| |
| |
| |
Romeinsch tydvak.
De Romeinen in België.
Hoofdstuk I.
Verovering van België door Julius Cesar, romeinschen veldoversten.
59 tot 50 voor J.-C.
Terwyl de belgische en duitsche volksstammen nog vry en onafhanglyk in hunne ondoordringbare wouden of dorre heiden leefden, vergenoegd indien maer de schoone zon der vryheid hunnen woesten bodem mogt bestralen, had de stad Roma, die nu reeds 695 jaren bestond, hare dwingende heerschappy over het Oosten en het Zuiden uitgespreid. In Azia en in de gebuerlanden van Italië
| |
| |
hadden alle volken den nek gebukt onder de arenden der romeinsche legers. Alleen kon de noordwestelyke streek van Europa zich nog beroemen het juk der vreemden niet te kennen. Ook was het naer die zyde der wereld dat de eergierigen en staetzuchtigen van Roma hunne blikken gerigt hielden, aengezien men alsdan den grootsten roem door overwinningen zich kon verkrygen. Julius Cesar, een man van groot verstand en diepe kunde, maer eerzuchtig en vervuld met dorst naer eigenbaet, ondernam het, met een talryk leger het noordwestelyk Europa aen Roma te onderwerpen.
In weinig tyds en zonder veel moeite overwon hy de Zwitsers of Helveten en alle de keltische Gallen, die op den bodem van het hedendaegsch Frankryk woonden en zich meestendeels zonder stryden overgaven. Wanneer de belgische stammen verstonden hoe de Gallen zich aen de Romeinen onderworpen hadden, ging er een lange oorlogsschreeuw onder hen op; zy, die de vryheid als eene godheid aenbaden, vernamen niet zonder ontroering dat de arenden, de voorboden der slaverny, zoo digt by hunnen grond genaderd waren. Na overeen gekomen te zyn dat elke stam zyne eigene landpalen zou bewaren, hielden zy zich bereid om den vreemden eenen hardnekkigen tegenstand te bieden.
Cesar kreeg berigt van deze overeenkomst en toog zonder wachten op België aen, alwaer hy eensklaps in de landstreek der Nerviers verscheen. Die stam, de magtigste en onversaegdste, had zich op eenen heuvel by de rivier de Samber nedergeslagen, onder bevel van Bodwognat, die tot veldheer verkozen was. Verwittigd van de
| |
| |
komst der Romeinen hadden de Nerviers hunne vrouwen, kinderen en oude lieden in moerassige en ongenaekbare plaetsen verborgen. Wat de strydbare mannen betreft, dezen waren allen zonder uitzondering in de legerplaets met Bodwognat. Twee stammen van gallisch België, de Atrebaten en Veromanden, waren insgelyks in het leger gekomen, om met de Nerviers de vryheid des gemeenen vaderlands te bewaren of met hen op dien dag te sterven. Dit zelfde hadden de Advatischen van omtrent Namen beloofd te doen en waren nu reeds op reis om zich by de Nerviers te komen voegen.
Tot nu toe had het Cesar weinig moeite gekost de volkeren van Gallië onder het juk der romeinsche wereldheerschappy te doen bukken, maer hier, in België, wachtte hem een vyand die weerdig was tegen de oude soldaten zyner legioenen te worstelen. Volgens de begrooting, welke Cesar zelf ons van de oude Belgen heeft nagelaten, kon de magt van het Nervisch leger van rondom 80,000 man zyn: het leger der Romeinen, met hunne hulptroepen, moest insgelyks dit getal bereiken. Beide legers waren gelyk in magt en in moed; maer de Romeinen alleen bezaten de gewoonte des oorlogs en de kunst om eenen zwerm van duizende menschen, als een gehoorzaem werktuig op het slagveld te keeren en te wenden. Daerenboven waren hunne ligchamen met yzer overdekt en beschermd, terwyl de Nerviers half naekt ten stryde trokken. De Romeinen hadden dus op de Belgen, boven de voordeelen der ondervinding en der wetenschap, nog die der uitgelezene wapens en hunner byna onwondbare ligchamen.
Eindelyk na dry dagen reizens door het land der Nerviers, dat hy overal woest en verlaten vond, kwam Cesar juist over de plaets waer de Belgen zich nedergeslagen hadden. Elk leger bevond zich op eenen heuvel, de rivier de Samber loopende tusschen beide. De ruitery, die de voorhoede der Romeinen uitmaekte, kreeg op dit oogenblik eenige schildwachten in het gezigt, dewelke te peerd aen de andere zyde der rivier stonden. De Samber op die plaets ten hoogste dry voet diep zynde, begaf zich de romeinsche ruitery
| |
| |
met de boogschutters en slingerwerpers over dezelve en viel onstuimiglyk op de belgische schildwachten aen. Dezen te klein in getal zynde, weken terug in het bosch waer hun volk in verborgen lag.
Terwyl die schermutselingen voorvielen deed Cesar, volgens zyne gewoonte, met haest bolwerken maken en grachten graven, om zich eene versterkte legerplaets te verschaffen. Hy vermoedde gewis geen het minste gevaer, vermits tot hier toe zyne overwinningen hem zoo gemakkelyk geweest waren; maer hoe bedriegelyk die veiligheid was ondervond hy welhaest. - Even was het grootste gedeelte van het romeinsch leger boven den heuvel zigtbaer, wanneer de Belgen eensklaps, en met eenen luiden zegeroep, hun bosch verlieten en in een oogenblik de romeinsche ruitery, de slingerwerpers en boogschutters overhoop wierpen, dezelve in verwarring voor zich jagende. Dan, als een rollende stroom afdalende, liepen zy door het water en vielen het vyandlyk leger met eene ongemeene woede op het lyf.
Aldus onverwachts overvallen, was het voor Cesar onmogelyk zich volgens den eisch der krygskunde te bereiden; hem ontbrak de tyd tot het geven van bevelen, tot het doen opsteken der bloedvlag. Hy werd dan gedwongen eenen slag aen te nemen zonder dat het hem toegelaten was de kansen er van te berekenen. Gelukkiglyk voor hem, dat zyne soldaten, aen den arbeid der bolwerken bezig, zich niet ophielden met ieder naer zyn eigen legioenvaendel te zoeken, maer onder het eerste het beste te samen liepen en welhaest in opgeslotene gelederen zich gevormd hadden. In deze netelige gesteldtenis liep Cesar van de eene bende naer de andere, iedereen met krachtige woorden vermanende zyn leven voor de glorie van den romeinschen naem op te offeren: hy gaf daer op het teeken tot den algemeenen stryd.
Hoe moedig en hoe bekwaem Cesar ook was, kon zyne tegenwoordigheid van geest hem echter in dit uiterst oogenblik van weinig nut zyn, aengezien de legioenen gedwongen werden afzonderlyk en buiten elkanders gezigt te stryden. Hier uit ontstonden verschillende gevechten, in dewelke nu de Belgen dan de Romeinen
| |
| |
de overhand hadden. De Atrebaten en Veromanden, die met groote vermoeidheid boven den heuvel liepen, werden door de negenste en tiende legioenen in eene schrikkelyke slagting vernield; de achtste en elfste legioenen sloegen de Veromanden uit een en dreven ze in de rivier.
Gedurende al dien tyd hadden de Nerviers hunne slagorde nog niet gebroken; zy, die zich met eede verbonden hadden, op deze plaets te sterven of de Romeinen te verdelgen, waren in digte gelederen vechtend blyven staen en voegden aldus de voorzigtigheid by den heldenmoed. Zoodra zy de vier overwinnende legioenen de vlugtende Atrebaten en Veromanden zagen vervolgen, vielen zy, door hunnen veldheer Bodwognat aengevoerd, het zevenste en het twaelfste legioen van ter zyde aen, terwyl zy eene talryke bende uitzonden om de romeinsche legerplaets in te nemen.
Hier begon een schrikkelyk gevecht, eene bloedige worsteling, in dewelke het geluk de Romeinen, zyne lievelingen, scheen te willen verlaten: hunne ruiters, slingerwerpers en boogschutters werden voor de tweede mael op de vlugt geslagen en liepen verward en hopeloos door de vlakte: de trosknechten, die uiteen gegaen waren om te plunderen, ziende van verre dat de legerplaets door de Nerviers was ingenomen, zetteden het mede op een loopen. Hier door ontstond er een ongemeen gekerm en gehuil onder die welke de wagens bewaerden; zy achtten den slag voor de Romeinen verloren en waren, door schrik vervolgd, weldra uit het gezigt. Het triersche peerdenvolk, dat als hulpbende in het leger van Cesar was, ziende de legerplaets der Romeinen vol Belgen, de legioenen door eene wolk van Nerviers omsloten, de ruitery, de trosknechten, de schutters, de slingerwerpers in volle vlugt, twyfelde niet meer aen de gewisse nederlaeg der Romeinen en vertrok in allerhaest naer huis om de vernietiging der legioenen en den zegeprael der Belgen aen te kondigen.
Cesar zich op het punt ziende van alle de vruchten zyner overwinningen in eens te verliezen, en misschien met alle zyne soldaten op
| |
| |
vreemden bodem te sneuvelen, bezwoer met vurige woorden het tiende legioen den moed niet op te geven; dan liep hy tot den regter vleugel, alwaer hy de zaken in eenen nog veel meer beklagelyken toestand vond: alle de vaendels waren te saem gedrongen en de soldaten door den vyand dusdanig ineen gedrukt, dat het hun aen plaets ontbrak om hunne wapens te behandelen. De vaendrager en alle de oversten der vierde bende lagen versmoord in hun bloed. Het vaendel was in de magt der Nerviers, die met eene ongemeene razerny de dood en de vernieling in de verwarde gelederen der Romeinen wierpen.
In dit noodlottig oogenblik zag Cesar wel dat er voor zyne mannen geene hoop op ontzetting mogelyk was, dan alleenlyk door eene laetste en misschien vermetele pooging. Hy, door wanhoop en woede vervoerd, ontrukt den schild van eenen soldaet, en zich met het zweerd in de vuist voor de slagorde werpende, roept hy de oversten by hunnen naem, doet de vaendels uiteen gaen, de gelederen ontsluiten en vermaent de soldaten nog eenen laetsten aenval te wagen.
| |
| |
Op de stem van hunnen veldheer herschepten de Romeinen den verloren moed en zy weêrstonden gedurende eenigen tyd de hevige bevechting der Nerviers. Cesar deed inmiddels het zevenste legioen, dat op eenen afstand streed, by het andere naderen; dus beide vereenigd, boden zy aen alle zyden eenen goeden tegenweer aen den vyand. De onversaegdheid van Cesar en zyne wyze schikkingen hadden zyne nederlaeg toch niet kunnen beletten; maer het onbestendig geluk verklaerde zich eensklaps weder voor de Romeinen: - twee nieuwe legioenen, die als achterwacht gesteld waren, kwamen nu eerst boven den heuvel; de komst dezer versche benden bezielde de Romeinen met nieuwe kracht en zy herinnerden zich dat zy tot dan onverwinnelyk geweest waren.
Nu veranderde de gesteldtenis van den stryd geheel en al: de versche legioenen vielen de reeds vermoeide Nerviers van ter zyde aen; het tiende legioen bevocht hen langs achter, waer door onder de Belgen dan ook eenige verwarring geraekte.
Langs alle kanten door de aenvallende Romeinen omringd zagen de Nerviers het geluk zich langzaem voor den vyand verklaren; zy zouden zich misschien nog wel door de vlugt hebben kunnen redden, aengezien de gesteldheid der plaets, die zeer boschachtig was; doch, getrouw aen hunnen schrikkelyken eed, bleven zy staen en ontvingen de dood met koelen bloede. Niet zoohaest viel er een Nervier neder of een ander Nervier sprong boven op het lyk om den vyand aen te vallen, en, in dezen wanhopigen stryd, gingen de onverschrokken Belgen geenen voetstap achteruit; ja, zoo ver klom hunne razerny dat zy, geen schietgeweer hebbende, boven op de opgehoopte lyken hunner broederen gingen staen en uit dezelve de pylen en javelynen trokken om den Romeinen toe te werpen.
Deze slagting eenen tyd lang geduerd hebbende lagen er over de 50,000 Belgen op het veld en van het geheele leger bleven er niet meer dan 500 overig, welke afgemat en met wonden overdekt zich door de rivier in de bosschen begaven. Dus was die kloekmoedige natie, op eene handvol mannen na, geheel en al voor de vryheid
| |
| |
gesneuveld: de vaderlandsche grond had het bloed van 50,000 helden gedronken en België zag de romeinsche wereldbeheerschers, in het jaer 57 voor de geboorte des Zaligmakers, voor de eerste mael, als meesters zynen bodem betreden.
Cesar, verwonderd over zoo veel moed, nam de overgeblevene Nerviers met hunne vrouwen en kinderen onder zyne bescherming, en schreef met zyne eigene hand in het boek zyner aenteekeningen: De Belgen zyn de dapperste aller Gallen!
Men noemt deze stryd de slag van Prele omdat men denkt dat hy omtrent een dorp van dien naem, by Chatelet in Henegauwen, voorviel.
De Advatischen hoorende van de nederlaeg hunner bondgenoten sloten zich op in de sterke stad, welke zy omtrent het tegenwoordig Namen bezaten; maer wanneer zy de Romeinen voor hunne muren
allerlei reuzenachtig oorlogstuig zagen bouwen, gaven zy zich over en wierpen een gedeelte hunner wapens over de wallen. Dan des nachts en onverhoeds overvielen zy de Romeinen met wapens die zy verborgen of spoedig gemaekt hadden. Ongelukkiglyk kregen zy
| |
| |
niettemin de nederlaeg en werden, op bevel van Cesar, in het openbaer en aen den meestbiedenden ten getalle van 53,000, als slaven verkocht en naer alle gewesten vervoerd.
De byna volledige vernietiging van twee zulke stammen als de Nerviers en de Advatischen waren, bragt de vrees onder het grootst getal der omliggende volkeren; van alle kanten kwamen gezanten tot Cesar om zich den Romeinen te onderwerpen. Van de overige belgische volkeren, bleven de Menapiers of Vlamingen nog alleen binnen hunne digte bosschen de wapens in de hand houden, en het kostte aen Cesar jaren arbeids en een groot getal soldaten om hen gedeeltelyk ten onder te brengen; want nooit werden zy door hem beslissend overwonnen.
Gedurende dry jaren bleef Cesar in België oorlogen, dan tegen dezen, dan tegen genen stam; het juk viel de Belgen zwaer, en, ofschoon zy niets vermogten, deden zy menigvuldige poogingen om hunne vryheid te herwinnen; allengskens nochtans scheen hun de moed te ontzinken en het land verviel in eene genoegzame rust. Cesar dit zoo gissende, verliet België gedurende den winter en begaf zich dieper in het Binnen-Gallië. Hy verdeelde zyn leger onder verschillende veldheeren en verspreidde alzoo zyne legioenen over België en Gallië. Onder anderen werden de oversten Sabinus en Cotta, met een legioen en vyf benden, gelegd binnen Atvatuca, eene versterkte plaets in de landen der Eburonen of omstreken van Luik.
Nochtans in de stilte der onmagt was er een heete dorst naer wraek en een bittere haet in de harten der Belgen gegroeid; ieder snakte naer de verlossing en wachtte met ongeduld het oogenblik af, om nog eene laetste en wanhopige pooging te doen. Ambiorix, een heldhaftig en voorzigtig overste der Eburonen, binnen wiens landgebied Sabinus en Cotta gelegerd waren, gaf eerst het teeken tot den opstand; hy verbond zich met Indiciomarus, oversten der Trevieren, en vormde met hem het ontwerp om alle de verdeelde legioenen een voor een aen te vallen en te vernielen. Van zynen kant begon Ambiorix onmiddelyk den oorlog; maer
| |
| |
vooraleer zich gewapenderhand te vertoonen deed hy met list aen Sabinus en Cotta gelooven, dat een ontzaggelyk duitsch leger in België ging komen en dat hy, als vriend der Romeinen, hun aenraedde Atvatuca te verlaten, om zich by het naestgelegen legioen te vervoegen. De Romeinen, over dit nieuws verschrikt, en geen bedrog vermoedende, verlieten des nachts hunne legerplaets, gevolgd door karren en wagens, waerop hun voorraed en oorlogstuig geladen was.
Ondertusschen had Ambiorix in zekere leegte, waer de Romeinen moesten doorgaen, zyn volk van wederzyde den weg verborgen. Zoodra het vreemde leger zich vertoonde viel hy onvoorziens op de verschrikte benden en versloeg de Romeinen in een lang en hardnekkig gevecht: geen enkel vyand ontkwam het. De zegepralende Belgen namen Atvatuca in en maekten de ryke lading der wagens ten buit. Zonder tydverlies begaf Ambiorix zich met zyn klein leger naer het land der Nerviers, alwaer de romeinsche overste Cicero met een legioen gelegerd was. Onderwege kwam hem hulp by van alle gewesten van België, ja zelfs het zwakke overschot der Nerviers liep te wapen.
Het belgisch leger overviel eene bende van Cicero en versloeg dezelve; dan bouwden zy torens en stormrammen, gelyk de Romeinen gewoon waren te doen, en staken eindelyk de legerplaets in den brand. Alhoewel het vuer, na alle de hutten verslonden te hebben, van zelf uitging geraekte het legioen niettemin in het uiterst gevaer, maer de onversaegdheid dezer oude soldaten hield de Belgen nog eenigen tyd uit de legerplaets, tot dat Cesar zelf met een leger uit Gallië kwam aengeloopen en de Belgen, by middel van eenen krygslist, in een gevecht geheel en al op de vlugt en uiteen sloeg. Indiciomarus werd korts daer na ten onder gebragt, en, nu meer dan ooit was België ontmoedigd en neêrslagtig. Ambiorix liet echter niet af alle naburige volken tot den oorlog aen te manen en samenspanningen tegen de Romeinen te berokkenen. Cesar, ziende dat het hem nooit mogelyk zou zyn, zyne wingewesten in België rustig te bezitten, en van inzigt zynde Duitschland en Engeland aen te doen, vatte het voornemen op de Belgen voor altyd te verpletten.
| |
| |
Hy vormde een leger van 60,000 man, zond hetzelve in groote afdeelingen dwars door België en deed er alles verbranden en verwoesten. Onmenschelyker nog behandelde hy de Eburonen: willende zynen vyand, den dapperen Ambiorix, dood of levend vangen, deed hy alle de Eburonen vermoorden en vervolgde dezelve langen tyd als wilde dieren, in bosschen en spelonken; zoodat dit volk geheel en al vernietigd werd. Ambiorix geraekte over den Rhyn en bleef in Duitschland.
Van dit oogenblik af, en wel in het jaer 50 voor des Zaligmakers geboorte, eindigde de tegenstand der uitgeputte Belgen en Roma plantte rustig den arend der heerschappy op onzen vaderlandschen grond.
|
|