Felix Timmermans
Hoe heeft Felix Timmermans den Hamburger Rembrandtprijs voor 1942 kunnen aannemen? Altijd weer is het Vlaanderen! Het heeft zijn eigenaardige positie, waarin de politiek overheerschende Fransche, sterk anti-Vlaamsche gezindheid van de Walen, van Brussel, het wel dringen in de richting eener Duitsche bescherming en eener Germaansch-noordsche bewustwording. Het heeft niet, zooals wij, een Zivilverwaltung. Het is, kortom, verontschuldigd.
Toch geloof ik dat niet. Het zou een ongeluk voor Vlaanderen zijn als het, moe van zich schrap te zetten tegen een Fransche penetratie, zich open stelde voor een Duitsche, het bleef aan zichzelf ontvallen en kwam van kwaad tot erger. Het miskent slechts zijn eigen gelaat als het verwantschap en gelijkenis meent te zien in het Germaansche aanschijn, dat Duitschland met zoo'n heftigen mythologischen schmink vertoont. Dat het dien valschen, verminkenden spiegel betrouwt, welken men het voorhoudt! Verontschuldigd acht ik het niet. Het heeft niet met een Duitschland te maken, dat bezig is een rol te spelen op het oorlogstooneel en er niet langs kon, - altijd is Vlaanderen, het doorgangsgebied, er de dupe van. Het heeft te maken met het nationaalsocialistische Duitschland, dat bezig is zich zijn zelftoegemeten levensruimte te veroveren, - met het Duitsche nationaalsocialisme in den ganschen zin van levensbeschouwing en religie, en dat Timmermans dàt de hand drukt en er vriendschap mee sluit, alsof er niets aan de hand is, dat is mij een raadsel en dat is mij een gruwel. Zijn kop vertoont zijn lach in de geïllustreerde Duitsche pers, men ziet facsimilés van zijn handschrift, een groet in het Duitsch, een kwinkslag, hij spreekt voor zijn Duitsche toehoorders. Nu laat hij zich vieren, en het Koninklijk Vlaamsch Kunstverbond in Antwerpen, waar de prijsuitreiking plaats heeft, is overvol en daar zitten Regierungspraesident Reeder, generaal Hedrich, talrijke vertegenwoordigers van weermacht, partij en staat.
Ik heb de pogingen der toegespitste critiek, zijn werk te kleineeren, nooit kunnen waardeeren, nog minder die, om het van het feitelijke Vlaanderen los te maken, waarvan het met stelligheid een uitdrukking is. Voor zichzelf kan die critiek zich dit werk tegen maken - maar objectief slagen die pogingen nooit. Als het op het ambacht aankomt slaat Timmermans al zijn critici en verscheidene diergenen, die zij boven hem stellen. Noem dit schrijven waarin alle zintuigen trillen maar virtuositeit, het is eindeloos meer. Hij is schrijver door dat onaantastbaar geboorterecht, dat de muzen regelen en de feeën, en een harer heeft hem bovendien gezegd: Gij zult schilder zijn, maar in plaats van een penseel krijgt ge een