men vinden kon; daarbij zeer welhebbend voor eenen dorpeling, en tamelijk geleerd, vermits hij eenige jaren in het Collegie te Hoogstraten had doorgebracht
Evenwel, de studie had hem weinig veranderd: hij beminde de ongedwongene vrijheid van het boerenleven, was vroolijk als een vogel, drinkende en zingende in eere en deugd met iedereen, vol levenslust, vriend en makker van elkeen, die hem kende.
De vroegtijdige dood zijns vaders had hem het Collegie doen verlaten, om, als leider der brouwerij, zijne moeder behulpzaam te zijn; en de goede vrouw dankte den Heer dagelijks, dat Hij haar zulken braven zoon tot troost gelaten had; want werkzamer en deugdelijker jongen was er waarlijk niet.
Slechts in tegenwoordigheid van Lisa verloor Karel zijne losse geestigheid en verviel in dichterlijken ernst en in onbestemde droomerijen. Dáár, bij de geliefde maagd gezeten, maakte hij zich kind met haar, vond genoegen in hare onbeduidende bezigheden en volgde met godsdienstige aandacht hare minste wenschen in. Zij was toch zoo teer, zoo zwak, maar tevens zoo zuiver schoon, zijne verloofde! Ook hij, de sterke, manmoedige jongeling, omringde het tengere meisje met eerbied, met toegevendheid en met angstige zorg, als ware hem het leven eener kwijnende bloeme toevertrouwd geweest.
Tot voor vijf of zes maanden had Baas Gansendonck er geen groot kwaad in gezien, dat zijne dochter de echtgenoote van Karel wierd. Wel is waar, het had nooit zijnen hoogmoed gansch bevredigd; doch daar een brouwerszoon, volgens zijne meening, hoogstgenomen geen boer was, had hij zijn lang