nederige boeren, welke God mij tot vader en tot moeder had gegeven, mij teederlijk beminden en niets vuriger wenschten, dan hun kind gelukkig te zien.
Deze laatste woorden in den mond mijner moeder troffen mij diep, en het was door zoete streelingen en door herhaalde kussen, dat ik de bedroevende vrees haar uit het harte jaagde.....
Des anderen daags reeds moest ik naar de dorpsschool, om er de eerste lessen in het lezen en schrijven te ontvangen.
M. Pavelyn had den onderwijzer op het kasteel doen komen, hem zijn inzicht aangaande mijne opvoeding verklaard en hem, buiten het gewoon schoolgeld, nog eene aanzienlijke belooning beloofd, indien hij door bijzondere zorgen mij genoeg vorderingen deed doen, om mij toe te laten den verloren tijd in te winnen.
De onderwijzer was een man vol vlijt, die niet beter wenschte dan gelegenheid te vinden om zijne kunde en zijnen goeden wil te bewijzen. Ook besteedde hij van dan af niet minder zorg aan mijn onderwijs, dan of ik zijn eigen zoon geweest ware.
Telkens dat des namiddags de schole geëindigd was, ging ik naar het kasteel, om er met Rosa te spelen. Gedurende een uur of twee liepen en dartelden wij in den schoonen hof, dewijl M. Pavelyn voor Rosa's gezondheid ons deze lichaamsoefeningen als eenen plicht had opgelegd; maar daarna gingen wij in de zaal een ander spel beginnen, waarin Rosa meer dan in eenig ander vermaak vond. Ik moest bij de tafel zitten en in een boek mijne les van den dag herhalen. Het goede meisje was mijne leermeesteres. Zij loofde mij en berispte mij met eenen ernst, die