Vlucht
Ik had een reisplannetje, het was even dikwijls weer opgenomen als het uitgesteld was. Maar iedereen waarschuwde: men kon door de invasie worden verrast. Ten laatste, mijn kans wagend haar vóór te blijven, maakte ik mijn koffers gereed en moest toen nog voortmaken en vervroegd vertrekken. Booze mannen - o.a. een gewezen melkventer die nu bij een Duitsche politie-instantie was - trokken het dorp rond om persoonsbewijzen op te halen van een dertigtal ingezetenen, die een spitbevel kregen en voor de Duitschers graafwerk moesten gaan verrichten in Zeeland. De dertig hadden tevoren een waarschuwing gekregen, op hun hoede te zijn. En zoo was ik weg toen de politiemannen kwamen en huiszoeking naar mij deden.
Natuurlijk ga ik niet spitten voor de Duitschers. Ik weet heel goed, dat mijn arbeid waarlijk geen zoden aan den dijk zal zetten, het zou belachelijk zijn als ik mij met een grondwerker zou durven meten. Maar beginsel is beginsel. Het muisje heeft echter een staartje. Als ik aan een bevel om terug te komen, mij te ‘melden’ en beschikbaar te stellen, geen gevolg geef, deel ik het lot dier velen, op wie de zonderlinge straf wordt toegepast van het weghalen van den inboedel. (Tevoren was gelukkig nog wat in veiligheid gebracht, vooral een groot gedeelte van de bibliotheek.) Wie voor de Duitschers niet spitten wil, verliest het eigendomsrecht op de bedden zijner kinderen, die elders maar een onderkomen moeten zoeken. Zoo heeft het spitbevel het gezin uiteengejaagd. ‘Ons nationalisme uw redding, ons socialisme uw toekomst,’ zoo lees ik op de affiches tegen muren, schuttingen en aanplakborden.
Een heerlijke Meimaand. Vier jaren geleden, met net zoo'n weer en dat zoo vol van zomerbelofte is, had de 10de Mei den aanvang van dien dramatischen morgen. Toen is met de Duitsche bezetting de nacht over ons volk gekomen. Nu, met de nieuwe Mei, trilt er na 't lang geduld overal een nieuwe verwachting: de bevrijdende komst der legers van de verbonden volken naar het vasteland. Het is het eerste beven van den dageraad, die ons volk zal bevrijden uit zijn nacht van angst. Op de aanplakzuilen en tegen muren ziet ge die plaat: den ontzaglijken Atlanticwal van bunker aan bunker en daarbij, gehelmd, 't geweer aan den schouder, met den martialen, vastberaden kop en den naar de verte starenden blik: de Duitsche wacht!
Totdat D-dag komt. De Engelschen en Amerikanen bijten zich in Normandië vast op de kust. Waar ge komt gaat er een vervoering door de menschen. Zomer en bloemen, schemering, de plotselinge vochtigheid van