| |
| |
| |
VIII De Russische revolutie
Het voorspel
Hoewel de grote Russische theoretici van het anarchisme (Bakoenin, Kropotkin, Tolstoi) misschien meer bekend waren in het Westen dan onder de grotendeels analfabete massa's in het rijk van de tsaar, was toch het libertaire socialisme daar wijd verbreid. De intelligentsia was er op vele wijzen mee bekend geraakt - zo was ook Maxim Gorki in de eerste periode van zijn leven een aanhanger van het anarchisme - en bracht vrijheidlievende ideeën over op arbeiders en boeren. Niet weinige anarchisten waren noodgedwongen uitgeweken, onder andere naar Noord-Amerika, waar bijvoorbeeld Emma Goldman en Alexander Berkman voortgingen hun idealen te verbreiden. Zij keerden na de revolutie van 1917 naar hun geboorteland terug maar moesten dit opnieuw verlaten nadat de bolsjewiki er de uitsluitende macht hadden veroverd. Een andere propagandist, Anatole Gorelik, voor de geschiedschrijving van het anarchisme in Rusland van betekenis, emigreerde in 1909 naar Frankrijk, ging weldra illegaal naar Rusland terug om vervolgens uit te wijken naar de verenigde Staten, waar hij de linkse vakbond, het I.W.W., hielp uitbreiden. In 1917 begaf hij zich weer naar Rusland en nam deel aan de burgeroorlog in de Oeral en de Oekraine. Hij richtte daar de ‘Stem van het anarchisme’ op en werd in 1919 secretaris van de Nabatgroep, die nauw samenwerkte met de guerrilla-troepen van Nestor Machno. In 1921 door de Sowjetregering gevangen genomen werd hij uitgewezen. Zijn geestverwant Volin, aanvankelijk sociaal-revolutionair, na gevangenschap en verbanning naar Frankrijk gevlucht, werd daar in 1911 anarchist. Tijdens de oorlog interneerde de Franse regering hem wegens zijn antimilitaristische propaganda, waarna ook hij naar Noord-Amerika wist te ontkomen. In 1918 bereikte hij de Oekraine,
trad toe tot de Nabatgroep, vocht mee met de Machnovistische troepen, maar werd ver- | |
| |
scheidene malen door de Sowjetregering gearresteerd en tenslotte in 1921 uit Rusland verbannen.
Indien hun namen het meest bekend zijn geworden is het, doordat zij in het Westen onthullingen hebben kunnen bekendmaken over de rol der anarchisten in de Russische revolutie en over de vervolging der libertaire socialisten door de bolsjewiki. Toen in de zomer van 1921 te Moskou het Internationale Congres bijeenkwam der rode vakbonden bevonden zich onder de buitenlandse gedelegeerden ook anarchisten. Zij interpelleerden de Russen over de libertaire socialisten, die in de Taganka-gevangenis tot een demonstratieve hongerstaking waren overgegaan. Ook bleek dat reeds vele anarchisten waren gefusilleerd, onder andere de individualist Leo Tsjorny en Fanny Baron. Het incident verwekte zoveel schandaal dat aan tien voorstanders van het staatloze socialisme werd toegestaan, het land te verlaten. Hun inlichtingen waren opzienbarend.
De Russische anarchisten hadden, in tegenstelling tot de marxisten, steeds verkondigd dat slechts een sociale revolutie de boeren en arbeiders zou kunnen bevrijden. Bij de opstanden en stakingen van 1905 hadden zij een actieve rol gespeeld. Terwijl de leiders der politieke partijen, ook de mensjewiki en bolsjewiki, aandrongen op het instellen van een parlementaire vertegenwoordiging (de Doema) vond op 9 januari 1905 het bloedbad plaats in Petersburg, waarbij duizend doden vielen en evenzoveel gewonden. Onder leiding van de priester Gapon had een wanhopige menigte een smeekschrift willen aanbieden aan de tsaar, maar bij het Winterpaleis werd zij uiteengeschoten. De onlusten die daarop volgden breidden zich uit over het gehele land en leidden onder andere ook tot de muiterij op de kruiser Potjomkin. Reeds toen werden de sowjets gevormd, raden van arbeiders en boeren, waarin de anarchisten naast de sociaal-revolutionairen een grote rol speelden. Hoewel aanvankelijk de gestelde eisen reformistisch waren (recht op arbeid, achturendag, verkiezingen, invoering van de democratie) werd sinds september 1905 ook de leuze aangeheven: ‘Laten we de revolutie organiseren.’ Aan de concessies, toegezegd door de tsaar, geloofde toen niemand meer.
| |
| |
De Sowjet van Petersburg, die de leiding had gehad van de gehele beweging (en waarin ook Trotski actief was geweest) werd in december overrompeld en haar leden werden gearresteerd. Onder hen vond men verscheidene anarchisten, wier principes de radenbeweging mede hadden bezield. Het aantal tegenstanders van de parlementaire methode en het getal der voorstanders van de directe actie was door de revolutionaire situatie zeer toegenomen.
De door het regime ingestelde Doema bleek inderdaad een machteloos orgaan te zijn. Toch leidde de oorlog van 1914 niet direct tot nieuwe woelingen: er was aanvankelijk sprake van een vrij algemene goedkeuring der mobilisatie. Op 26 juli 1914 had de bolsjewistische fractie in de Doema een standpunt ingenomen, verdedigd door Kamenjew, dat niet veel verschilde van dat der reformistische mensjewiki. Zij verwierp het ‘misplaatst patriottisme, onder welke dekmantel de heersende klassen hun roofpolitiek voeren’, maar verklaarde tevens ‘dat het proletariaat het cultureel welzijn van het volk zou verdedigen tegen elke inbreuk, van welke kant die inmenging ook zou komen, van binnen of van buiten.’ In februari 1917 besloot Kamenjew de republikeinse regering van Kerenski te steunen ‘voorzover die strijdt tegen reactie of contrarevolutie.’ Zolang de Duitse arbeiders trouw bleven aan hun keizer moest de Russische soldaat ‘standvastig op zijn post staan en kogel met kogel, salvo met salvo beantwoorden.’ Tegenover deze houding hadden de Russische anarchisten propaganda gemaakt voor de revolutie. Maar erkend moet worden dat Lenin in beginsel hetzelfde had gedaan (hij wilde de imperialistische krijg omzetten in een revolutionaire oorlog) terwijl Kropotkin had opgewekt om de strijd tegen de Duitsers onvoorwaardelijk voort te zetten.
| |
De macht aan de sowjets
De eerste fase van de Russische revolutie was een voortzetting van de mislukte opstanden van 1905. Ditmaal echter zou de strijd worden uitgevochten tot aan de vernietiging van het oude regime. De aanleiding tot de muiterij, de deser- | |
| |
tie en de troonsafstand van de tsaar was de ontreddering na de vele militaire nederlagen, de onbeschrijflijke armoe en honger, de hopeloosheid der gehele situatie. Weer werden overal sowjets gevormd, raden van soldaten, arbeiders en boeren. Leiding gaf wederom de Sowjet van Petersburg, en opnieuw was Trotski daarin een der meest vooraanstaande figuren. De boeren gingen te werk op de meest radicale wijze: zij vormden dorpsraden, die begonnen de grond te verdelen van de landheren. De arbeiders verlangden aanvankelijk nog slechts verregaande medezeggenschap, evenals de soldaten. Maar de revolutie was in zoverre niet in haar vaart te stuiten, dat de leuze ‘Alle macht aan de raden’ ging betekenen, dat de regering van Kerenski steeds minder steun vond onder het volk. Het nieuwe republikeinse bewind wilde de grondverdeling aanvaarden (die een voldongen feit zou worden) en de medezeggenschap der arbeiders toestaan, maar ook de oorlog voortzetten en een democratisch kapitalisme invoeren. De spanningen tussen het bewind en de sowjets werden zo groot, dat een conflict onvermijdelijk was.
De ‘Alrussische bijeenkomst van sowjets,’ die op 29 maart 1917 te Petersburg was geopend, was nog tamelijk gematigd. Het eerste officiële congres dat op 3 juni bijeenkwam had al een meer ‘rode’ kleur. Maar de lokale sowjet van Petersburg was nog radicaler. In juli vonden daar bloedige botsingen plaats tussen revolutionaire arbeiders en regeringsgetrouwe troepen. Trotski werd tijdelijk gearresteerd, Lenin week enige tijd uit naar Finland.
Intussen probeerde Kerenski (vergeefs) de strijdkrachten te herstellen en de oorlog voort te zetten, terwijl hij verkiezingen organiseerde voor een grondwetgevende vergadering. De stormachtige ontwikkeling was echter niet meer te stuiten: zijn gezag smolt weg en op 7 november 1917 greep de bolsjewistische partij de staatsmacht in alle grote steden. Zij liquideerde vervolgens de oorlog en sloot op 3 maart 1918 met de Duitsers en Oostenrijkers de vrede van Brest-Litowsk. Wit-Rusland en de Oekraine gingen daarbij voorlopig voor Rusland verloren, afgezien van de Baltische landen en Finland.
Aanvankelijk hadden anarchisten nauw samengewerkt met de
| |
| |
linkse sociaal-revolutionairen en de bolsjewiki. De leuze ‘Alle macht aan de raden’ kwam geheel overeen met de theorie, dat de arbeiders zelf hun lot moesten bepalen door middel van hun economische organen, die geen gezag boven zich duldden en aldus ook het politieke leven ‘van onder op’ moesten hervormen. In de zomer van 1917 had Lenin zijn verhandeling geschreven over ‘Staat en Revolutie’, waarin hij belangrijke concessies deed aan het beginsel van zelfbeheer en onafhankelijkheid der sowjets, door terug te grijpen naar de studie van Marx over de Parijse Commune en de beschouwingen van Engels over staat, eigendom en familie. Hij onderstreepte dus ‘het stukslaan van de burgerlijke staat’, om die te vervangen door een ‘dictatuur van het proletariaat’, die op haar beurt weer ‘de verovering der democratie’ zou zijn. En op de duur moest in een klasseloze maatschappij de staat ‘afsterven’. Een deel der anarchisten is mede daardoor blijvend overgelopen naar de bolsjewiki.
Nadat echter de partij van Lenin, Trotski en Stalin de staatsmacht had veroverd maakte zij de leuze ‘Alle macht aan de sowjets’ tot een aanfluiting. Aanvankelijk was dit de anarchisten niet duidelijk. De nog door Lenin onderschreven ‘soevereiniteit der raden’ deed hen ook nu nog met hem en Trotski samenwerken. Men weet dat Kerenski verkiezingen had uitgeschreven voor een grondwetgevende vergadering. En in november, nadat de bolsjewiki reeds aan de macht waren, vonden die nog automatisch plaats. Nu hadden Proudhon en Bakoenin, op grond van hun ervaringen in het Frankrijk van 1848 en dat van 1870-1871, geleerd dat in een revolutionaire periode verkiezingen contrarevolutionair werken, en aan de passieve, maar conservatieve massa een overwicht geven op de actieve rebellen. De uitslag van de stemmingen bevestigde deze theorie. De sociaal-revolutionairen waren gesplitst in een linker- en rechtervleugel, en deze verkregen tezamen 328 zetels. De mensjewiki verwierven er tien. De bolsjewiki slechts 161. De anarchisten hadden natuurlijk geen candidaten gesteld. Toen op 5 januari 1918 de constituante bijeenkwam bleek dat de rechtse sociaal-revolutionairen de overhand hadden: een van hen werd tot voorzitter gekozen. De dag daarna vonden de afgevaardigden de vergaderzaal geslo- | |
| |
ten. De constituante was ontbonden, gewapende arbeiders hielden de wacht. Zij behoorden tot het anarchistische detachement van Anatole Gelezniakow, die er prat op ging dat hij de bolsjewistische regering voor een voldongen feit had geplaatst. (Hij sneuvelde in de strijd tegen de tsaristische witgardisten in 1919.) Deze daad kwam de bolsjewiki echter uitnemend van pas. Terwijl zij formeel handelden in naam der sowjets vestigden zij, zonder Constituante, met behulp van
een hersteld staatsleger, een politieke politie en een serviele bureaucratie, de dictatuur van hun partij. Nog in het jaar 1918 begonnen zij alle andere politieke bewegingen buiten de wet te stellen. Met de omvangrijke beweging der sociaal-revolutionairen maakten zij korte metten. Nadat er vrede was gesloten met Duitsland werden daarmee diplomatieke betrekkingen onderhouden. Zo vestigde de Duitse ambassadeur Mirbach zich in Moskou. De linkse sociaal-revolutionairen - en de anarchisten in de Oekraine - stonden echter op het standpunt, dat de strijd tegen de Duitsers voortgezet had moeten worden in de vorm van een revolutionaire oorlog, een guerrilla, ook al zouden de Duitsers nog meer grondgebied bezetten dan hun bij de vrede van Brest-Litowsk was ten deel gevallen. Ter rechtvaardiging van hun standpunt hadden zij Lenin zelf kunnen citeren, maar deze was nu van een andere mening. Zijn eerste zorg was het bevestigen van het staatsgezag zijner partij. Omdat echter de sociaal-revolutionairen de vrede en de afstand van grondgebied niet erkenden, vermoordden zij op 6 juli 1918 de ambassadeur Mirbach. Hun gehele beweging werd nu buiten de wet gesteld, hun leiders (onder andere Maria Spiridonowa) werden in de gevangenis geworpen.
Weldra zou eenzelfde lot overkomen aan de meeste anarchisten. Zij waren georganiseerd in een zestal groeperingen: 1. de anarcho-syndicalistische Golos Troeda (Stem van de arbeid) die enige tijd probeerde zich aan te passen aan een ‘overgangstijd’. 2. de federatie van Moskou, waarvan de bureaus reeds in april 1918 werden gesloten en geplunderd, waarbij tal van leden gevangen werden genomen; voorzichtige en gematigde aanhangers konden nog tot het einde van 1921 een bescheiden werkzaamheid voortzetten. 3. de Nabat (Alarm)- | |
| |
beweging in de Oekraine, die met Nestor Machno een verbeten strijd voerde tegen de witgardisten, maar ook het gezag van de regering te Moskou niet wilde erkennen. 4. de Panrussische Jeugdfederatie, nauw verbonden met de Nabat, opgerold aan het einde van 1919, na de grote offers voor de revolutie te hebben gebracht. 5. De groep-Potsjin (‘Initiatief’) vooral actief bij het bevorderen van de coöperatieve beweging. 6. de panrussische anarcho-communistische federatie, nog lang door de regering ontzien, maar evenzeer gedoemd om te verdwijnen. In 1923 konden Russische libertairen in ballingschap een lijst publiceren van 38 hun bekende anarchistische propagandisten die waren gefusilleerd of in gevangenissen waren overleden, en van 143 anderen die gearresteerd of verbannen waren. De anarchistische beweging was toen vrijwel in haar geheel buiten de wet gesteld.
In de strijd tussen staatloze socialisten en autoritaire marxisten hadden de laatsten snel gezegevierd. Aan de revolutie hadden de anarchisten een belangrijke bijdrage geleverd. Het regime dat er uit voortvloeide liquideerde hen evenwel. De oorspronkelijke leuze der omwenteling: ‘Alle macht aan de raden’, met ontkenning van een partijdictatuur; en het streven naar een vorm van federatief socialisme, zijn daarmee niet uit de herinnering gewist. Elke oppositie tegen bonzen en bureaucraten binnen de communistische wereld blijkt in die richting nieuwe wegen te zoeken.
| |
Nestor Machno
In de zomer van 1917 keerde de Oekrainse boer Machno uit de Siberische mijnen terug. Hij had in 1907, toen hij achttien jaar oud was, wegens een aanslag op een politieagent een doodvonnis tegen zich horen uitspreken, dat was gewijzigd in levenslange dwangarbeid. In 1917 stortte hij zich in de beweging tot onteigening van de grote grondbezitters, totdat de Duitsers en Oostenrijkers zijn geboorteland bezetten. Hij week tijdelijk uit naar Moskou en bezocht daar Kropotkin, die in 1917 naar Rusland was teruggekeerd. Machno, die ‘De verovering van het brood’ van de grijze anarchist had gelezen, vroeg hem raad: hij wilde weer naar
| |
| |
de Oekraine vertrekken om daar een guerrilla te organiseren tegen de vreemde legers. ‘Dit vraagstuk is verbonden met veel gevaar en u kunt daarin alleen zelf beslissen. Zo'n strijd laat geen ruimte voor sentimentaliteit’, moet Kropotkin toen geantwoord hebben.
Machno ging en opende een reeks van ‘revolutionaire bevrijdingsoorlogen’, waarbij het vernietigen van buitenlandse imperialisten of kolonialisten gepaard gaat met een sociale omwenteling. Men is er sindsdien aan gewend geraakt dat zulke guerrilla's onder marxistische leiding worden gevoerd: in Joegoslavië, China, Vietnam; of zoals op Cuba de weg banen voor een marxistisch regime. Hier echter was het een anarchist, die op grond van zijn beginselen een waarlijk heldhaftige strijd voerde. Hij begon in het voorjaar van 1918 in het bezette gebied een groep van partizanen te leiden, die overal de boeren opwekte sowjets te vormen, zich te bewapenen, de vijand te verdrijven en de grote bezitters te onteigenen. Aanvankelijk moest hij zich terugtrekken op Taganrog, maar in augustus wist hij een basis te vestigen in het gebied van Goelai-Polje, waar hij zowel de Oostenrijkers en Duitsers als de collaborateur Skoropadski, een hetman der kozakken, met succes bestreed. De hetman werd beslissend verslagen. Intussen vertrokken de bezetters na de ineenstorting van de centrale rijken en nu verzamelde Machno een grote schare van revolutionaire boeren rond zich, om de resultaten der omwenteling te verdedigen.
Hij was echter gedwongen de oorlog voort te zetten tegen de Oekrainse nationalist Petljoera, die een schrikbewind poogde in te stellen tegen de opstandelingen en samenwerkte met de Poolse leider Pilsoedski. Petljoera organiseerde angstwekkende pogroms. (Hij werd in mei 1926 te Parijs neergeschoten door Samuel Schwartzbard, die zijn vermoorde Joodse landgenoten wreekte.) Een nog groter gevaar manifesteerde zich door de opmars van de witgardisten onder leiding van Denikin, waartegen de ‘Machnovitsjina’ van november 1918 tot juni 1919 de Oekraine verdedigen moesten. In de eerste maanden van 1919 leidde Machno overal sowjetcongressen, die de reorganisatie der productie en de vormgeving der revolutie moesten regelen. Nadat zij
| |
| |
de situatie schenen te beheersen verscheen uit Moskou Kamenjew, die namens de rode regering eiste dat de Oekrainse sowjets zich ondergeschikt zouden maken aan het Kremlin. Na hun weigering werd de Machnobeweging op 2 juni 1919 buiten de wet gesteld, in de beruchte ordonnantie no. 1824 van Trotski. Tussen twee vuren moest Machno nu terugwijken voor Denikin, die naar het noorden oprukte en zelfs Moskou bedreigde. Op dat ogenblik trof Trotski evenwel een akkoord met Machno en bood hem wapens, munitie en uitrustingen, opdat hij de strijd tegen Denikin kon voortzetten. Tienduizenden boeren, met ruiterij en lichte kanonnen, vielen daarop de witte legers aan en dwongen ze terug te trekken. In diezelfde periode, in juli 1919, nam Machno de kozakken-hetman Grigorjew gevangen, die in Elisabetgrad een progrom had georganiseerd. Het congres van partizanen, dat in het dorpje Sentovo plaats vond, veroordeelde de hetman ter dood, waarna hij ter plaatse werd gefusilleerd.
Nadat het gevaar, dat Denikin had opgeleverd, geweken was kwamen opnieuw bevelen uit Moskou, dat de machnovitsjina zich moesten onderwerpen aan het gezag van de regering. Na hun weigering werden zij wederom buiten de wet gesteld. Toen echter opnieuw de witgardisten, ditmaal onder leiding van Wrangel, zich meester maakten van gehele departementen van de Oekraine, herhaalde de historie zich met gruwelijke regelmaat. Eerst werd Machno gesteund om de benden van Wrangel terug te slaan naar de Krim, en daarna volgde opnieuw de eis tot onderwerping. Nu werd Machno als een ‘bandietenhoofdman’ door het Rode Leger vervolgd en opgejaagd. In de zomer van 1921 waren de resten van Machno's strijdkracht omsingeld. En slechts na een gewaagde en geslaagde actie, om de wurgende ring te doorbreken, bereikten de laatste guerrillastrijders Roemeens gebied, waar Machno werd geïnterneerd. Hij ontvluchtte en bereikte via Polen (waar hij eveneens lange tijd werd gevangen gehouden) en over Zweden tenslotte Parijs. Hij kwam er ziek en berooid aan, probeerde als schilder en opperman een schamel bestaan te verdienen en stierf in bittere armoe aan tuberculoze.
| |
| |
| |
De opstand in Kronstadt
Kronstadt is een vesting en zeehaven op ongeveer veertig kilometer afstand van Petersburg (Leningrad) in 1703 gesticht door Peter de Grote op een eilandje in de Finse Golf. De vesting, gelegen op een hoge rots, tegenover de monding van de Newa, moest de toegang tot de winterhoofdstad van het Russische rijk beschermen. Zij is uitgegroeid tot een stad waarin behalve militairen ook arbeiders van de werven en arsenalen zijn gevestigd, benevens allen die behoren tot de admiraliteit. Tijdens de woelingen van 1905 en 1906 brak hier reeds een dreigende matrozenopstand uit en in 1917 - zowel in juli als in november - kregen de revolutionaire sowjets veel steun van de hier gelegerde militairen, wier soldatenraad meehielp het regime van Kerenski te liquideren. De matrozen en mariniers wensten in dienst te staan van een omwenteling, die een vrijheidlievend en federatief socialisme zou verwezenlijken. Nadat echter de macht van de sowjets was vervangen door de dictatuur van de communistische partij ontstond in Kronstadt grote ontevredenheid, die zich in februari 1921 ontlaadde in een openlijke rebellie tegen de rode regering. Het verzet was niet bedoeld om het oude regime te herstellen, het was niet - zoals de bolsjewiki suggereerden - contrarevolutionair, maar het wilde de invloed herstellen van de vrije raden. Het gezag, zo werd verklaard,’ was in handen gekomen van een regime dat met de geheime politie en het Rode Leger de vrijheid der werkers vertrapte.’ In een van hun manifesten werd gezegd: ‘Hier in Kronstadt wordt de grondslag gelegd voor de derde revolutie, welke de laatste ketenen der arbeiders zal verbreken en de nieuwe, brede weg zal openen naar scheppende socialistische werkzaamheid.’
Nu trok Trotski betrouwbare afdelingen samen van het Rode Leger; maarschalk Toesjatsjewski liet het eiland blokkeren en uit de lucht bombarderen. Na ontzaglijke verliezen aan mensenlevens, en nadat elk gebouw en elke woning stormenderhand op de rebellen veroverd had moeten worden, werd Kronstadt door het Rode Leger bezet. Doodstraffen werden voltrokken, en honderden werden gevangen geno- | |
| |
men of naar oorden voor dwangarbeid verbannen.
De actie der matrozen hield verband met stakingen, die in Leningrad waren uitgebroken en waarin zowel economische als politieke eisen waren gesteld. Het revolutionaire comité dat daarop in Kronstadt was gevormd verklaarde in een proclamatie: ‘Hier in Kronstadt weten wij hoezeer gij, uw vrouwen en kinderen lijdt onder de communistische dictatuur. We hebben de communistische sowjet ontbonden en het voorlopige revolutionaire comité begint heden met de verkiezingen voor een nieuwe sowjet die - vrijelijk gekozen - de wil zal vertolken van de gehele werkende bevolking en van het garnizoen, en niet van een handvol zinneloze communisten. Onze zaak is de goede: we zijn vóór de macht der raden en niet voor die van een partij, we zijn voor de vrij gekozen vertegenwoordigers der werkende massa's. De vervalste sowjets, dienstbaar gemaakt aan de communistische partij, zijn doof gebleven voor onze eisen en bij wijze van antwoord hebben wij slechts fusillades ontvangen.’ En in hun eigen Izwestia schreven zij: ‘Luister, Trotski, zolang je kunt ontsnappen aan het oordeel van het volk zul je onschuldigen bij de vleet kunnen neerschieten. Maar het is onmogelijk de waarheid te fusilleren. Tenslotte zal zij zich baan breken.’
Op 26 februari 1921 werd de volgende resolutie aangenomen: ‘Nadat wij de vertegenwoordigers hebben gehoord van de bemanningen, die door de algemene vergadering der schepelingen zijn afgevaardigd, om zich rekenschap te geven van de toestand in Petersburg besluiten de matrozen het volgende: 1. aangezien de huidige sowjets niet de wil uitdrukken van de arbeiders en boeren, onmiddellijk herverkiezingen voor de raden te organiseren, bij geheime stemming, en er zorg voor te dragen dat een vrije verkiezingspropaganda wordt gewaarborgd. 2. vrijheid van woord en pers te eisen voor arbeiders en boeren, de anarchisten en de linkse partijen. 3. vrijheid van vergaderen, van het vormen van vakorganisaties en boerenbonden te eisen. 4. uiterlijk voor de tiende maart 1921 een conferentie te organiseren van partijloze arbeiders, soldaten en matrozen van Petersburg, Kronstadt en het departement van Petersburg. 5. alle politieke gevangenen der socialistische partijen te bevrijden, evenals alle gevangen
| |
| |
genomen arbeiders, boeren, rode soldaten en zeelieden der verschillende arbeiders- en boerenbewegingen. 6. een commissie te kiezen voor de herziening der dossiers der gedetineerden in de gevangenissen en concentratiekampen. 7. alle communistische “politieke secties” op te heffen, omdat geen enkele partij het uitsluitende voorrecht mag hebben van de verbreiding harer ideeën, noch van het ontvangen van staatssubsidies voor dit doel. In hun plaats moeten gekozen culturele clubs worden gevormd, die geldelijke bijdragen ontvangen van de staat. 8. onmiddellijk alle bewakingstroepen der regeringspartij op te heffen. 9. gelijke rantsoenen uit te keren aan alle werkers, behalve voor de groepen die ongezond en gevaarlijk werk verrichten. 10. de speciale communistische strijdgroepen in de militaire eenheden te ontbinden en de communistische ordediensten in de werkplaatsen en fabrieken te laten verdwijnen. 11. aan de boeren volkomen vrijheid van handelen op hun akkers te geven en het recht, vee te houden dat zij zelf verzorgen, zonder dat zij loonarbeiders in dienst mogen hebben. 12. aan alle militaire eenheden en kameraden der militie te vragen onze resolutie te onderschrijven. 13. te eisen dat men in de pers ruime publiciteit geeft aan alle besluiten. 14. een mobiele controleraad aan te wijzen. 15. toe te staan dat ambachtslieden privé produceren, mits zij geen loonarbeiders in dienst hebben.’
Het programma was niet anarchistisch in die zin dat het de vorming eiste van een staatloze maatschappij. Het wilde een soort democratisch socialisme, met een particuliere sector voor kleine boeren en ambachtslieden die geen personeel in loondienst mochten hebben. Dit laatste is na 1950 toegestaan in een land als Joegoslavië, terwijl de bedoelde sector altijd is blijven bestaan in Polen. Wat de democratisering aangaat, zij zou hebben geleid tot de hernieuwde activiteit van niet-bolsjewistische socialistische bewegingen in de raden. Het is uit dit manifest niet duidelijk, hoe men zich de vorming voorstelde van een regering. Maar klaarblijkelijk zou deze allerlei socialistische groeperingen moeten omvatten en geen beslissende stem mogen hebben in de sowjets, bij welke organen de macht zou moeten berusten. Met deze laatste doelstelling konden de anarchisten, de verdedigers der vrije sowjets, zich
| |
| |
ongetwijfeld verenigen. In de praktijk van de revolutie hebben zij nooit gestreefd naar een absolute verwerkelijking van hun idealistische programma: zulk een ‘totalitarisme’ zou in strijd zijn geweest met de vrijheidlievende denkbeelden die zij vertolkten. Op socialistische basis konden zij dus democraten worden genoemd. Wat het toestaan van een privésector aangaat voor ambachtslieden en kleine boeren, die slechts de opbrengst zouden genieten van hun eigen arbeid (en het product daarvan konden ruilen tegen andere voortbrengselen) deze mogelijkheid was in overeenstemming met de verlangens van anarchistische individualisten. Dat daaruit een klein-kapitalistische sector kon ontstaan, als men niet nadrukkelijk de gemeenschappelijke eigendom der productiemiddelen voorop stelde, was onmiskenbaar. Grond zou bijvoorbeeld wel toegewezen kunnen worden aan kleine zelfstandigen, maar in de vorm van ‘erfpacht’ als men zich moest baseren op de anarchistische theorieën. Hoe het zij, het programma van de opstandelingen van Kronstadt werd in het algemeen door de anarchisten verdedigd, en zij beschouwden terecht de bloedige onderdrukking van dit verzet als de bezegeling van hun eigen ondergang.
| |
Een stalinistisch antwoord
Volgens de opvattingen van de bolsjewiki was de rebellie van Kronstadt een contrarevolutionaire beweging, een ‘complot der witgardisten’, georganiseerd door agenten van de (FransBritse) Entente, van Parijs uit. De sociaal-revolutionairen werden er zelfs van beschuldigd de sowjets te willen vernietigen. De partijdictatuur werd in nog strenger vorm gehandhaafd. Hoewel Stalin toenmaals geen leidende rol vervulde in de binnen- en buitenlandse politiek en zich vooral bezig hield met het veroveren van de controle over het partijapparaat, zou men kunnen spreken van het ‘stalinisme’ van Lenin en Trotski. In hetzelfde jaar 1921 kwam Lenin overigens tegemoet aan de grieven der boeren, door hun bij het invoeren van de Nieuwe Economische Politiek persoonlijke vrijheid van exploitatie en handel te verlenen en een klein- | |
| |
kapitalistische sector te dulden. Hij isoleerde aldus de arbeidersklasse, die op de boeren niet meer kon rekenen, en maakte haar tot een instrument van de monopolistische staatspartij. De splitsing tussen arbeiders en boeren maakte het in de periode van 1928 tot 1932 vervolgens aan Stalin mogelijk in de agrarische sector over te gaan tot de gedwongen collectivisatie, die door haar wijze van uitvoering tot een tragedie werd.
Nadat Trotski zelf een slachtoffer was geworden van het ‘stalinisme,’ dat hij had helpen vestigen, en in ballingschap zijn herinneringen schreef, poogde hij zich ten aanzien van de anarchisten en Kronstadt te rechtvaardigen. In zijn boek over Stalin schreef hij: ‘De bolsjewiki van de heldhaftige revolutietijd zochten bij elke voorkomende gelegenheid graag de medewerking van revolutionairen uit andere socialistische bewegingen. Het was verre van hen een dergelijke medewerking af te wijzen en zij deden iedere mogelijke concessie om die te verkrijgen. Zo overwogen bijvoorbeeld Lenin en ik op een gegeven ogenblik, zekere gebieden toe te wijzen aan de anarchisten, natuurlijk met toestemming van de bevolking en hen daar hun experiment van een gezagloze orde te laten doorvoeren. Dat voornemen liep buiten onze schuld dood in het discussiestadium. De anarchistische beweging zelf kwam er niet toe op het proefterrein van de Russische revolutie haar theorie toe te passen in de realiteit. Velen van de bekwaamste en beste anarchisten kwamen tot de overtuiging, dat zij hun zaak het best konden dienen, door zich aan te sluiten bij onze partij.’ Dit alles lijkt vreemd en weinig in overeenstemming met de maatregelen der bolsjewiki. Ten aanzien van Machno spreekt Trotski van ‘een tragische noodzakelijkheid’ (in elk geval was Machno nu achteraf geen bandiet meer!) en in Kronstadt ‘was met tegenzin ingegrepen.’ Maar de verontschuldigingen van een banneling veranderden niets meer aan de feiten.
Intussen is het niet ondenkbaar - en het Joegoslavische experiment wijst op mogelijkheden in die richting - dat op basis van een maatschappij, waarin de productiemiddelen door de staat zijn gesocialiseerd, vrijheidlievende tendensen zich toch baan breken. Het ‘afsterven van de staat’, het ge- | |
| |
leidelijk verplaatsen der macht van de overheid naar organen van de gemeenschap, en een democratisering van het staatssocialisme lijkt geen utopie. Ook om dit te bereiken zal echter een lange weg afgelegd moeten worden, en hij is alleen begaanbaar indien de internationale verhoudingen een beperking der bewapening en een afneming der spannigen zouden begunstigen. Anarchistische denkbeelden kunnen dan een tegenwicht leveren tegen het staatsabsolutisme der orthodoxe marxisten. Bovendien openbaren zich in de communistische landen ook individualistische strekkingen die beogen, op socialistische grondslag de vrijheid van de enkeling te vergroten. En in de studentenbewegingen komen dergelijke verlangens tot uiting. In dit licht wekt het geen verbazing dat bij zulke jongeren de belangstelling voor figuren als Bakoenin en Kropotkin herleefd is. Maar voorzover het gezicht reikt moet het denkbeeld ener staatloze maatschappij tot de droombeelden worden gerekend. |
|