van den onderwijzer tusschen de andere kinderen op eene banke zat en de mij opgelegde les van buiten leerde, verscheen M. Pavelyn onverwachts in de school. Een kreet ontsnapte mij, en ik hield bevend het oog op de deur gevestigd in de hoop, dat nog iemand zich zou vertoonen; maar ik werd in mijne verwachting bedrogen.
M Pavelyn gaf geene acht op mijne ontsteltenis. Hij sprak eene wijl in stilte met den schoolmeester en vroeg waarschijnlijk, of ik vorderingen had gedaan; want ik moest onmiddellijk al mijne schrijfboeken toonen. Men deed mij lezen in het Vlaamsch en in het Fransch; men deed mij eene moeilijke vermenigvuldiging maken; men deed mij op de landkaart steden en rivieren aanwijzen; ja, M. Pavelyn zelf deed mij in het Fransch eenige regelen schrijven, welke hij met luider stemme mij voorzeide.
Nadat ik al deze proeven op eene voldoende wijze had doorstaan, klopte Rosa's vader gemeenzaam mij op den schouder en sprak zeer welwillend:
‘Braaf geleerd, mijn jongen! Ik ben geheel tevreden over u. Gij hebt den tijd wel waargenomen en u daardoor erkentelijk getoond voor de zorgen van uwen meester. Ga zoo voort..... maar waarom beziet gij mij zoo zonderling? Gij vraagt mij of Rosa op het kasteel gekomen is? Straks zal ik over haar spreken.’
Dit zeggende, ging hij met den schoolmeester binnen het huis en liet mij aan eenen smartelijken twijfel overgeleverd. Was Rosa op het kasteel of niet? Was zij ziek misschien? Wat zou haar vader mij over haar zeggen?
Na eene lange wijl trad M. Pavelyn terug in de school en sprak: