Punt- en kleine mengeldichten(1837)–S.M. Coninckx– Auteursrechtvrij Vorige Volgende XXXIV. Een pater prédikte te Loon Met zoo bewégelyken toon, Van 't laetsten óordeel en Gods tooren, En van de vreugd der uit-verkoren, Dat hy en jong en oud tot luid geween bewóog. Een boer alleen bléef koel, geen traen kwam in zyne oog. Een man die by hem stond vroeg hem: wel, dikke Joren, Hoe kont gy dit sermoon dus ongeroerd aenhooren, Terwyl een iedereen zoo weent, gelyk gy ziet? Ho! antwóordt hy, ik ben van dées parochie niet. Vorige Volgende