beknopt, een enkel zinnetje was soms de inniger toon waaruit de verhouding sprak. Jo Boer, schrijfster van het door hem uitgegeven Catherina en de Magnolia's, schreef hem fraaie, erg lange brieven, net als bladzijden uit een boek, waar zij boven zette My dear Publisher! Ik weet niet, waarom zij dat in het Engelsch deed, trouwens heele gedeelten van haar doorgaans opvallend lyrische brieven waren geschreven in allerlei talen. Ik denk, dat hij ze beknopt beantwoord heeft, maar wel was hij iemand, aan wien men zulke brieven schrijft.
Onze laatste gesprekken zijn een paar maal geweest over Slauerhoff, dien hij zeer bewonderde en met de uitgave van wiens gezamenlijke werk onder auspiciën van Marsman en Du Perron hij bezig was. Tevoren heb ik met hem nog eens Slauerhoff opgezocht, niet lang voor diens dood, maar de zieke sliep toen, en zijn moeder, bij wie hij woonde, vroeg ons, dat wij hem niet zouden storen. Na Slauerhoff's dood heb ik Zijlstra den eersten band der standaarduitgave van dit gezamenlijk werk nog zien hanteeren met die liefde, die den fijnen, geïnteresseerden vakman kenmerkte.
De bekoring van Doeke Zijlstra was die mengeling van melancholie en hartstochtelijke en verfijnde gehechtheid aan het leven, die in hem elkander kruisten en waarin hij, ontvankelijk en gul, aan zijn vrienden zijn hart gaf. Het maakte zijn atmosfeer uit, een atmosfeer van levenskunst, waarbij zijn melancholie ter zijde ging voor een wilskrachtig en bemoedigend optimisme, dat hij behield en waarmee hij den vriend een steun was. Hij had een bijzondere fijnheid van gemoed, hij trok zeer aan, men moest van hem houden. Zijn nachtmerrie was, dat de oorlog over ons leven zou komen, en in de verschrikking er van is hij nu als slachtoffer gevallen. Hij gruwde van het nationaalsocialisme. De aanblik van 's lands vernedering, de lijfelijke aanraking met den bezetter zijn hem bespaard gebleven. Maar, midden in de overrompeling gevallen, heeft hij te voren de nederlaag van het vaderland natuurlijk voorzien, doch zeker ook is hij overtuigd geweest van het keeren van het getij voor de Duitschers.
Aan het hoofd van zijn bedrijf moet hij een goed koopman zijn geweest in dat nijver Rotterdam, waarvan hij, voor zijn groot raam, dagelijks een der levendige binnenhavens zag met al die beweeglijke meeuwen met hun melancholieke schreeuwen boven het water en boven de kisten, tonnen en balen op de kade. Maar in zijn verhouding met zijn auteurs deed hij zich kennen als een fijn uitgever, in den geest, om een voorbeeld te noemen, van professor Dr. Anton Kippenberg van den Insel Verlag, of van wijlen S. Fischer, of van den jongen Grasset: zoo was hij een sieraad van den Nederlandschen uitgeversstand.
Zijn nagedachtenis zal bij mij blijven voortleven als een bezit, dat mij lief is.