij willen u niet weren, integendeel, zij verwelkomen u en maken een praatje met u, indien ge uwerzijds het voornemen hebt op het aangewezen pad te blijven. Buiten het hek van Berkenbos gekomen, volgen we links het pad langs de zware zandweg, totdat we bij het bospad rechts afslaan, en dan gaat het kronkelend en draaiend, heuveltje op en heuveltje af, tussen bosjes, onder laag neerhangende boomtakken, voort, tot we ineens met een draai uit de schaduwen van het bos in het door de zon beschenen vroonland uitkomen. Verdwalen kunnen we hier niet, want er is slechts één pad, dat ons na een poosje aan de uitspanning Oraniezon brengt, en dan op de grindweg naar Vrouwenpolder en Vere. Onze weg loopt over een dijk, dus hebben we overal de ‘melodie der verten’. Plots, als bij toverslag is de natuur veranderd. Geen eik, geen den, geen helm, geen zand, alles is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor de vette Walcherse klei, die koren, suikerbieten, aardappelen en zoveel andere gewassen voortbrengt. Vóór ons ligt Vrouwenpolder, dorpje bij de duinen aan de mond van het Veerse gat, dat eertijds grote welvaart naar Vere bracht. Vrouwenpolder, nu een sluimerend dorpje in een mooie, plaisante omgeving, is de bedevaartsplaats van Onze Lieve Vrouwe van de Polder uit de middeleeuwen. Niets verraadt, dat vroeger een keizer, een koning een hertog en talrijke groten der aarde hierheen ter bedevaart togen om de voorspraak der Vrouwe van de Polder te smeken, om een keersken te branden voor het miraculeuze schilderij der Moeder Gods, dat door engelenhand gemaald was en dat nu in sedem | |
[pagina 56]
| |
propriam, de kerk van de H.H. Petrus en Paulus te Middelburg, vereerd wordt. Schoon dorpje, heerlijke herinneringen uit lang vervlogen tijden. Voorbij Vrouwenpolder voert de weg eerst nog wat door het land en stijgt dan ineens, zoals bij Westkapelle, tot de kruin van een hoge dijk. Welk een schitterend schouwspel ontrolt zich daar voor onze ogen. Vóór ons het onvolprezen silhouet van Vere. Links lopen de snelle stromingen van het Veersegat en daarachter ligt Noord-Beveland, en nog verder tekenen die machtige duinen van Schouwen zich blinkend af tegen de horizon. Rechts van ons ligt land, land en nog eens land. Hier een boerderijtje, daar een kerkje, een kronkelend geel paadje, een hooischelf, een wei, alles ademt een vredige rust, en nóg verder de tere schoonheid van de uit een zee van majestueus geboomte opschietende torens van Middelburg. We zijn Vere genaderd. Onze weg is kronkelend om de oude buitenvesten gegaan en eindigt in een oud en nauw straatje, de Warwijksestraat, en de
zoutelande
Kade, doch we kunnen nu niet lang hier verwijlen. Nu gaan we dus om de oude kerk heen en bereiken zodoende de weg naar Middelburg, waar we binnen een half uutje aankomen.
* * * Ik schreef eenmaal, dat er geen deel van Zeeland is, dat men niet lief krijgt, wanneer men er toeft, maar dat Walcheren ongetwijfeld de schoonste is onder de eilanden-zusteren. Nergens elders die zoete bekoring van kleine, stille, onder het lommer doorglijende paden, nergens elders die smetteloos-witte duinen, die men haast overal ziet, die wondere witte bergen, die een vreemde lichtglans geven aan het land. Tussen de spijlen door van een eigenwijs, groen hek, ziet ge ze schemeren, en ge ontdekt hun plotselinge witheid als ge langs de stammen van een boomgaard blikt of tussen twee kleine witte huisjes, die wel voorzichtig op de groene aarde schijnen neergezet.... Wilt gij die duinen beklimmen, dan omgeeft die weelde van het land u tot het laatst. Weelderige akkers, groene vruchtbare landerijen, en daartussen de slierig-kronkelende wegen, waaraan de boerenhuisjes staan, tussen hun rankende, bloeiende bomen, temidden van heel aardige gele bloemen, en een breistertje | |
[pagina 57]
| |
zit rustig gebogen in het stille, tedere licht. Ik ken in de hele wereld geen land dat inniger is dan Walcheren. Omkranst is Middelburg door een reeks van kleine glundere dorpen, of wel een kleine straat, zoals Sint-Laurens, gelegen tussen de bloeiende velden, bezijën de weg, gebouwd zoals een kind een dorp zou opbouwen met de huisjes van zijn speelgoeddoos, of wel een kleine cirkel van weelderige huizen om de brede brinken, maar het is alles altijd teder en liefelijk. In het zuidwesten, daar liggen Zoutelande en Westkapelle, families van kinderhuizen tegen de duinen en tegen de dijk bijeengekropen, in het Noorden ligt Vere, on-wezenlijk overblijfsel uit vergeten tijden, met zijn reusachtige, moederlijke kerk, zijn Gothisch stadhuisje, pralend met sierlijk détailwerk, en met het gastvrije huis van Miss Ochs, aan de Kade, het grote, laat-Gothische gebouw, waarin de kunstzinnige bijeenkomsten van een curieuze Schot door zijn dochter vol piëteit worden voortgezet. | |
VlissingenVlissingen is van Middelburg uit, langs de straatweg in een goed half uur, met de fiets te bereiken. Ge slaat bij het station, over de brug links af en ge peddelt aldoor langs het Kanaal door Walcheren. Het is een boeiende tocht, want ge komt langs die aardige dorpen Oost- en West-Souburgh, die plaatsjes met hun kleine, weelderige huizen om brede brinken, waar ik zocht naar het monument van Marnix, den Heer van Sint Aldegonde, maar waar de kinderen mij vertelden, dat er maar één monument in de stad was, het standbeeld van hun vriend Souwerse. Het kan gebeuren, dat een ontzaglijk zeeschip langzaam, langzaam, raar en onheilspellend, als eenmaal het Trojaanse paard, door de groene landouwen kruipt, achterna gejubeld door de kleine gecostumeerde kindervrouwtjes, die langs het jaagpad huppelen om het spektakel te zien. Maar eer we in Vlissingen zijn, moet ik u even iets algemeens over Vlissingen vertellen. Wanneer ge op het hoge duin van Valkenisse staat, dan lijkt u Vlissingen, aan de horizont een plaats van hijskranen en fabrieken. Maar het industriëel karakter van Vlissingen tast het dromerig wezen van Walcheren, dat zich voortzet tot aan de oevers der Schelde, maar ten dele aan. Vlissingen is inderdaad wat levendiger dan Middelburg. Door de matrozen en door de stoomboten, en door de sirenen der fabrieken. Maar het oude Vlissingen, waar zich de toren verheft, die Michiel de Ruyter eenmaal als jong maatje beklom, is met zijn kleine straatjes en fraaie gevelen - bijna zo bekoorlijk als Middelburg. Mist Vlissingen de voorname statie van Zeeland's hoofdstad, het heeft iets anders dat in Middelburg ontbreekt. Het heeft twee grote wateren, het heeft zijn grote Schelde en zijn grote zee. Een havenstad, vlak aan de zee-oever, het is een zeldzaam verschijnsel. De rust der langzame verflauwing van kustlijnen en de woelige wildheid van de botsing der wateren, het is een boeiend contrast, dat weinig zeeplaatsen bieden. Hier in de zomer te baden en te beiden, het geeft een afzonderlijk genot. Het strand is breed en veilig, en achter het strand kan de verwende badgast het vermaak en de luxe van Scheveningen vinden, tegenwoordig zelfs een grote wandelpier, en de eenvoudige badgast de lust en de rust van Bergen aan Zee. Maar niemand vindt in Vlissingen de gelegenheid zich te vervelen. Er is altijd wat te doen, en wie niets doen wil, hij strekt zich uit in zijn luie badstoel, en hij laat het altijd nieuwe verhaal voor zijn ogen passeren van de varende schepen. De stomers van de ‘Zeeland’ op weg naar Harwich, de vloten van Oceaanstomers, die van Antwerpen het grote water tegemoet stevenen. De forse bewegelijkheid van havenverkeer en de rust van een badplaats verenigt Vlissingen. | |
[pagina 58]
| |
En dan te
zeewering bij vlissingen
weten, dat men maar vijf, tien, vijftien minuten hoeft te fietsen om zich te bevinden middenin de weelde van het welige Walcherse land, dat er een reeks van primitieve, genoeglijke badplaatsjes - ik noem alleen maar Zoutelande, zich om de moeder-badplaats heeft geschaard, dat er blanke duinen in de buurt zijn en altijd een zoemende, pittige wind die de vanen laat wapperen van de dobberende scheepjes en de kleine vanen op de tenten der kampeerders. Wie blasé is van de eentonigheid der badplaatsen, hij moet naar Vlissingen gaan, en zal er zijn oude liefde voor zon en wind en water terugvinden. Vlissingen is een badplaats, zoals er geen enkele bestaat! * * *
Wanneer de tourist dit alles ontdekt heeft, weet hij nog maar de helft van hetgeen Vlissingen biedt. Er is te zeilen en te varen op de Schelde. Wat is, voor wie een sterke maag heeft, en sterke zenuwen, die tegen de suggestie der zeeziekte zijn bestand, verrukkelijker, dan te dansen op de vrolijke, zondoorschenen golven, en met de pret van het varen, het genot te verenigen van een der schilderachtigste uitzichten, die er in Nederland bestaan, het uitzicht op de hoge, goudgele duinen van Walcheren? Een nieuwe functie gaat zich toevoegen aan de bekoorlijkheden van Zeeland's eerste havenplaats. Badplaatsgenoegens, luxe of landelijke eenvoud, naar ieders keus, zwemmen en baden in veilige baaien, en dàn nog de vreugden die men op de Westerschelde evenzeer smaken kan als op de Friese meren. En laat ons Vlissingen niet uit het oog verliezen in zijn hoedanigheid van springplank naar Zeeuws-Vlaanderen. Wie kent er in het Noorden en het midden van ons land, dat stukje Nederland, dat ingedrongen ligt tussen de zee, de Schelde en het Belgisch grondgebied, maar dat zo typisch Nederlands is als geen ander? Wie kent de oude, schilderachtige, ongerept-gebleven stadjes, Sluis en Hulst en Sas van Gent, waarvan er sommige nog door wallen zijn omgeven? | |
[pagina 59]
| |
Heel dat weinig bezochte, maar boeiende en interessante gebied kunt ge van Vlissingen uit in één enkele vacantiedag bereiken. Zelfs kunt ge uw tochten nog verder uitstrekken, en de grens over gaan, om in het wondere Brugge het ongeëvenaarde stadschoon en de zeldzame kunst der Vlaamse primitieven te aanschouwen, en meteen een kijkje te nemen in de mondaine Belgische badplaatsen. Want al wat hier genoemd werd, behoort tot de onmiddellijke omgeving van Vlissingen. En de snelle, behulpzame vliegdienst der K.L.M., die Vlissingen aandoet op zijn reis van Rotterdam naar de Belgische badplaatsen, maakt het u al heel gemakkelijk. Maar als ge terug zijt na al uw omzwervingen, dan zult ge uzelf gelukkig prijzen, Vlissingen als middelpunt van uw vacantie-genoegens te hebben uitgezocht, want de rustige aantrekkelijkheid, de volmaakte verzorging zult ge op weinig plaatsen zo aantreffen als daar!
* * *
Wat gaan wij in Vlissingen zien? - Er is helaas zoveel vernietigd van de oude schoonheid in de loop der tijden; vooral het noodlottige bombardement van 1809 heeft het beste van Vlissingen's oude stedenschoon verloren doen gaan. Maar er zijn, buiten de haven en de strandboulevards, Vlissingen's huidige grootste aantrekkelijkheden, in Vlissingen enkele dingen, die ieder goed Nederlander moet hebben gezien. Daar is, tegenover het stadhuis het Beeldenhuis, in 1735 door Jan Westerwijk gebouwd, met zijn hardstenen voorgevel, versierd met zware marmeren standbeelden, het huis van den reder Lampsens, met zijn de Ruyter-herinneringen, de oude klompenwinkel aan het Groenewoud 72, en dan de oude Sint Jacobskerk. - Men wordt in Vlissingen overal herinnerd aan de grote figuren die het heeft voortgebracht. Op de Rotonde, een platform aan zee, waar men nog de vroegere kazematten vindt, rijst een reusachtig standbeeld van admiraal de Ruyter. Maar Vlissingen eert niet alleen zijn groten zeeheld, het houdt ook zijn dichters en schrijvers in ere. In het Bellamypark treft ge een huis met een gedenksteen aan, van den Zeeuwsen dichter Bellamy en daartegenover een monument ter gedachtenis van Elisabeth Wolff en Aagje Deken.
* * * Maar telkens lokt de zee ons weer, in Vlissingen, en worden wij teruggeroepen naar de drie grote zeeboulevards, die bij de Rotonde beginnen 32. standbeeld de ruyter
en die de namen dragen van drie grote Nederlandse zeehelden: de Ruyter, Bankert en Evertsen. Nog even moeten wij op de De Ruyter-boulevard de Gevangentoren bekijken, een van de weinige overblijfselen van de oude, versterkte haven van Vlissingen, een ronde toren met kantelen voorzien. Maar in zijn vredig binnenste bevindt zich thans een museum van oudheden, die aan het glorierijk verleden van Vlissingen herinneren, en waar een eigenhandig door de Ruyter geschreven brief wel een der grootste merkwaardigheden uitmaakt. Op de ‘Leugenaarshoek’, een oud bastion vóór de Gevangentoren rusten wij uit, en wij verzinken daar in de machtige aanblik van de Schelde. |
|