Eindelijk werd er boven een raam geopend en het hoofd van Dolfs moeder verscheen door het venster.
- ‘Voor wie is het, meneer?’
- ‘Voor Dolf! Voor Dolf!’ riep Beer. ‘Roep hem toch, asjeblieft, en vraag hem het nummer van het biljet van de loterij mee te brengen.’
In nachthemd, sjerp om den hals, kwam Dolf openen.
- ‘Dolf, jongen, ik geloof, dat we het lot uithebben. Ten minste als ik het nummer goed opschreef.’
Op datzelfde oogenblik schelde Lus. Die was zeker van zijn stuk en juichte:
- ‘Mannen, we winnen samen twintig duizend frank!’
Wat was Dolfs vader toch gelukkig. Van danige ontroering kuste hij Luske en Beer. Zelfs Marieke was wakker geworden en riep op Dolf.
Plots werd Dolf ernstig als een groote mensch.
- ‘Wel, Vake, nu kunt ge gerust voor een paar maanden naar buiten. De dennenlucht zal u goed doen. Ge zult er heelemaal genezen en wij, Moeder, Marieke en ik, zullen niets te kort komen.’
- ‘Brave jongen!’ kuste Vader hem den mond dicht.
Aanstonds mocht Dolf van zijn ouders, na zich gekleed te hebben, naar Ede en Tjeppe mee, om die jongens ook gelukkig te maken.
Tjeppe sliep nog niet, zat stil in zijn kamertje een jongensboek te genieten. Hij was geenszins verwonderd voor de kameraden te openen.
- ‘Ik had het wel gedacht, mannen, dat ge zoudt